Hominid Sounds/BodyBlows/Maffia, 2019

Op deze site gaat het vaak over artiesten die zich niet in genrehokjes laten stoppen. Dat geldt in extreme mate voor het sextet Kooba Tercu, dat onder leiding staat van Johnny Tercu. Deze band kleurt niet een beetje buiten de lijntjes, maar doet dat vrijwel uitsluitend. Labels als experimentele psychedelische rock of exotische noiserock kunnen op de muziek worden geplakt, maar vertellen niet het hele verhaal.

Kharrüb heet het tweede album van de Griekse band. Het is de opvolger van het in 2015 verschenen titelloze en knotsgekke debuut. Daartussenin maakte de groep nog wel Bakla Horani, maar dat betreft een aantal nieuwe mixen van songs van het debuut plus een verzameling geluiden die bij de sessies zijn gemaakt. Het werd dus wel tijd voor een album met nieuw materiaal.

Het Britse label Hominid Sounds heeft een neus voor noisy talent en het is daarom niet verbazingwekkend dat Kooba Tercu bij dit label is beland. Het album is overigens ook bij de Griekse labels BodyBlows en Maffia verschenen. Op Kharrüb weet het zestal zijn sound verder te ontwikkelen, zonder zijn typische kenmerken te verloochenen. De gekte en heaviness zijn een beetje getemperd, maar de nieuwe plaat van Kooba Tercu herbergt nog altijd de nodige chaotische en noisy elementen. Bovendien is de experimenteerdrift onaangetast.

Kooba Tercua is een band met een vrije geest. Het album bestaat uit zorgvuldig gecreëerde stukken en nummers die tijdens de sessies zijn ontstaan. Het zestal hanteert verschillende structuren, de ene keer strak en dwingend, de andere keer losjes en zelfs dansbaar. Afwisseling van structuur vindt niet alleen plaats tussen de songs, maar ook in de songs zelf. Er is altijd ruimte voor experiment. Werelden die niet bij elkaar lijken te passen, komen samen, zoals exotische percussie en noiserock-gitaren. Uitzinnigheid en optimisme gaan samen met experimenteerdrang en grimmigheid en psychedelische uitwassen worden met gemak afgewisseld met strakke, down-to-earth ritmes.

De veelzijdigheid van de band wordt direct getoond, als ‘Cybele’ begint met noisy elektronica en gitaar, waaraan een tribaal ritme en een folky en tropisch aandoende zangmelodie wordt gekoppeld. Achter die zangmelodie doemt een aanzwellende gitaarstorm op, uitmondend in een bak vette noise, waarbij het tempo flink wordt opgekrikt. Percussie speelt een belangrijke rol in ‘Boto’. Bovenop het opzwepende ritme schuren de gitaren, terwijl de zang het stuk een psychedelisch tintje geeft. Knap is dat het geen moment aandoet als een geforceerde kruisbestuiving.

‘Maestur’ drijft op een strakke synthdreun, een dwingend en bijna industrieel aandoend ritme. Daaromheen is er ruimte voor het nummer een dansbaar karakter gevende drums, elektronische accenten en gitaarfeedback. Het wringt, het kraakt en het schuurt, maar de strakke ritmiek houdt de boel keurig bij elkaar. Na drie minuten wordt een zware baslijn toegevoegd en verandert het stuk van kleur. De geschreeuwde vocalen liggen niet bovenop de muziek maar liggen erin begraven, zodat ze dienen als extra instrument. Het stuk duurt acht minuten en in gedurende die tijd wijzigt er steeds iets. Na zes minuten wordt bijvoorbeeld het ritme losgelaten en resteert elektrische en elektronische noise.

Kant B opent met ruis en bellen, waarna ‘Margarie’ in gang wordt getrokken door drums, bas en gitaar. Die drums klinken als opgenomen in een kelder, wat verderaf staand van de andere instrumenten. Het zorgt voor een ruimtelijk effect dat uitstekend werkt als opmaat tot de synthmelodie die het thema vormt. Zodra dat thema wordt ingezet, is van een ‘keldersound’ geen sprake meer. Psychedelica klinkt door in de synth en de vocalen, waarop de nodige galm is gelegd. Mooi is hoe het thema van de synth doorloopt achter de vocalen. Percussieve accenten vervolmaken het stuk.

De voeten kunnen van de vloer bij ‘Got The Fire’, een uitbundig maar zwaar stuk waarin de percussie je om de oren vliegt. Een zich herhalend motief van de synth gaat vergezeld van trage gitaarlijnen. De simpele zangmelodie, bestaande uit slechts de woorden “We got the fire”, draagt bij aan het in toenemende mate opzwepende stuk. ‘Shambles’ opent daarna met field recordings, geluiden van verkeer, waar een snel tribaal ritme aan wordt toegevoegd. Zang, bas en gitaar volgen, maar de field recordings en de percussie blijven dominant aanwezig. Na ruim tweeënhalve minuut gaat de band rocken, zonder dat de eerder ingezette muzikale ingrediënten worden verwijderd. De verschillende elementen passen wonderwel bij elkaar.

Het album sluit af met ‘California’, een traag stuk waarin metal, folk, drone en psychedelische rock samenkomen. Wie het niet gelooft, moet beslist luisteren: het kán en het werkt. De ritmesectie inclusief de synth zorgt voor de zware onderkant, terwijl de gitaar en de woordloze zang voor positiviteit zorgdragen. Twee ongelijksoortige polen trekken elkaar aan, en dat is een conclusie die voor het hele album getrokken kan worden. De muziek van Kooba Tercu is een cocktail bestaande uit niet voor de hand liggende ingrediënten, maar het is een cocktail die smaakt, en goed ook.

Kharrüb bandcamp