Astral Spirits, 2019
Dat Portugal een vruchtbare bodem is voor moderne (free)jazz, wordt al jaren bewezen. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de bloeiende jazzscene aldaar is de uit Lissabon afkomstige tenorsaxofonist Rodrigo Amado. De onlangs 55 geworden muzikant – die overigens ook fotograaf is – timmert vooral sinds de eeuwwisseling aan de weg en is te horen op menig topalbum, waarbij hij vaak ook de muzikaal leider is. Voorbeelden? This Is Our Language en A History of Nothing van het kwartet Rodrigo Amado/Joe McPhee/Kent Kessler/Chris Corsano, Desire & Freedom van het Rodrigo Amado Motion Trio, The Attic van het trio Rodrigo Amado/Gonçalo Almeida/Marco Franco en Summer Bummer van hetzelfde trio minus Franco en plus Onno Govaert.
De Amerikaanse drummer Chris Corsano is elf jaar jonger dan Amado. Zoals hierboven blijkt, maken beide muzikanten deel uit van het kwartet met saxofonist/trompettist Joe McPhee en bassist Kent Kessler. Corsano is een bezige baas die met veel muzikanten samenspeelt en waarvan met enige regelmaat releases verschijnen. Noemenswaard zijn onder meer de samenwerking met de Britse saxofonist Paul Flaherty en het duo met de Deense saxofoniste Mette Rasmussen. Deze drie muzikanten zijn ook in trioverband te horen op de in 2016 verschenen lp Star-Spangled Voltage.
Het vorige maand verschenen No Place To Fall van Amado en Corsano bevat geen splinternieuwe muziek. Het album is opgenomen in Lissabon op 14 juli 2014. De opnamen hebben vijf jaar liggen rijpen, maar de muziek klinkt desalniettemin urgent en actueel. In het kwartet met McPhee en Kessler komen beide muzikanten al aan hun trekken, zou je zeggen, maar op dit duo-album lijkt het dat Amado en Corsano de vrijheid om te spelen pas optimaal benutten. Dat wil wat zeggen, want zoveel beperkingen gelden er niet in het kwartet.
Opvallend is dat de ruigere kant van vooral Amado sterk naar voren komt. De saxofonist is gezegend met een van de mooiste timbres in de hedendaagse jazz en ook op dit album is alleen al het geluid van de tenorsax een lust voor het oor. Dat is echter niet alles, want een andere grote kracht van de Portugees is zijn warme gevoel voor melodie. Zelfs in de meest furieuze passages blijft hij in melodieën denken en zelden vervalt hij in repeterende patronen die hem de tijd geven om nieuwe ideeën te ontwikkelen. Die ideeën vinden onmiddellijk hun weg naar buiten en vloeien in hoog tempo in elkaar over.
Wat dat betreft heeft Amado aan Corsano een ideale partner. Hij is een van de meest inventieve drummers in de moderne jazz en experimentele muziek en ook hij geeft zijn muzikale ideeën op directe wijze vorm. Op dit album is de Amerikaan een gelijkwaardige muzikant ten opzichte van de Portugees. Corsano is alomtegenwoordig, speelt razendsnel maar met veel subtiliteiten en hij weet een muzikale kracht te ontwikkelen zonder krachtpatserij. Zo hoeft hij niet zijn toevlucht te zoeken tot hard spel op een zware basdrum of de toms om robuust uit de hoek te komen.
Voordeel van het spelen in duoverband is dat de muziek nooit verwordt tot een moeilijk te ontwaren kluwen. Hoe druk de muzikanten ook in de weer zijn, de muziek blijft transparant klinken en de verrichtingen van zowel de saxofonist als de drummer zijn steeds duidelijk te onderscheiden. En bedrijvig zijn Amado en Corsano zeker, zoals direct wordt bewezen in opener ‘Announcement’. Amado’s saxgeluid heeft diepte, ook als hij snel speelt, en Corsano geselt de volledige drumkit, waarbij hij soms de nadruk legt op de snare en soms op de cimbalen. De intensiteit waarmee de muzikanten spelen, wordt geen moment losgelaten en eindigt na bijna acht minuten op schitterende wijze.
Veel gevoeliger gaat het eraan toe aan het begin van ‘Don’t Take It Too Bad’. Amado’s ronde toon, met behoorlijk wat valse lucht, is rijk aan gevoel en Corsano’s percussieve klanken zijn druk en ingetogen tegelijk. Waar de openingstrack één brok intensiteit is, wordt hier de intensiteit opgebouwd en is er ruimte voor dynamiek. Corsano’s dadendrang lijkt soms even te worden getemperd door wat rustiger spel van Amado, maar nooit voor lang want de aard van de drummer is ongedurig en de ideeënrijkdom groot. De opening van de titeltrack is voor Amado, die – met een belangrijke rol voor de stiltes tussen het saxspel in – fragmentarisch speelt en daarbij zijn excellente techniek demonstreert zonder het gevoel uit het oog te verliezen. Zodra Corsano invalt, is het duo vertrokken voor een muzikale dollemansrit met veel snelheid op een onvoorspelbaar parcours.
‘Into The Valley’ is wellicht het beste voorbeeld van hoe perfect deze twee muzikanten elkaar aanvoelen en aanvullen. De verschillende muzikale invallen van Amado worden door Corsano gepareerd en vice versa. Het zorgt voor een zeer levendige improvisatie waarin diepgang en emotie de toverwoorden zijn. Mooi is hoe zonder blikken of blozen na vier intense minuten het tempo naar beneden wordt gebracht, het spel bescheidener wordt en vervolgens op natuurlijke wijze de kracht weer toeneemt. Afgesloten wordt met ‘We’ll Be Here In The Morning’, dat lange tijd prachtig ingetogen klinkt. Amado weet een mooi korrelig geluid uit zijn tenorsax te toveren en speelt met veel emotie, begeleid door Corsano’s brushes die langzaam over de snare schuiven. Langzaam maar zeker werkt het duo naar een ruige passage toe, waarna via een krachtige solo van Corsano gezamenlijk ingetogen wordt geëindigd.
De vijf geïmproviseerde stukken op No Place To Fall zijn gevarieerd en inventief, zonder dat het duo zich uitleeft in buitensporigheden. Virtuositeit wordt geëtaleerd maar is ondergeschikt aan emotie en de muzikale rijkdom is enorm. Een zoektocht naar minpunten levert geen enkele treffer op en dus is de superlatief ‘fantastisch’ hier van toepassing.