Alcopop!/Beth Shalom, 2019
De Belgische schobbejakken die zich Raketkanon noemen lieten na het vorige album een vierjarige stilte vallen. Op plaat althans, op het podium bouwde het viertal zijn reputatie als beruchte live-act verder uit. Kennelijk was het ook tijd voor herbezinning, want op RKTKN#3 worden de bakens regelmatig verzet, worden accenten verlegd en wordt minder op de onderbuik gemikt.
Aanvankelijk lijkt alles bij het oude te blijven. Het artwork, waarvoor gitarist Jef Verbeeck verantwoordelijk is, oogt hetzelfde als dat van de twee voorgangers, de albumtitel is ook in lijn met de eerste twee platen en de titels van de songs bestaan nog altijd uit voornamen. Wat ook hetzelfde is gebleven, is dat de muziek van Raketkanon moeilijk in een hokje te vangen is. De band klinkt nog even eigenwijs als voorheen.
Maar wel anders. Waar RKTKN#1 en RKTKN#2 voor een groot deel gevuld waren met harde, sludgy lawaai-excercities, daar wint op het derde album een broeierige atmosfeer het regelmatig van verschroeiende noiserock. Raketkanon zoekt verdieping en vindt die in groove, melodie en sfeer. Dat is even wennen, maar de Belgen komen er verdraaid goed mee weg.
Van een ommezwaai is nog niet echt sprake in opener ‘Ricky’, dat qua opbouw aan ‘Florent’ van het vorige album doet denken, al valt direct de nu meer zingende Pieter-Paul Devos op. De drumpartij van Pieter de Wilde is catchy, de synth van Lode Vlaeminck klinkt vertrouwd, maar waar je een noisy uitbarsting verwacht, neemt de band juist gas terug. Een beproefd recept, maar het spel met dynamiek werkt nog steeds.
‘Fons’ zet vervolgens stevig aan. De synth van Vlaeminck heeft een grote rol, nog groter dan op de vorige twee albums. De gitaar kan echter niet worden uitgevlakt. Verbeeck blinkt uit in het leggen van simpele maar zeer doeltreffende lijnen, zoals in het rustige gedeelte van ‘Fons’. Het principe ‘less = more’ wordt gehuldigd. De uitbarsting op het eind is kort maar komt hard aan.
In ‘Mélody’ is alles anders. De song drijft op een akoestische gitaarpartij en Devos zingt bijna fluisterzacht, het lijkt Elliott Smith wel! Het werkt uitstekend, want het nummer kenmerkt zich door een fijnzinnige touch. De synth roert zich in melodieuze frasen, op eenvoudige wijze, met geen noot te veel. ‘Hannibal’ is experimenteler van aard, abstracter ook, en eigenlijk is het een buitenbeentje op het album. De contrasten tussen de lang aangehouden, bijna pesterige ingetogen stukken en de noisy uithalen zijn groot en de spanning is om te snijden. De oerschreeuw van Devos horen we niet veel op RKTKN#3, maar hier wel, als volwaardig instrument.
En dan is er ‘Robin’ en wordt definitief duidelijk dat Raketkanon op dit album afslagen neemt richting niet eerder ontgonnen terrein. Richting pop zelfs in dit geval. Het ritme van de gitaar en de bijna lieflijke synthlijnen zijn de koersbepalende factoren en Devos voegt daar zijn gebrabbel aan toe. Zijn betekenisloze klanken scheppen normaliter afstand, maar op dit album klinkt hij dichterbij dan ooit, zeker in dit nummer, dat vijfenhalve minuut lang in een aangenaam stramien voortbeweegt.
In ‘Lou’ wordt langzaam en rustig begonnen, als een heuse ballad, maar na tweeënhalve minuut barst de song open en zijn daar een paar snoeiharde, tussen metal en noiserock inliggende gitaar- en synthriffs. Zeer groovy klinkt de band in ‘Harry’, met een bijna dansbaar ritme en vervormde zang. De synthflarden vliegen door het stuk heen. Die synths klinken weer opvallend licht in het eerste gedeelte van ‘Ernest’, dat in het laatste deel aan impact wint door een vertraging te koppelen aan een toename van de zwaarte. Het album eindigt met het prachtig ingetogen ‘Mido’.
De muziek van Raketkanon kende al eerder rustpunten, denk aan ‘Anna’ van RKTKN#1, maar op het derde album zijn ze talrijker en bepalender voor de algehele sfeer op de plaat. Raketkanon heeft niet steeds de behoefte om zijn muziek vol te proppen met geluid en dat geeft de muziek ademruimte. De vertrouwde elementen worden niet overboord gekieperd maar wel spaarzamer ingezet. Het resultaat is een afwisselend maar coherent album dat wellicht een paar draaibeurten nodig heeft om te beklijven, maar uiteindelijk behoorlijk verslavend werkt.