Bimhuis, Amsterdam
Vrijdag 12 april 2019
Dálava is een project van de Amerikaanse zangeres met Tsjechische roots Julia Úlehla en haar echtgenoot gitarist Aram Bajakian (ook Amerikaan, met Armeense roots). De muziek is gebaseerd op traditionele Moravische volksliederen, waarvan de melodieën zijn verzameld in een boek dat de overgrootvader van Úlehla heeft uitgebracht. Van Dálava verschenen tot nu toe twee cd’s. Op de eerste daarvan werd het duo bijgestaan door drie leden uit de New Yorkse vooruitstrevende muziekscene. Op de tweede uitgave, The Book of Transfigurations, zijn het muzikanten uit het Canadese Vancouver die samen met Úlehla en Bajakian de muziek maken.
Het is die laatste bezetting die vanavond aantreedt in het Amsterdamse Bimhuis. Naast het echtpaar bestaat die uit Peggy Lee (cello), Tyson Naylor (piano en keyboards), Colin Cowan (contrabas en basgitaar) en Dylan van der Schyff (drums). Het zijn (avant-garde) jazzmuzikanten, dus is het niet verwonderlijk dat een geheel eigen interpretatie wordt gegeven van de folkloristische liederen.
Het zijn liedjes die Úlehla na aan het hart liggen en die zij niet alleen prachtig zingt, in een Moravisch (Tsjechisch) dialect, maar waar zij ook bevlogen over vertelt. Elk nummer krijgt een introductie waarin de tekst in het Engels wordt verteld of samengevat en de zangeres is zichtbaar begaan met de onderwerpen van de liederen. Úlehla is mezzosopraan en komt uit de operawereld en zij zingt zuiver, vol overgave en passie.

De muzikale invulling van de liederen heeft niets met de operawereld te maken, wat niet vreemd is gelet op de muzikanten die Dàlava vormen. De folklore wordt verrijkt met gevarieerd en ook geïmproviseerd spel. De muziek kan heel ingetogen en sober zijn, maar op andere momenten klinkt die muziek krachtig, hoekig en onconventioneel. Soms wordt naar een climax toegewerkt, op andere momenten wordt plots overgeschakeld naar een robuuste passage.
Úlehla en Bajakian beginnen het concert als duo, Bajakian op akoestische gitaar, ingetogen en zacht. Vanaf ‘A ty moja najmilsejší’ wordt echter duidelijk dat we niet een avond met traditionele uitvoeringen gaan beleven. Met name het rauwe en bluesy elektrische gitaarspel van Bajakian valt op, maar de begeleiding van Van der Schyff en Cowan zorgt ervoor dat het stuk op losse schroeven staat, zonder de structuur geweld aan te doen. Úlehla weert zich kranig tussen al het muzikale geweld en blijft ook op hoger volume met veel gevoel zingen.
Er is volop ruimte voor groepsimprovisatie in ‘Vyletela holubička’, dat fragiel begint, met een emotioneel zingende Úlehla, maar dat via een post-rockachtige opbouw uitmondt in een krachtige improvisatie, terwijl de zangeres haar melodielijn en volume handhaaft. Gitaar en cello zijn de meest in het oor springende instrumenten, waarbij Lee zich net zo inventief en tegendraads toont als Bajakian, maar ook de keyboards van Naylor dragen bij aan de tot aan orkestrale proporties aanzwellende muziek.

Tegenover die uitbundig vrije stukken staat een aantal klein gehouden liedjes, zoals ‘Dyby ňa moja mamenka stará’, een lied over onschuld en verlangen, op delicate wijze gezongen. Verderop zingt Úlehla slechts begeleid door het subtiele cellospel van Lee in ‘Vydala máti’, zittend op de grond, wat de interactie tussen de twee vrouwen mooi zichtbaar maakt. Hetzelfde gebeurt in ‘Pred našim je zahrádečka’, waarin vocaliste en gitarist een duo vormen. Dat stuk gaat over in een lange instrumentale improvisatie, waarbij Úlehla de zaal ronddanst.
Tegen het einde van het concert brengt de zangeres ‘Ej, na tej skale vysokej’ in haar eentje, waarbij zij tussendoor de tekst in het Engels uitlegt. Je zou verwachten dat het stoort, maar dat doet het allerminst. Veel robuuster gaat het eraan toe in slotstuk ‘Dyž sem já šel pres hory’, dat een Tom Waits-achtig geluid heeft en waarin de vijf muzikanten om de vocaliste heen kletteren en Bajakian met zijn gitaarspel de sound van Marc Ribot benadert. De gitarist maakt sowieso indruk met zijn techniek en zijn muzikale vondsten, waarbij hij af en toe uit de bocht mag vliegen om op het volgende moment de ingetogenheid zelve te zijn.

Het is echter Úlehla die het middelpunt van de band vormt, soms zichtbaar geëmotioneerd haar teksten zingt (terwijl ze die toch al vaak ten gehore moet hebben gebracht) en het gevoel van de liederen overtuigend overbrengt. In de teksten komen veel vogels voor, en soms ook het – metaforisch bedoelde – veranderen van mensen in vogels of andersom. Liefde, verlangen, eenzaamheid, verdriet, oorlog en dood: het zit allemaal in de vol passie gebrachte teksten.
De belangstelling voor het concert van Dálava laat wat te wensen over, maar gelukkig is een flink aantal Deense scholieren/studenten aanwezig. Zij tonen zich met name bij de meer robuuste gedeelten van het optreden enthousiast. Na afloop krijgen zij – en ook andere aanwezigen – de gelegenheid om vragen te stellen aan Úlehla en Bajakian. Na een aarzelend begin komen die vragen ook en die worden met dezelfde gedrevenheid beantwoord als waarmee de muziek wordt gebracht. Het is een mooie aanvulling op een uniek en schitterend concert.