Rocket Recordings, 2020

In 2016 verscheen het titelloze debuut van de Engelse band Sex Swing. Niet alleen de onsmakelijke afbeelding op de verpakking baarde opzien, de repeterende noise-rock deed dat evenzeer en die smaakte wel lekker. Vier jaar later is Sex Swing terug met Type II, waarop opnieuw een werk van kunstenaar Alex Bunn de hoes siert, al is deze afbeelding niet zo weerzinwekkend als die op de hoes van het debuut. De muziek is verrukkelijk.

De vanuit Londen opererende band is een samenbundeling van Engelse underground-veteranen. Bassist Jason Stoll is lid van Mugstar en vormt met de leden van Dead Neanderthals het trio Twin Sister. Zanger Dan Chandler en drummer Stuart Bell waren eerder te vinden in Dethscalator en gitarist Jodie Cox heeft een connectie met Earth. Colin Webster is als vrije improv/freejazz-saxofonist in gezelschap van veel jazzmuzikanten te vinden en speelt in het Kodian Trio. Keyboardist Oliver Knowles vervolmaakt het sextet.

Elk van de muzikanten in de band heeft zijn sporen al verdiend, maar het mooie van Sex Swing is dat het er niet zoveel toe doet. Dit is geen gezelschap van bijeengebrachte ego’s, maar een collectief waarin de vaak overdonderende sound op de eerste plaats komt. Daarbinnen is zeker – en hoorbaar – plaats voor het individu, maar alleen passend binnen de strekking van de muziek.

Die muziek is met een woord te omschrijven als noiserock, maar daarmee is het plaatje niet helemaal compleet. De op zware riffs en grooves gebouwde muziek herbergt ook elementen uit krautrock, psychedelische rock en post-punk. Wat op Type II vooral opvalt is de jaren tachtig post-punk-invloed. In de harde sound van de band zijn vleugjes Public Image Ltd en Joy Division te ontdekken, om maar eens twee namen te noemen. Het geeft de muziek een donkere rand die goed bij de gedreven noiserock-sound past. Die sound is machtig en staat als een huis. Op gezette tijden wordt er nog een schep bovenop gedaan, waardoor de intensiteit een boost krijgt.

Leidraad in de muziek zijn vaak de repeterende baslijnen van Stoll, die op zich al opzwepend zijn, maar een flinke dosis geweld om zich heen te verduren krijgen van gitaar, synths en saxofoon. Opener ‘The Passover’ is gebouwd op zo’n baslijn. De monotone vocalen en de simpele gitaaraccenten zorgen voor het jaren tachtig post-punk-tintje. De muziek broeit en de stoot extra energie die wordt gegeven is doeltreffend. De geschifte keyboards van Knowles en de gierende sax van Webster zijn goed gedoseerd. De manier waarop laatstgenoemde aan het einde loos gaat, zorgt voor een extra dosis agressiviteit.

Luister naar de verslavende bas/gitaar-riff en de ronkende baritonsaxofoon in ‘Skimmington Ride’ en je weet: dit is ongenadig raak, zeker wanneer de sound naar het einde toe steeds voller wordt. De zang van Chandler past perfect en bevat niet de tragiek van een zichzelf overschreeuwende maniak, zoals maar al te vaak gebeurt in noiserockland, maar een verdwaasde toon die overigens wel degelijk op geestesziekte kan duiden, een effect dat wordt versterkt door de galm op de zang waardoor die een psychedelisch randje krijgt.

Aan het begin van ‘Valentine’s Day at the Gym’ klinkt Chandler als Nick Cave in de tijd dat die nog wild en verslaafd was. Spanning wordt gecreëerd door een enkele, zich herhalende noot van de baritonsax en de tomslagen van Bell. Het strakke ritme doet al snel het hoofd knikken en werkt hypnotiserend. De gitaar legt accenten en de synths hebben een vrije rol, maar binnen het geheel. Na na bijna vier minuten volgt een boost en daarna nog een en nog een, terwijl dat dwingende ritme maar doorgaat en doorgaat en doorgaat. Er is geen ontkomen aan.

‘Betting Shop’ is weer gebaseerd op zo’n repeterende baslijn. De synths vliegen om je oren terwijl Chandler met een sarcastische toon zijn woorden kracht bij zet. Opnieuw geldt: het gaat hier om zang, grenzend aan praatzang, en geen oeverloos geschreeuw. Accenten van gitaar en sax zijn de aanzet tot de instrumentale ontlading. Mooi is ook hoe herhalende woorden als instrument fungeren; ze worden zachter en zijn een stuwende factor in de tweede ontlading. Niets wordt twee keer exact hetzelfde gedaan.

De interactie tussen de muzikanten verraadt de ervaring maar de muziek wordt met zoveel gedrevenheid gebracht dat het net zo goed om een onstuimige nieuwe band zou kunnen gaan. Zelfs in het korte ‘Need Battery’ weet Sex Swing de intensiteit gestaag naar steeds grotere hoogte te stuwen. ‘La Riconada’ kent een dwingend ritme van drums, bas en sax, waar Bell fills aan toevoegt. De synths vliegen door het geraas heen en de gitaar mag meedoen. De zang zorgt voor de psychedelische inslag. Drieënhalve minuut is genoeg om het verpletterende werk te doen.

Maar dat is nog niets ten opzichte van het lange sluitstuk ‘Garden of Eden – 2000 AD’. Sex Swing geeft daarin een lesje in hoe je een stuk zodanig opbouwt dat de luisteraar totaal verbouwereerd achterblijft. De dreiging is vanaf de eerste tonen voelbaar en wordt langzaam maar zeker groter. De ingehouden spanning moet tot een immense ontlading komen. Het repeterende motief is nu van bas en gitaar. Het stuk krijgt na een paar minuten vaart. De bas stuwt, de sax dwarrelt er doorheen. De synths doen dat altijd al. Even valt het tempo stil en verkeert de band in hogere sferen. En daar is-ie: de bevrijding, een gigantische uitbarsting. Alle energie komt vrij in een totaal orgasme. Einde van een dijk van een plaat.

Type II bandcamp