Multikulti Project, 2019
Ook op de veertiende release in de vanuit Polen bestierde Spontaneous Music Tribune Series wordt vastgehouden aan het principe dat tenminste één muzikant afkomstig is van het Iberisch schiereiland. In dit geval gaat het om twee Spanjaarden, hoewel een van hen, saxofonist Albert Cirera, inmiddels via Lissabon in de Deense hoofdstad Kopenhagen is neergestreken. Gitarist Ferran Fages woont in Barcelona.
Fages, die naast met zijn gitaar ook met draaitafels en elektronica in de weer is, heeft sinds begin jaren negentig op verschillende labels meer dan vijftig releases op zijn naam staan, als solo-artiest en met uiteenlopende muzikanten. Hij maakt ook onderdeel uit van Phicus, waarvan in 2017 het album Plom verscheen in dezelfde serie als waarin nu Aliatge is verschenen. Van Cirera is in de Spontaneous Music Tribune Series het solo-album Lisboa’s Work verschenen en daarnaast ook cd’s waarin hij als participant te horen is: Sons Of Liberty. Live at Granollers van Memoria Uno, een groot ensemble, en Terra Plana, een duoplaat met de Poolse pianist Witold Oleszak.
Wie enigszins bekend is met het werk van Fages en Cirera, kan bevroeden dat een samenwerking van deze twee muzikanten een vrij geïmproviseerde zoektocht oplevert naar het onbekende, naar (muzikale) mogelijkheden die ver voorbij het conventionele liggen. Het duo lapt gangbare opvattingen over wat muziek is of zou moeten zijn aan zijn laars. Door vooral geluiden uit hun instrumenten te puren die je juist niet met die instrumenten zou associëren, weten Fages en Cirera te verrassen, te verbazen en te verwarren.
Het tweetal vond kennelijk inspiratie in de metallurgie, getuige de titels van de zeven stukken op het album, die allemaal zijn vernoemd naar verschillende legeringen. Muzikaal staat het experiment voorop, waarbij beide muzikanten zich laten gelden; Fages op gitaar en Cirera op tenor- en sopraansaxofoon. Het is vaak moeilijk om de geluiden die het tweetal produceert te definiëren, maar hieronder volgt toch een poging om enigszins duidelijk te maken hoe de muziek op Aliatge klinkt.
‘Alino’ opent met zuigende en blazende geluiden van de saxofoon, zonder dat een toon wordt gemaakt, terwijl de gitaar met voorwerpen wordt beslagen, waardoor die bijna als een slaande wandklok klinkt. Als luisteraar zit je er als het ware bovenop; de muziek klinkt dichtbij en elk geluid is te horen, zoals de ademhaling van Cirera en de kleppen van het instrument. Als hij een toon produceert, klinkt dat zelden als een saxofoon. Het instrument piept, knort en zucht als het door deze muzikant onderhanden wordt genomen. Soms wordt het geluid van een fluit benaderd, soms lijkt het alsof elektronica wordt ingezet, maar het gaat toch echt om een saxofoon.
Het piepen van de saxofoon horen we ook in ‘Cruponiquet’, maar nu doet de gitaar mee, met lange hoge tonen. Tussendoor maakt Cirera ook zware geluiden met zijn tenorsax, die hij vervaarlijk laat grommen. Soms klinkt de Spanjaard met zijn onnavolgbare techniek als een rauwe Colin Stetson. De lange tonen van Fages, die gaandeweg ruwere contouren krijgen en zelfs overstuurd gaan klinken, vormen een fraai tegenwicht.
In het lange ‘Magal’ vervaagt zo nu en dan de grens tussen sax en gitaar. Zo weet Cirera klanken te produceren als bespeelde hij op ruwe wijze een snaarinstrument met een strijkstok. Er bevindt zich een voorwerp in de beker van de saxofoon, die ook pruttelt en als percussie-instrument wordt gebruikt. Fages bespeelt zijn snaren achter de kam, daardoor hoge tonen afkomstig van korte snaren producerend. Ook hij zorgt voor percussie, waarbij zijn klanken resoneren en daardoor enige diepte krijgen. De saxofonist improviseert met zijn kleppen en legt staccato accenten, ondertussen ook ratelende geluiden makend, terwijl Fages zijn gitaar laat klingelen.
Met geplaatste gitaartonen opent Fages ‘Nicrom’ op bedaarde wijze, als contrast ten opzichte van het onrustige spel van Cirera, die soms als een scharrelend varken al speurend in de rondte beweegt. Geplaatste gitaartonen zijn ook te horen in ‘Peltre’, maar de klankkleur is volledig anders en tussendoor haalt de gitarist ook kort uit. De saxofonist piept hoog, terwijl ook zwaardere klanken opdoemen. Even lijken de muzikanten met ambient-structuren te spelen, maar uiteindelijk is hun spel daar te excentriek voor. Het stuk neemt wel noisy vormen aan, waarbij Cirera gebruik maakt van multiphonics.
In ‘Zamak’ lijkt alles nog een laatste keer overhoop te worden gegooid. In de saxofoon wordt geblazen, maar daaromheen klinken allerhande schuivende en slepende geluiden. Fages speelt een ruwe improvisatie met a-ritmisch en staccato spel met scherpe klanken. Cirera mompelt en smakt met zijn saxofoon en hij gebruikt ook zijn stembanden om het instrument geluiden te laten maken. Na een onstuimig eerste deel wordt rond de vierde minuut een relatieve rust gevonden, die door Fages met ruwe klanken wordt verstoord. Een enkele keer klinkt de muziek alsof een aftandse machine al piepend en krakend op gang moet worden gebracht, maar de muzikanten zijn alweer een andere richting in geslagen op het moment dat die gedachte opkomt.
De voorgaande alinea’s zijn een poging tot enige duiding, met de nadruk op poging. In de muziek van Fages en Cirera is het experimentele spel zoektocht en doel ineen en wordt het onconventionele tot kunst verheven. De resultaten zijn verbluffend. Aliatge is een cd vol originele en fantasievolle improvisaties voor avontuurlijk ingestelde muziekliefhebbers.