Audiocave, 2019

Niet lang na het uitstekende Live at JazzCase is de in Berlijn geboren en in Nederland wonende fluitist Mark Alban Lotz terug, nu met een trio-cd getiteld The Wroclaw Sessions. De titel geeft al aan dat het album in Polen is opgenomen. Het zijn ook twee jonge Poolse muzikanten die samen met Lotz het trio vormen: Grzegorz Piasecki op contrabas en Wojciech Buliński op drums.

Lotz heeft zowel jazz als klassiek gestudeerd en hij deinst ook niet terug voor een experimentje, getuige zijn in 2014 verschenen, zeer gevarieerde cd Solo Flutes. Op dit trio-album is het echter pure jazz, gebaseerd op composities, waar het om draait. Daarbinnen blijkt de Duitse Nederlander zijn hang naar muzikale vrijheid in voldoende mate te kunnen botvieren. Zijn twee Poolse kompanen maken evenveel indruk als de fluitist.

Naast vier eigen composities, waarvan Lotz er twee heeft geschreven met Piasecki, telt The Wroclaw Sessions vijf stukken van derden. Het drietal kiest daarbij niet voor de meest makkelijke weg, hoewel zeker niet diep in de obscuriteit is gedoken. Ervaren jazzliefhebbers zullen de stukken wel herkennen en ‘Pata Pata’ van Miriam Makeba zal vrijwel iedereen bekend voorkomen. Belangrijker is dat het trio zijn eigen draai geeft aan de originelen.

Het album opent met ‘Euterpe’ van Sam Rivers, waarvan het origineel is te vinden op het uit 1967 stammende album ‘Contours’. Op dat album was een kwintet te horen met Freddie Hubbard op trompet en Herbie Hancock op piano. In het Mark Lotz Trio ontbreken een tweede blazer en een piano. De bas klinkt dieper dan in het origineel en het ontbreken van een akkoordeninstrument blijkt een voordeel in plaats van een nadeel. Lotz’ solospel is technisch knap, creatief en veelzijdig, met een fijn gevoel voor melodie. De harde snaredrum van Buliński zorgt voor een scherp randje en de bassolo van Piasecki getuigt eveneens van melodisch vernuft.

‘Franz’ is een stuk van Michael Moore dat Lotz ook al eens uitvoerde met zangeres/pianiste Marieke Snijders en bassist Marco van Os. Het contrast met de versie van dit trio is groot. Hier geen vocalen en geen piano, maar een excellerende ritmesectie die de zich in een rustige cadans voortbewegende compositie over een hobbelig pad richting geeft. Die constant in beweging zijnde ritmesectie vormt een ideale ondergrond voor het flexibele fluitspel van Lotz. Het is goed te horen dat de bezetting fluit-bas-drums de muziek ademruimte geeft en dat de muzikanten, hoewel zij toch allerminst op regelmatige basis samenspelen, elkaar perfect aanvoelen. Prachtig is de melodieuze bassolo van Piasecki, en het drumspel van Buliński, die in zijn eentje een soort rond patroon neerlegt, is een mooi staaltje muzikale finesse.

‘Pata Pata’ van Miriam Makeba krijgt in handen van het Mark Lotz Trio een koele jazzy sfeer mee. Dat gaat ten koste van de uitbundigheid van de song, maar dat wordt volledig goedgemaakt door het lage fluitspel in het thema. Lotz leeft zich niet uit in overbodige versieringen en houdt zelfs zijn solo bescheiden. Het samenspel met de melodielijnen spelende bas is fraai. Het trio brengt het stuk als het ware terug tot zijn kale essentie.

Het in de originele versie nogal drukke ‘Segment’ van Charlie Parker wordt door het trio in het eerste gedeelte op zijn kop gezet. Met lange gestreken tonen zet Piasecki de toon in de rustige eerste minuten, waar Buliński met zijn bekkens en slagen op de rand van een tom spanning creëert, terwijl de fluit vrij spel heeft. Na dat lange intro wordt het snelle tempo van Parker opgepikt. Ten opzichte van het origineel is ook nu het ontbreken van de piano en de daardoor kalere sound opvallend. En natuurlijk het gebruik van fluit in plaats van altsaxofoon. Lotz toont zich in het vlugge spel een fantasievol solist.

De meest opvallende cover op het album betreft ‘Song of Delilah’, uit de film ‘Samson and Delilah’ uit 1949. De compositie is oorspronkelijk van Victor Young, maar werd ook bekend in de versie van Nat King Cole. Het Mark Lotz Trio weet de sentimentele song terug te brengen naar een onderkoelde jazzinstrumental die veel meer zeggingskracht heeft dan de (over-)georkestreerde versies waar de song zijn faam aan ontleent.

Alle aandacht voor de bewerkingen van muziek van anderen doet de eigen composities tekort. Die sluiten naadloos aan op de andere stukken en zijn kwalitatief niet minder. ‘Raaste Men’ is zelfs een van de mooiste stukken op het album, dankzij de cool en hecht opererende ritmesectie, die excelleert in een duet tegen het einde van het stuk, en het met oosterse invloeden gelardeerde fluitspel van Lotz. ‘Lullaby for Tymon’ is een intiem stuk, gebaseerd op een doorlopende baslijn van Piasecki, waarin in het fluitspel de ademhaling van Lotz goed te horen is.

De experimenteerdrift van Lotz komt naar voren in het korte ‘Slap, Kick & Stop’, een sterk ritmisch stuk waarin hij basfluit speelt en daarbij ook zijn stem gebruikt. De invloed van de ritmesectie kan moeilijk onderschat worden. In ‘Little Shiva’ zijn de soepele baslijn en de met brushes bespeelde drums met veel nadruk op de snare al een luisterervaring op zich. Ondanks het soepele spel heeft het ritme iets hoekigs. De diepte van de contrabas komt goed tot uiting in een spannende solo.

The Wroclaw Sessions is een album van drie muzikanten waarvan je, als je niet beter zou weten, zou vermoeden dat ze al jaren samenspelen. De fluit is in handen van Lotz een schitterend solo-instrument en hij kan bouwen op een ritmesectie die gefocust is en staat als een huis. Het album kent meer dan voldoende variatie maar vormt ook een coherent geheel. Een prachtige pure jazzplaat.

Mark Alban Lotz website