God Unknown, 2020
De muzikale output van het Nijmeegse Dead Neanderthals begint indrukwekkende vormen aan te nemen. Dat betreft de muzikale inhoud, al is de productie ook kwantitatief aan de hoge kant doordat elk jaar wel een paar uitgaven het licht ziet. Het duo houdt niet van herhalingsoefeningen en elke nieuwe uitgave kan dan ook behoorlijk verschillen van de vorige. Meer en minder extreme jazzexercities als Prime en Worship The Sun worden bijvoorbeeld afgewisseld met (dark) ambient/drone-platen als Endless Voids en Craters. En die verschillen onderling ook weer behoorlijk van elkaar.
Niet alles wat Otto Kokke en René Aquarius uitbrengen geschiedt onder de naam Dead Neanderthals. Zo werkte het tweetal samen met Dirk Serries en Martina Verhoeven onder de naam Fantoom, met Vincent Koreman (Drvg Cvltvre) onder de naam Krishna en met Rutger Zuydervelt (Machinefabriek) onder de naam DNMF, al is die laatste natuurlijk gewoon een afkorting van Dead Neanderthals en Machinefabriek.
Ook het nieuwe album draagt niet de naam Dead Neanderthals maar wordt als Twin Sister uitgebracht. Daarmee wordt benadrukt dat de samenwerking met Jason Stoll, want daar gaat het hier om, niet betekent dat Stoll als een tijdelijke muzikant met Dead Neanderthals optreedt maar dat het om een trio gaat waarin ieders inbreng van gelijk en doorslaggevend belang is. Bassist Stoll is ook niet de eerste de beste. Hij is lid van Mugstar en Sex Swing (waarvan op korte termijn een nieuw album verschijnt) en hij runt het Engelse platenlabel God Unknown Records, waar Twin Sister ook verschenen is.
Wat brengt Twin Sister? Je zou het kunnen omschrijven als trage, zware dronerock, maar ach, wat doet een etiket dat je erop plakt ertoe? Belangrijker is dat het ongenadig raak is. In langzaam tempo wordt een stevige muur van geluid opgetrokken met drums, bas en keyboards. Inderdaad, geen saxofoon deze keer, Kokke’s bijdrage bestaat uit het optrekken van heavy drones uit toetseninstrumenten. En die drones liegen er niet om.
Twin Sister is onderverdeeld in vijf losse tracks, en daar zit ook wel wat variatie in, maar wie de plaat bij het begin opzet kan niet anders dan doorluisteren tot het bittere eind. Dead Neanderthals hebben vaker een verslavende drone neergelegd, maar dit lijkt wel een overtreffende trap. De geluidsmuur valt als een zware deken over je heen en er is geen ontkomen aan.
‘Light’ valt direct met de deur in huis. Geen voorzichtig intro, maar direct harde klappen op de drums, een monotone en zware baslijn en daarbovenop de snoeiharde synths die het ritme van de repeterende slagen van de drums volgen. Enige variatie komt van de fills van Aquarius, maar verder is het monotonie wat de klok slaat. Pas op het einde komt de verandering, maar dat is direct de opmaat voor ‘Husk’. Dan blijkt dat de titel voor ‘Light’ goed gekozen is, want er wordt een flinke schep bovenop gedaan. Niet in tempo, want het blijft een logge bedoening, maar wel in zwaarte. Stoll speelt een repeterende basriff en vormt daarmee de basis waarop Kokke zijn geluiden bouwt. De riff is machtig en de drone is hoger dan in het voorgaande stuk. Aquarius is de onverstoorbare motor: in een strak tempo komen zijn mokerslagen hard aan. Rond de derde minuut volgt een modulatie, met als gevolg dat de toch al niet misselijke intensiteit een boost krijgt.
‘Drought’ begint nog een fractie langzamer, in funeral doom tempo, waarbij de bekkenslagen van Aquarius leidend zijn, de bas lang doorronkt en de gestapelde synthlagen de dichtheid van het geluid bepalen. Vanaf de derde minuut wordt enkele keren de toonhoogte naar beneden en naar boven bijgesteld. Echte verandering van geluid treedt pas op na de zevende minuut, als een verrassing, op een moment dat je allang en volledig in de drone bent verdwenen.
Rustpuntjes zijn op Twin Sister alleen te vinden in de overgangen tussen de nummers. Verder heeft het trio je steeds beet om niet meer los te laten. In ‘Drab’ wordt een drietonig motief neergelegd, uiteraard in een traag tempo. Zodra het motief wordt losgelaten rest nog slechts een zware drone, ondersteund door de slagen van Aquarius. Daarna wordt het motief in ere hersteld, maar er duiken nu ook andere geluiden op.
En denk je alles qua intensiteit wel te hebben gehad, dan volgt nog slotstuk ‘Ashes’, met meer dan tien minuten speeltijd het langste stuk op de plaat. Er zit wat meer beweging in met name de drums en het tempo ligt een fractie hoger dan in de andere stukken, maar het blijft een slepende beweging. Zware klanken gaan vergezeld door een wat hoger, tweetonig motief dat zich al repeterend een weg in je hoofd beitelt. Na circa vierenhalve minuut wordt gemoduleerd en wijzigt het hoge motief, alles in dienst van het nog verder laten toenemen van de hevigheid.
Maar wat is dat? Na minuut zes verandert het stuk ineens. Bas en drums vallen weg en er resteert slechts een drone. Die krijgt echter al snel weer gezelschap van bas en drums, waarbij het tempo nu toch echt serieus wordt opgeschroefd. De drieëndertig voorgaande minuten van het album lijken te culmineren in het strak repeterende slot. Opvallend is dat wordt geëindigd met een fade-out.
Oeh, even bijkomen. Opduvel heeft nekpijn en nog nooit zo traag staan headbangen. Wat een moddervette en indringende plaat is dit. Onweerstaanbaar.