Trost, 2020
Gitarist Tashi Dorji groeide op in Bhutan, maar hij woont al sinds 2000 in het in de Amerikaanse staat North Carolina gelegen stadje Asheville. Sinds 2009 heeft hij zijn muziek op verschillende labels en in verschillende samenstellingen uitgebracht. Hij werkte onder andere samen met Patrick Shiroishi, Michael Zerang, Mette Rasmussen, John Deiterich (Deerhoof), Dave Rempis en Aaron Turner (Sumac, Mamiffer). Dorji maakt deel uit van Manas en Kuzu.
De muzikale partner met wie Dorji het meest actief is, is de in Chicago, Illinois, residerende drummer Tyler Damon. Ook hij is te vinden in Manas en Kuzu en daarnaast werkte hij samen met onder meer Darin Gray, Daniel Carter, Muyassar Kurdi, Dave Rempis, Sam Weinberg, Henry Fraser, Gerrit Hatcher, Paul Giallorenzo en Andrew Scott Young. Verder drumt Damon regelmatig in Circuit Des Yeux en Thee Open Sex. Hij is ook actief als labelbaas (Yoke) en als radio-presentator (Melody Unasked For).
Samen met de Deense altsaxofoniste Mette Rasmussen maakten Dorji en Damon in 2017 het album To The Animal Kingdom, een album met krachtige, opwindende freejazz, uitgebracht door het in Oostenrijk gevestigde Trost Records. Op datzelfde label verscheen eind april het nieuwste duo-album van de gitarist en drummer, getiteld To Catch A Bird In A Net Of Wind. Tussendoor maakte Dorji nog een zeer geslaagd album met Rasmussen. Ook het duo Dorji-Damon weet op alle fronten te overtuigen.
Dat Dorji en Damon vaak samen spelen, is wel en niet af te horen aan de muziek op hun nieuwe lp. De twee voelen elkaar uitzonderlijk goed aan en in die zin komt de ervaring die ze als duo hebben goed naar voren. Hoe hoekig en ruig de muziek soms ook klinkt en waarmee de andere muzikant ook komt, steeds is er een adequaat, vaak opwindend antwoord van de respondent. Tegenover die ervaring staat dat de muziek van het tweetal nog altijd fris van de lever klinkt, met een gretigheid alsof het niet om de zoveelste samenwerking maar om een gloednieuw duo gaat. Er zijn geen grenzen, alles mag en de oren staan wijd open voor wat de ander doet.
To Catch A Bird In A Net Of Wind telt twee lange stukken, elk een plaatkant bestrijkend. Het titelstuk wordt door Damon met bellen geopend. Dorji heeft zijn versterker hoorbaar openstaan; zijn gitaar klinkt alsof die nog moet opwarmen. Die opwarmfase mondt uit in een repeterend ritme. De bellen overheersen, de gitaar tingelt mee. Het zijn de eerste aanzetten voor twintig minuten vrije improvisatie waarin beide muzikanten zich bedreven tonen in het vermijden van gemeenplaatsen en juist wel scoren op het gebied van originaliteit en drive. Het gitaargeluid van Dorji is niet dat van een doorsnee jazz- of rockgitarist. Het zit er ergens tussenin. Tel daar de lichte oosterse tic van Dorji’s spel bij op, en het mag duidelijk zijn dat de muzikant zijn eigen stijl heeft.
Damon is de ideale sparringpartner voor Dorji. Voor beiden geldt dat de dadendrang groot is. Damon benut zijn hele drumkit; de tom- en bekkenslagen zijn overal en vooral de sound van de toms is uitmuntend vastgelegd. Het spel is niet zo krachtig dat Dorji moeite moet doen om er bovenuit te komen, maar het is wel duidelijk aanwezig. De muzikanten lijken geen moeite te hoeven doen om ruimte te nemen of te geven; het voordeel van het spelen in duoverband is dat er niet veel muzikanten zijn om in de weg te zitten. Zodra een van de twee overgaat op een nieuwe fase, vaak omdat de intensiteit wordt getemperd of juist wordt aangewakkerd, gaat de ander direct mee.
Mooi is hoe Dorji spel op de dikste snaren combineert met spel achter de kam, waardoor het lijkt alsof je twee gitaren hoort. Er zullen wel wat effecten aan te pas komen, maar de gitarist doet beslist geen trukendoos open. Het is het pure spontane spel op gitaar dat er toe doet. Voor Damon geldt ook dat hij geen grote hoeveelheid percussie-instrumenten nodig heeft om tot zijn veelzijdige spel te komen.
Waar ‘To Catch A Bird In A Net Of Wind’ nog enigszins ingehouden begint, start ‘Upon The Rim Of The Well’ krachtiger. Dorji probeert de opening van Damon te ontregelen en hij begint daartoe met een paar flinke dissonanten gevolgd door heerlijk grenzeloos rauw en tegendraads spel. Bijzonder fraai zijn de gedeelten waarin de twee muzikanten met volle intensiteit spelen. Het geluid is dan noisy, maar het ontaardt nooit in een kakofonie. Juist het dicht tegen chaos aanzittende spel is een van de sterke troeven van het duo.
Dat wil niet zeggen dat Dorji en Damon je als luisteraar geen ademruimte geven. Zij spelen ook een spel van aantrekken en loslaten en de luide en intense passages worden afgewisseld met rustiger momenten, waarin overigens evenveel bevlogenheid aan de dag wordt gelegd. Er zijn hoorbaar twee individuen in de weer, maar met dezelfde muzikale geest. Dat levert een muzikale interactie op die kan schuren en wringen, die weerbarstig en hoekig kan klinken, en die tegelijkertijd een muzikale souplesse laat horen die niet ten koste gaat van de ruwe schoonheid. Een klasseplaat van een uitzonderlijk duo.