Suicide, 2020

Demonic Death Judge is een uit het zuiden van Finland afkomstig viertal dat sinds begin 2009 aan het platenfront actief is. Drie jaar na het vorige album Seaweed is de band toe aan zijn zesde album, getiteld The Trail.

De Finnen maken zware sludge- en stoner metal, al is dat niet het hele verhaal. Demonic Death Judge onderscheidt zich van de heavy concurrentie door genre-vreemde elementen in zijn muziek te verwerken en door een gestage ontwikkeling door te maken. Geen enkele plaat van het kwartet betreft een herhalingsoefening.

Op het nieuwe album valt direct de wat lichtere productie op. De sound van de band ademt meer. De killerriffs zijn er nog wel, maar de ontwikkeling die op de vorige platen werd ingezet, wordt doorgezet. Dat betekent iets minder logge gevaartes en meer oog voor makkelijker in het gehoor liggende songstructuren. De ontwikkeling gaat niet met grote stappen, maar wel steeds ver genoeg om elke nieuwe plaat zich te laten onderscheiden van de voorganger. En waar een album in het verleden nog wel eens topzwaar wilde worden, zoals het (overigens uitstekende) The Descent, wordt die valkuil tegenwoordig vermeden, mede door het inbrengen van sfeervolle elementen.

Over het geheel genomen heeft de vuiligheid in de muziek nu wel meer ruimte moeten maken voor een sound die meer stoner klinkt dan voorheen. Maar Demonic Death Judge zou Demonic Death Judge niet zijn als die conclusie te kort door te bocht is, want het Finse gezelschap houdt er van om zijn muziek te kruiden met genrevreemde elementen. En precies dat maakt de muziek van deze band zoveel beter te pruimen dan die van veel van zijn genregenoten.

Overigens zijn de verschillende elementen op The Trail nog dieper in de sound verankerd dan op de voorganger, al duiken her en der passages op die duidelijk laten horen dat de band ook buiten de genrehokjes kijkt. Het nieuwe album kan op het eerste gehoor wat eenvormig klinken, zeker in de eerste paar songs, maar het is hier de schijn die bedriegt. Elke song heeft zijn onderscheidende kenmerken, waarbij de Finnen steeds een duidelijk doel voor ogen hebben, ook als schijnbaar van de uitgestippelde koers wordt afgeweken.

Er is ruimte voor experiment, vooral in de tweede helft van het album. Dat is een overeenkomst met Seaweed en het is een welkome. Het is onder andere goed te horen in het afwisselende ‘Flood’ (inclusief akoestische gitaar, een synth-gitaar en een ouderwetse gitaarsolo), het sterk afwijkende, als een intermezzo fungerende en met een galmende sax verrijkte ‘Fountain of Acid’ en het akoestische ‘Cougar Charmer (reprise)’. Dat laatste stuk fungeert als relatief rustpunt voordat ‘The Trail’ losbarst met een geweldige riff en Demonic Death Judge een negen minuten durende gevarieerde trip begint, waarin de groep bewijst alles op zijn weg plat te kunnen walsen maar ook oog en oor te hebben voor het scheppen van sfeer, waardoor het stuk omslaat naar post-rock. Het is geen geforceerde omslag, het klinkt volstrekt natuurlijk. Knap werk.

Opvallend is de Amerikaanse inslag in de akoestische opener ‘Cougar Charmer’ en ‘Filthy as Charged’. Alsof Demonic Death Judge uit het zuiden van de Verenigde Staten komt in plaats van uit Finland. De ietwat lome groove is weldadig en de bassound indrukwekkend. Dat laatste geldt voor het hele album. Mooi is ook de over de logge groove en door de zang heen zwevende gitaar in de coupletten van ‘Hardship’. Iets zwaarder aangezet is ‘Elevation’, maar met oog voor melodie in de vette riffs. Het aangebrachte rustpunt is goed getimed en past in de song. En op het eind, op een moment dat je zou kunnen denken ‘nou weet ik het wel’, volgt een tempoversnelling.

De zang is weinig afwisselend of verrassend, maar past goed bij de sound van de band. Toch ligt de kracht van de band in het instrumentale. ‘Shapeshifting Serpents’ kent wat doomy elementen en een voorzichtige afslag richting post-rock, een op de voorganger beproefd recept dat ook hier werkt. Het is de opmaat voor de reeds gememoreerde, wat breder uitwaaierende tweede helft van het album, dat wordt afgesloten met het vet groovende ‘We Have to Kill’, dat een verrassing in petto heeft in de vorm van een folk/blues tussenstuk inclusief mondharmonica en koortje.

Alles bij elkaar genomen maakt The Trail een net iets minder verpletterende indruk dan Seaweed, maar het is een groeiplaatje, dus wie weet kruipt de waardering gaandeweg nog richting de weergaloze voorganger.

The Trail bandcamp