Spontaneous Music Tribune, 2019

Vanuit Poznań bestiert Andrzej Nowak zijn eigen blog over freejazz genaamd Trybuna Muzyki Spontanicznej. In het Engels wordt dat Spontaneous Music Tribune en onder die naam verzorgt Nowak een serie binnen het label Multikulti Project. Opvallend in de uitgaven in die serie is dat er altijd minimaal één muzikant van het Iberisch schiereiland meedoet. Daar blijft het niet bij. In de Dragon Klub in Poznań vinden concerten plaats in de Spontaneous Music Tribune Series en vorig jaar vond op dezelfde plaats het eerste Spontaneous Music Festival plaats.

Van een van de concerten tijdens dat festival is nu een weergave verschenen op het door Nowak gestichte label met de naam (hoe kan het anders) Spontaneous Music Tribune. Eigenlijk betreft het twee concerten: een van de Poolse pianist Witold Oleszak met de Portugese trompettist Luís Vicente en een van Oleszak met de Spaanse drummer/percussionist Vasco Trilla. Het zijn muzikanten die al eerder op een of meer van de Multikulti-releases waren te horen. Daaruit wordt al duidelijk dat het hier om muzikanten gaat die het experimentele en het onconventionele spel niet schuwen. Op dit album blijkt dat des te meer.

De eerste twee stukken betreffen de duetten van Oleszak en Vicente. De pianist opent met korte accenten, terwijl de Portugees lange noten maakt, die hij als het ware laat zweven. Een cleane trompetklank haalt Vicente niet uit zijn instrument; bijna elk geluid wordt gemaakt met een niet-alledaagse techniek. De trompettist speelt met lucht, ademhaling, half ingedrukte ventielen, trillers, etcetera. De trompet klinkt vaak gedempt, soms scherp maar Vicente gaat nooit helemaal voluit. Het is het klankonderzoek en niet het volume waar het hier om draait. Wat dat betreft vindt Vicente een uitstekende metgezel aan zijn zijde. Oleszak is een gelijkwaardige partij en een voortreffelijk luisteraar bovendien. Hij pompt het geluid niet vol met klanken, maar weet met ingenieus spel de juiste klanken te vinden bij het spel van Vicente. Mooi is hoe de twee elkaar rond de vijfde minuut vinden in een ruw en spannend gedeelte, waarin de trompettist schurende, zuigende en flutterende klanken produceert en de pianist – al dan niet met voorwerpen – rechtstreeks de snaren van het instrument beroert. De piano fungeert als percussie-instrument, want ook de onderdelen die niet tot het klavier of de snaren behoren, maken onderdeel uit van het spel van Oleszak. Het stuk bestaat niet uit lange lijnen, maar is meer een aaneenschakeling van fragmenten, waarbij echter wel sprake is van een zekere, zij het losse, samenhang. Pas aan het (opwindende) einde van het eerste stuk horen we Oleszak een aantal langere riedels spelen.

Vicente laat zijn tonen als het ware vallen in het begin van het tweede stuk, terwijl Oleszak enkele zware tonen speelt. De hoge snaren worden door de Pool rechtstreeks bespeeld en later ook via het klavier maar met voorwerpen die meeklinken. Mooi is hoe Vicente zijn spel aanpast aan de bijna kinderlijk aandoende klanken van Oleszak. De trompettist sputtert en klinkt bijna als een vrolijk snaterende eend. Eventjes dan, want veel tijd om te beseffen wat je hoort krijg je niet van deze twee muzikanten. Oleszak benadert met zijn instrument, door op de snaren te slaan, de klank van een citer, terwijl hij daarnaast percussief in de weer is door naast het klavier te slaan. Vicente voegt daar zachte afgeknepen klanken aan toe, wat Oleszak noopt om gas terug te nemen. Wat volgt is wellicht het fraaiste deel van de improvisatie: beide muzikanten bespelen hun instrumenten op beheerste maar nog steeds experimentele wijze en de ruimte die tussen de noten valt veroorzaakt een enorme spanning. De Portugees produceert daarna klanken als een klein druk vogeltje en de pianist lijkt zijn snaren in de lengte te bespelen. Het zijn dit soort – veel voorkomende – muzikale schermutselingen die het luisteren naar dit duo zo’n boeiende onderneming maken.

In de laatste drie stukken is Oleszak te horen met slagwerker Vasco Trilla. Direct is duidelijk dat de wisselwerking hier tot een geheel ander klankspectrum leidt. De eerste van de drie improvisaties begint zeer gespannen, met donkere klankwolken van de piano en trillende klanken die in de verste verte aan een krekel zouden kunnen doen denken. Waar bij Oleszak en Vicente de instrumenten duidelijk zijn te onderscheiden, is het hier soms lastig om na te gaan of de pianist of de percussionist aan het werk is. Oleszak verbuigt zijn klanken die hij rechtstreeks aan de snaren ontlokt, terwijl Trilla’s snare resoneert en hij accenten legt op een kleine xylofoon. Verderop draait hij verschillende voorwerpen rond in een schaal. Niet alleen de man uit Barcelona, maar ook de pianist uit Poznań verzorgt de percussie, terwijl de percussionist ook weer voor melodische aspecten zorgt. De improvisatie kenmerkt zich voornamelijk door ingehouden spanning.

De pianosnaren kreunen aan het begin van het tweede duet van Oleszak en Trilla. De Spanjaard voegt zich erbij met toms en basdrum. De spanning blijft gehandhaafd met schurende, schuivende, slaande en wrijvende bewegingen. Het is alsof de twee muzikanten op het puntje van hun stoel zitten om direct adequaat op de ander te reageren of om de ander juist voor te zijn, waardoor die moet reageren. Het spel klinkt daardoor fragmentarisch, maar ook hier geldt dat het niet zonder samenhang gebeurt. Het klankenonderzoek is niet alleen het middel maar ook het doel in de muziek van Oleszak en Trilla. Dat uit zich in een veelheid aan geluiden, waarbij met name de piano soms niet meer als piano te herkennen is. Echter, halverwege het stuk is Oleszak plots conventioneel in de weer en klinkt hij als een freejazz-pianist. Trilla is met zijn hele drumkit present, al gebruikt hij voor het slaan niet alleen drumsticks, maar ook zijn handen en voorwerpen. Het stuk mondt uit in een vrij robuuste, bedrijvige en vrije climax.

In het begin van het laatste stuk is een percussieve klank van de piano dwingend aanwezig. Het is de enige keer dat een echte constante is te vinden in de muziek van het tweetal. Daaromheen zijn bekkens, een kleine gong, en een wat vervormd klinkende snaredrum te horen. Oleszak beperkt zich in het begin tot elementaire noten; het is Trilla die de bedrijvige muzikant is. Ronddraaiende voorwerpen doen hun intrede en vanaf dat moment verdwijnt de repeterende toon naar de achtergrond. Glijdende en hoge tonen vormen samen met de ronddraaiende objecten de dominante factor, waar beide muzikanten allerhande incidentele klanken aan toevoegen. Oleszak lijkt met zijn vingers over de snaren te wrijven en Trilla is al rommelend in de weer met – zo lijkt het – alles wat voorhanden is en een percussieve functie kan vervullen. Ruisende bekkens, rammelende pianoklanken, een xylofoon, metalen voorwerpen, geplukte snaren: de onderdelen waarmee en de manieren waarop de Pool en de Spanjaard muziek maken worden alsmaar uitgebreid.

Live at 1st Spontaneous Music Festival bevat twee verschillende duo’s en vijf verschillende improvisaties. In alle gevallen staat het klankonderzoek voorop. De muzikanten blijken meesters in het creëren en responderen en vooral de manier waarop zij al zoekend samen tot bij elkaar passende geluiden komen, is wat de muziek zo aantrekkelijk maakt om naar te luisteren. De eerste uitgave van Spontaneous Music Tribune mag er wezen, hopelijk gaan er nog heel wat volgen.

Live at 1st Spontaneous Music Festival bandcamp

Luís Vicente website

Vasco Trilla website