In gesprek met Rutger van Driel en Stef Brans
De Utrechtse impro/noiseband (bij gebrek aan een betere term) Lärmschutz bestaat sinds 2013. Sinds die tijd heeft de band, waarvan bassist/trombonist Rutger van Driel en gitarist Stef Brans de harde kern vormen, een stortvloed aan releases uitgebracht, voor een groot deel op cassette. De muziek van de Utrechters is altijd geïmproviseerd en gebaseerd op originele ideeën, die niet per se uit een muzikale hoek hoeven te komen. Dit jaar brengt de band elke maand een split-tape uit, met op de A-kant muziek van een bewonderde of gelijkgestemde act, terwijl Lärmschutz de B-kant vult met improvisaties die zijn gebaseerd op de muziek die de act die de A-kant vult heeft ingebracht. Tijd om Van Driel en Brans het woord te geven over hun project en passie. Dat doen zij vanuit thuishonk dB’s.
Die ene idioot die reageert
Van Driel: “Als we in 2013 zijn opgericht, zijn we aan het eind van die zomer voor het eerst gaan spelen.” Brans: “In zomer zijn we jarig maar we weten nooit zeker hoe oud we zijn. We hebben onze jubilea wel gevierd. Katoen hebben we gehad, Fruit ook, en ook Hout en Blik (Wood & Tin). Dit jaar hebben we niks”
Van Driel: “Wij kenden elkaar niet. Ik was gefrustreerd met bandjes waar ik in speelde met andere mensen, waar ik de muziek nooit helemaal zo gesaboteerd kreeg als ik wilde. Ik zette een online advertentie met allemaal cryptische, afstotende omschrijvingen. Ik dacht: voor die ene idioot die reageert. Die kwam voorbij en nu zitten we hier. De eerste keer dat we elkaar ontmoetten was ook hier. We hebben heel weinig gepraat. Het was: biertje, inpluggen en drie uur rousen.
We hadden namen opgeworpen als inspiratiebronnen. Sonic Youth, John Zorn, Mike Patton-projecten en aan die acts gelieerde namen. Ook dingen die bij het Italiaanse Zu horen en alles van het Tzadik-label, behalve de Joods-klassieke dingen.” Brans: “En Japanse noise.” Van Driel: “Ik was meer op zoek naar een muzikant die op dezelfde manier naar muziek keek en op dezelfde manier erover dacht, dan dat ik het idee had: ik wil een band die precies die kant op gaat. Brans: “Ik had ook geen filosofie. Improviseren was het belangrijkste. Ik had geen behoefte om het dicht te timmeren. Noise, lawaai, is ook belangrijk bij ons. Het mag hard, maar zonder dat mensen denken dat het metal moet zijn.” Van Driel: “Je moet kunnen genieten van feedback.
Ik ben begonnen op bas. We waren een gitaar- en basduo in het begin, met opgenomen beats.” Brans: “We hadden cassettebandjes, daarop hadden we een paar beatjes opgenomen, die zetten we aan op de PA.” Van Driel: “Die trombone is er geleidelijk in gekomen. Het gaf een meer eigen geluid en het bleek dat je daar ook met effecten heel veel mee kan doen. Toen schoof ik de bas steeds verder opzij. Nu gebruik ik die af en toe weer. Het is afhankelijk van de muziek. Het is geen vooropgezet plan.” Brans: “Hij zei: ik denk dat ik meer trombone ga spelen. Ik had geen inspraak, maar vond het wel een tof idee. Het ging geleidelijk. Op het podium vinden mensen dat wel mooi.” Van Driel: “Ik heb ook geen inspraak over wat hij met zijn gitaar doet. Het is fijn hoe wij werken. Het past altijd bij elkaar, zonder praten, vergaderen, nadenken. Het valt altijd op zijn plek.”
Flexibele schil
Behalve Van Driel en Brans, is ook Thanos Fotiadis (drums, elektronica) vaak op uitgaven van Lärmschutz te horen. Brans: “Thanos is wel een solide bandlid. Hij is eigenlijk klassiek pianist. Hij wilde graag drummen in een bandje. Wij zeiden dat kan wel bij ons. Een piano heeft ook twee pedalen en je hebt ook je twee handen nodig. Hij is nu heel erg in de modulaire synths gedoken. Dat is ook minder gewicht dan een drumstel. Thanos staat op de bandfoto. Hij hoort er wel echt bij, maar we doen ook dingen zonder hem. We hebben het nooit echt gedefinieerd.” Van Driel: “Er zijn ook dingen zonder Stef. Ik heb ook met Thanos alleen opgetreden.” Brans: “We hebben ook allebei solo opgetreden als Lärmschutz, maar als een van ons twee afvalt, is er geen Lärmschutz meer. Dat zijn wij, met een schil eromheen van mensen die vaker of minder vaak meedoen.”
Van Driel: “Het is afhankelijk wat we gaan doen. Op de drone-split met The Howl Ensemble spelen wij met Ab Bol (op contrabas, red.). De muziek vroeg daarom.” Brans: “We willen het tempo erin houden. Als Thanos een keer niet kan, doen we het zonder hem. Bij ons vindt niemand het erg dat een ander er niet is.”
Van Driel: “Als we met z’n tweeën zijn, dan is het vaak echt chaos. Met een ander erbij is er nog wel eens een remmende factor. Wij laten juist zoveel mogelijk toe en gaan harder. Vanavond gaan we ook opnemen en dan gaan we redelijk de trance-jazz kant op. Dan gaat het voor ons doen rustig aan, niet te hard.” Brans: “En dan komt het tweede kwartier.”
Nooit het kruit verschieten
Brans: “We zijn opgehouden met repeteren. We hebben met verschillende drummers gespeeld. De eerste ging weg, of wilde niet meer. Vlak daarna hadden we een optreden in Groningen. Met de drummer die daar mee ging doen hadden we nog nooit gespeeld. Hij wilde eerst repeteren. Wij zijn op donderdagavond gegaan, het optreden was de dag erna. In onze beleving hebben we die donderdag fantastisch gespeeld. Het optreden daarna was – voorzichtig gezegd – niet ons beste. Ik had het gevoel: we hebben ons kruit verschoten. In de repetitie gingen we verrassen, tijdens het optreden deden we een trucje. Niet meer doen dus, niet het kruit verschieten.”
Van Driel: “In het begin moesten we eerst aan elkaar wennen. Dan repeteer je, eens in de vier of vijf weken kom je bij elkaar. Nu kennen elkaar goed genoeg en ook Ab, Thanos of Jan (van Wessel, red.) kunnen zo meedoen. Wij willen bij voorkeur niet repeteren. Na de vakantie, op 7 september, spelen we hier in dB’s samen met Eugene Chadbourne. Wij doen een hele akoestische set, met contrabas, viool en piano. Er komt een extra violiste meedoen, Violet Spelonk. Die wil wel een keer oefenen.” Brans: “Dan oefenen we voor het eerst sinds een jaar.”
Van Driel: “We spreken wel altijd ongeveer een tijd af, zeker met die splittapes, dan passen we ons aan aan de tijd van de ander. Soms passen we ook de manier van opnemen aan. Aantrekkelijk Zwaktebod nam tien minuten op en koos daarvan vijf minuten. Dat hebben wij toen ook gedaan; fade in, fade out. Als we een eigen tape doen, houden we rekening met de lengte per kant.”

Een idee achter elke improvisatie
Brans: “Er zit altijd een idee achter een improvisatie, het is een conceptueel iets. Soms bespreken we dat van tevoren, soms niet. Ieder mag het interpreteren hoe hij dat wil. Of we het bespreken is ook afhankelijk van wie meespeelt; sommigen willen het graag bespreken. Thanos, bijvoorbeeld, wil wel iets van een richting weten, ook qua instrumenten.” Van Driel: “Het is leuk om zo te werken, anders ga je snel hetzelfde doen wat je altijd doet.” Brans: “Muzikaal spreken we er niets over af. We weten wel waar de ander hard gaat, maar hoe het achteraf gaat uitpakken, weten we nooit. We hebben alleen een idee van tevoren.”
Een opvallend project van Lärmschutz is de Tafelmusik-serie. De beide heren geven uitleg. Van Driel: “In oude klassieke muziek hield de bassist het lijntje aan. Die basso continu, zoals dat heet, loopt de hele tijd door. Die bas pakken wij als basis. De rest kan er overheen improviseren. Bij elke nieuwe release regelen we muzikanten: een keer blazers, een keer met de nadruk op strijkers, een keer een zangeres, of toetsen. Op basis daarvan zoeken we stukken uit. We kunnen kiezen. Het kan twee of tien maten zijn, maar die ene muzikant speelt dat stuk zoals het op papier staat.” Brans: “Alleen die mag dat bekijken. Het hoeft niet door de bas te worden gespeeld, het kan zijn dat de trompet die baspartij moet spelen, in een andere octaaf. De rest moet daar dan iets mee gaan doen. Vandaar dat het niet als klassieke muziek klinkt. Toch is het anders dan wat we normaal doen, ook door de inbreng van andere muzikanten. Andere muzikanten erbij vragen blijven we sowieso een leuk ding vinden.”
Van Driel: “Op onze Re:Review-tape hebben we geïmproviseerd op muziekrecensies. Daar hebben we nu een vervolg op gemaakt: Re:Read, gebaseerd op boekrecensies. We deden ook requiems met een operazanger. De zanger zingt dan de requiems en wij zijn daaronder in de juiste toonsoort lawaai aan het maken. Het heeft niets te maken met de muziek van de componist. Wel met wat hij vindt.” Brans: “Ik was in de veronderstelling dat het by far het meest toegankelijke was wat we gedaan hadden. Het was niet zo heel hard.” Van Driel: “Je gaat de klassieke wereld in. De muziek van ons daaronder heeft daar weinig mee te maken. Dat vinden mensen moeilijk.” Brans: “Het heeft lang geduurd voordat we een zanger hadden gevonden die het leuk vond. Sietse Ringers deed het fantastisch. Hij had het ook nooit gedaan. Er was een avond bier voor nodig om hem zover te krijgen.
Wij nemen zo ontzettend veel op, het is veel te leuk om te spelen. Als we het toch hebben opgenomen, laten we het ook uitbrengen.” Van Driel: “Meestal nemen we drie of vier tracks op. Vanavond gaat het om een split van een half uur. We nemen drie stukken op, een van de drie wordt het. We kennen elkaar goed genoeg, er is er een die goed genoeg is.” Brans: “We doen steeds meer onetakers. We proberen het dan niet een tweede keer omdat we weten dat het gaaf is.” Van Driel: “Of we maken daarna stukken voor compilaties. Er is altijd wel een plek te vinden.” Brans: “We zijn niet minder kritisch geworden, maar we hebben meer samen gespeeld. We deden meerdere takes vroeger. Tegenwoordig is het gewoon tof. Het klinkt niet bescheiden, maar het is hele gave muziek.
Van Rutger krijg ik de opnames. Voor de vorm vraagt hij dan wat ik ervan vind, maar hij heeft het dan al gemastered.” Van Driel: “We zijn het altijd wel eens. We hebben er eentje gehad, daar was wat discussie over. De kinderliedjes. Thanos en ik vonden die wel leuk, jij minder.” Brans: “Dat vind ik nog steeds de minste van vorig jaar. Daar heb ik me laten ompraten. Dat is de enige keer.”
Overdubs en Sgt. Pepper-pakjes
Brans: We doen geen overdubs. Nooit gedaan. Hoewel: ik heb een keer een track uit Ierland gestuurd, toen ik daar verbleef. Ik was een paar maanden op reis.” Van Driel: “Thanos en ik hadden drie stukken opgenomen, daarvan hebben we er eentje uitgekozen voor een split met Aidan Baker. De andere heb ik naar Stef gestuurd: doe jij daar maar wat mee.” Brans: “Ik woonde in Ierland in een huisje met een recorder. Ik heb zo hard mogelijk op viool gespeeld. Het is een compilatietrack geworden. Verder hebben we nooit dingen gecombineerd. Behalve die Beatles-track waar we nog op wachten.”
Van Driel: “We hebben ooit met z’n tweeën samen met dichter Niels Terhalle op een Beatles tribute-avond gespeeld. Daar zagen we allemaal Paul- en John-lookalikes en Sgt. Pepper-pakjes. We hadden Nederlandstalige interpretaties van Beatles-liedjes gemaakt. Ik zette keiharde noisedingen eronder, al zaten er wel herkenbare dingen in, en Stef had een Come Together-riffje. De zaal was binnen no time leeg. Ze wilden allemaal ‘Obladi Oblada’ en zo horen. Maar sommigen zeiden: als John Lennon nog zou leven, zou die het wel tof vinden.” Brans: “Ik heb nog een gitaarpartij er overheen gespeeld. Ik heb het thuis aangezet zonder van tevoren te luisteren en ben mee gaan improviseren, met het idee dat Niels nog een gedicht zou doen. Dat is nog niet gebeurd. Als dat ooit uitkomt, is dat technisch gezien een overdub. Maar ik denk dat het niet gaat gebeuren.”
GPS, Rejected Soundtracks en omgevingsgeluiden
Van Driel: “Er liggen nog zoveel ideeën.” Brans: “Zoals die GPS-routes. We hebben dan een cameraatje op de vooruit van de auto geplakt om te filmen hoe we rijden. Het geluid van Google Maps hebben we opgenomen. Het opgenomen geluid en de video zetten we onder elkaar en wat we dan afspelen, is de leidraad voor de improvisatie. Als je 120 km per uur mag, kun daar iets mee doen. Remmen, gasgeven, stilstaan voor het stoplicht, het moet allemaal muzikaal iets doen. Het zijn een paar routes van Utrecht naar andere plekken. Dat noemen we de Lärmschutz GPS-series.”
Van Driel: “We hebben ooit een soundtrack geprobeerd te maken.” Lachend: “Dat ging heel goed.” Brans: “Alleen de filmmaker vond het niet zo.” Van Driel: “Ze had niet eens geluisterd, maar zocht via Facebook een band die muziek bij haar film wilde maken. De film ging over graffiti en een plek voor kunstenaars die street art maken. We hebben contact met haar opgenomen. Uiteindelijk hebben we twee takes gedaan. Die hebben we opgestuurd. Kregen we te horen: ja tof, maar eigenlijk is het veel te veel. Ze wilde alleen pratende mensen en heel weinig muziek. Dan moet je niet bij ons zijn, wij zijn geen koningen van het minimalisme.” Brans: “Dat werd dus de uitgave Rejected Soundtracks vol. 1. Daardoor kregen wij het idee om ongevraagd soundtracks te maken en die naar de regisseurs te sturen en het afwijzingsbericht af te wachten en te gebruiken. Die van haar hebben we als liner notes gebruikt. Het plan is om dat dan steeds te doen.”
Van Driel: “We willen ook nog iets doen met omgevingsgeluiden. Als hier bands aan het repeteren zijn, een half uur door de gang lopen en opnemen. De oefenruimtes bij dB’s zijn niet geluiddicht. De muziek die je op de gang hoort klinkt weggemoffeld en verstopt. Om die ganggeluiden heen willen we geluid gaan maken. Concepten, ideeën en vrijheid, dat is waar het om draait. Het is fijn dat bijna elk idee ook uitgevoerd wordt. Mislukte foto’s, kleurcodes, zwartwit tijdschriften, zijn nog een paar ideeën die in ons hoofd zitten. Ik heb een stukje geschreven over hoe je een html kleurcode kunt omzetten in muziek.”
Brans: “Dat hebben we gedaan. Rutger begon bij wit, ik bij zwart, langzaam zijn we met kleurcodes naar elkaar toe gaan spelen. In het midden is het complete chaos. Dat is verschenen in Real Mag. We hebben ook geïmproviseerd op het getal pi. Die cassette-release heet P-ter. Mijn vader heet Pieter. Er is ook nog Sleepcycles. We hebben slaapritmes van Rutger en van mij via een app gemeten. Op basis van een grafiekje hebben we tracks gemaakt. Die van Rutger zijn gevarieerd in dynamiek en die van mij in tempo”

Pragmatisme en natte dromen
Van Driel: “Die split-tapes zijn ontstaan vanwege Terbeschikkingstelling. Een vriend van me uit Groningen is daar trombonist. We hadden samen een optreden en toen dachten we: dan is het leuk een tapeje te maken met zijn tweeën. We zitten allebei in de geïmproviseerde noise met trombone. Daar hebben we het ‘nul’-nummer van gemaakt. Dat was zo leuk om te doen” Brans: “We hadden dat jaar een x aantal tapes uitgebracht. We dachten we gaan ons iets ten doel stellen, iets absurds. Zo kwamen we op het idee om elke maand een split-tape te maken met andere muzikanten.
We hebben eerst een wensenlijstje gemaakt. Het werd een combinatie van pragmatisme en muzikanten waarvan het onze natte droom is om er iets mee uit te brengen. Eugene Chadbourne stond op lijst, die wilde dat wel doen voor en paar kilo Dutch cheese. Anderen waren muzikanten die we toevallig kenden, zoals Aantrekkelijk Zwaktebod. De oude drummer van ons is daar gitarist.”
Van Driel: “Colin Webster en Dirk Serries brengen ook veel dingen uit, het past in hun manier van werken en denkhouding.” Brans: “We zijn ook gaan kijken naar instrumenten. We hadden Serries en Chadbourne, dan doen we dus voorlopig geen gitaristen meer. Het idee is wel om ons weer iets anders te laten spelen. De muzikanten hebben trouwens een vrijbrief, zij mogen doen wat ze willen. De enige restrictie is de tijd, tussen twintig en dertig minuten.
Als de andere act de muziek heeft aangeleverd, gaan wij luisteren en met die muziek gaan we opnemen. We hebben het er niet over. Van Driel: “Alleen over wie we erbij halen: Thanos wel of niet, of dat het akoestisch wordt of elektrisch. Als we het eens zijn gaan we gewoon opnemen. Soms moeten we nog wel de werkmanier afspreken of de tijden. Balagan, bijvoorbeeld, deed steeds stukken van vijf minuten met steeds een ander instrument, dus wij ook.” Brans: “We doen niet te moeilijk. Als het eindresultaat tof is en de vergelijking is wat cryptisch, so be it. Als we zelf maar worden uitgedaagd. Neem de split met Aantrekkelijk Zwaktebod: een knappe kop die de vergelijking er een op een uithaalt. Het zit meer in het werkproces.”
Van Driel: “Er zit ook vaker een elektronische beat in dan in andere opnames.” Brans: “Dat is niet mijn schuld, haha. Vooral Thanos vindt dat heel leuk, al is hij bij ons begonnen als drummer.” Van Driel: “Stef doet bijna geen elektronica. Ik heb wel van alles voor mijn neus. Het komt voor dat ik mijn trombone heb meegenomen maar alleen op pedaaltjes heb lopen duwen en aan knopjes heb lopen draaien.” Brans: “Ik doe dat bijna niet. Elektronica tegen elkaar laten opboksen is wel leuk, maar je hoort het verschil wel. We zijn steeds meer op elkaar afgestemd. Ik ben steeds meer ijzerwerk mee gaan nemen.”
Van Driel: “Het is ook afhankelijk van wat je wilt. De split-tape met Harsh Noise Movement, dat is van zijn kant echt alleen maar harsh noise, en wij beslissen dan om dat ook te doen, maar het kan ook tegenovergesteld.” Brans: “Niels Achtereekte heeft samples en keyboards meegenomen en bewust noise gemaakt.” Van Driel: “Er zit in gedeelten veel elektronica en in andere stukken af en toe wat elektronica. Het gitaarspel is ook anders. We zijn minder harsh noise dan hem.” Brans: “Puur omdat we instrumenten gebruiken, gitaar en trombone, is het bij ons per definitie iets meer dan harsh noise. Tegelijkertijd is onze geïmproviseerde muziek te noisy om freejazz te noemen. We vallen er een beetje tussenin. Je kunt wel in beide hoeken terecht. We hebben zelf de grootste moeite om onze muziek te omschrijven.
De rest van het jaar is ingevuld. In augustus komt de split met Chadbourne. September was nog even de vraag, maar uiteindelijk komt er een met Rudy Trouvé. In oktober volgt een split met Alex Maerbach. Hij maakt echt radicaal andere muziek. Helemaal akoestisch. In november volgt een split met Mauro Pawlowski. We wilden graag Joey Baron, maar dat was wishful thinking.” Van Driel: “Trevor Dunn heeft ja gezegd. Dat wordt de uitsmijter.”
Standje averechts
De muziek van Lärmschutz is niet voor iedereen, en daarvan zijn de bandleden zich terdege bewust. Een beetje provoceren kan nooit kwaad en over hun live-belevenissen kunnen Van Driel en Brans smakelijk vertellen.
Van Driel: “Het mooiste was een opening van een expositie in Zeist, in een oud brandweergebouw. Zeven jonge kunstenaars hadden ons gevraagd of wij wilden spelen tijdens de opening. Er waren meer dan honderd mensen, bijna allemaal met een rood wijntje in de hand. Wij deden het Lärmschutz-stijl, met acht tot tien versterkers. We hadden zeven kunstwerken gezien op basis waarvan we hebben geïmproviseerd. Snoeihard. Binnen vijf minuten stond er nog één fanatieke toehoorder. De rest was weg.”
Brans: “Soms kan het ook verrassend uitpakken. We spelen ook wel eens in een huiskamer. Zo ook en keer samen met Niels Terhalle, de dichter. Er waren mensen die wegliepen, prima. Maar er was ook een gepensioneerd stel, die vonden het geweldig, die gingen allemaal tapes kopen. Het is altijd leuk als je iets nieuws kunt laten horen.” Van Driel: “Met die dichter is het altijd moeilijk voor mensen. Ik herinner me ook het motortreffen in de buurt van Amersfoort. Leusden of zo. Het was een festival met allemaal bluesmannen. Niels kent veel mensen. Dan verwachten ze leuke liedjes en gedichtjes. Neemt hij ons mee. En zien wij het publiek, dan gaan wij niet pleasen, dan gaan wij juist er tegenaan, in standje averechts.”
Brans: “In een café in Utrecht deden we een setje. We moesten aan het eind van de avond spelen, het mocht niet meer versterkt worden vanwege overlast voor de buren.” Van Driel: “Ze vroegen: spelen jullie akoestisch? Dan kan het aan het eind van de avond.” Brans: “Ja, maar dat deden wij wel snoeihard. Ik gebruikte mijn dikste munt als plectrum, de trombone ging natuurlijk ook hard. De dichter gebruikte een grote megafoon. We hebben maar een kwartier gespeeld. Na paar minuten al kwam de uitbater naar voren. Rutger stond op dat moment op een kruk naar de bovenburen te blazen. Hij werd daar vanaf gehaald. De uitbater kon er later wel om lachen.” Van Driel: “Toen hebben we ontdekt dat akoestisch spelen ook heel leuk kan zijn. Er speelden van tevoren allemaal singer-songwriters met gevoelige liedjes. Die zaten met open mond naar ons te kijken. De stamgasten die de jaren zestig meegemaakt hebben, kregen bij ons flashbacks naar de freejazz van toen.”

Brans: “Vorige week in Amsterdam zie ik hem met de trombone de bar in rennen en mensen naar de zaal jagen. Ik dacht: dan zet ik een noise-riedel klaar.” Van Driel: “Waardoor ze weer omdraaiden en terug naar de bar gingen. We hebben het wel zelf leuk gehad.” Brans: “Er gebeurt altijd wel iets onverwachts.
We hebben steeds minder moeite om optredens te krijgen. Spelen maakt dat je kunt spelen. Iemand ziet je en zegt: ik boek ook een avond. Zo speelden we in Den Haag, die programmeur programmeerde ook voor de Houtnacht in Haarlem, en dus stonden we ook daar.” Van Driel: “Het gaat niet vanzelf. We moeten wel zoeken.” Brans: “Wij zijn een kostenpost voor zalen. We komen al snel bij die gekke programmeur die een potje kan breken bij de baas, die het gaaf vindt dit te programmeren en eens in de zoveel tijd mag doen wat hij wil omdat de andere avonden nineties-avonden zijn. Dat levert wel geld op.
Gek genoeg wordt het juist in Utrecht minder. Wij zijn een lokale band, maar ook als ik kijk naar andere impro-bands die in Utrecht worden geboekt, daar komt geen hond op af. Het is een moeilijke stad voor onze muziek. Podia zijn er wel maar ad hoc. Afbraaktenten, niet met een website, je moet maar net iemand kennen. Vaak ontvangen we bij optredens alleen de reiskosten of helemaal niets, maar vinden we de mensen leuk dan komen we.”
Labels
Van Driel: “We kiezen bewust voor verschillende labels. Zeker toen we het eigen label nog niet hadden. Dan ga je zoeken: wie krijg je zo gek om het uit te brengen? Requiems, met die operazanger, dat was een tour de force om daarvoor een label te vinden. Dit jaar doen we de splittapes op ons eigen label Faux Amis, de andere uitgaven daar probeer ik andere labels voor te vinden, zoals de releases Re:Read en die van Makaak, een andere band waar wij in spelen. Soms kan ik geen ander label vinden, dan doen we het zelf. Meestal vind ik wel wat.”
Brans: “Het was een sport om in zoveel mogelijk landen uit te komen. We hebben een uitgave op een Peruviaans label, die is alleen digitaal, met Black Faun. Makaak is op een Russisch label verschenen. We hebben Griekenland gehad. Amerika is op het moment kassa, de verzendkosten zijn hoog. Het duurt soms lang voordat we zelf exemplaren hebben om te verkopen. We brachten een cd uit op een Russisch label. Iemand van hier die de cd kocht, had die eerder dan wij onze exemplaren kregen. Er zijn ook wel labels die zeggen dat het onderweg is en dan krijg je het nooit.” Van Driel: “Of de oplage is zo klein, krijg je er een.”
Brans: “We versturen altijd een paar tapes. Ik denk dat we een stuk of vijf vaste kopers hebben, mensen die altijd wel kopen. Verder komt het soms uit heel verrassende hoek. Ineens vanuit Polen, bijvoorbeeld. Bij optredens verkopen we het meest.” Van Driel: “De split met Colin Webster en Graham Dunning heeft best veel verkocht. Die met Dirk Serries in verhouding veel minder. In Engeland kennen ze Webster. Balagan kent bijna niemand, daar laten we er dan ook minder van maken.”
Brans: “We hebben een trombone-compilatie uitgebracht. Daar hebben we er 150 van gemaakt. Dat moest een cash cow worden. Dat viel tegen.” Van Driel: “Het is wel fantastisch geworden. De crème de la crème van de trombonisten staat erop. Elke trombonist vindt dat op zich al charmant om te doen. Rijk word je er niet van. Het project met violisten is op een laag pitje gezet.”
Dansles met Nijntje
Brans: “Vorige week hebben we hier opgenomen voor de tweede cd met Makaak. We hebben daar minder een vinger in de pap.” Van Driel: “Makaak is een project van Niels Achtereekte. Hij schrijft alle nummers. Van elke maat heeft hij in zijn hoofd zitten wat moet gebeuren. Brans: “Er is geen millimeter geïmproviseerd. Het is totaal anders musiceren. Ik heb daar ook een gitaar voor die ik niet voor Lärmschutz mag gebruiken. Het moet stemvast zijn.”
Van Driel: “Wat wij doen is vele malen leuker dan elke maand liedjes oefenen. Makaak is heel leuk, maar het is wel elke twee weken dezelfde liedjes oefenen.” Brans: “Ik kan het ambachtelijke wel waarderen, er is een andere discipline voor nodig. Het is allebei muziek maken, maar een totaal andere activiteit. Na een repetitie van Makaak ben ik bekaf. Je moet op elke millimeter opletten. Na spelen met Lärmschutz ben ik fysiek moe maar heb ik thuis nog anderhalf uur nodig om de adrenaline kwijt te raken. Het is als voetbal en rugby, het heeft allebei waarde, maar het is totaal anders.”
Van Driel: “Wij luisteren ook naar andere dingen. Ik hoor veel Lärmschutz omdat ik ook mix en master. Ik hou erg van liedjes, maar ik vind het niet leuk om elke week te oefenen. Ik hou echt niet alleen maar van impro en noise. We doen nu een stuk met Makaak van 38 minuten, daarna heb ik behoefte aan iets luchtigs.” Brans: “Ik luister thuis naar Dansles met Nijntje.”