Geertruida, 2019

Zo ergens rond de millenniumwisseling startte in Den Haag de band Fine China Superbone. Sindsdien heeft de band de nodige bezettingswisselingen ondergaan en was de groep zelfs een tijd een instrumentaal kwartet. Dat had natuurlijk invloed op de muziek. Eén ding is wel altijd hetzelfde gebleven: Fine China Superbone doet wat het geraden voorkomt, compromissen zijn uitgesloten en de liefde voor noiserock en mathrock komt op de eerste plaats.

Als je de al zo’n twintig jaar dat de band bestaat in ogenschouw neemt, is de output van de heren op geluidsdrager vrij bescheiden. In 2002 verscheen de debuut-ep How Long Is A Chinese? en pas in 2010 verscheen de eerste langspeler (van ep-lengte) Make-Machine. Sinds 2012 is Fine China Superbone weer een trio en als zodanig werd in 2014 en 2015 een titelloze ep opgenomen. Dat betrof een low budget-productie; de opnames werden gewoon thuis gemaakt.

En nu is er Plaguey, verschenen bij Geertruida, een in Haarlem gevestigd label. Voor de opnames toog het Haagse drietal naar Londen om in de
Bear Bites Horse Studio met producer Wayne Adams te werken. Die heeft goed werk geleverd, dat wil zeggen niet te veel gepolijst, want de band klinkt op het album stekelig en ruw en dat is de enige manier waarop Fine China Superbone hoort te klinken.

De band doet niet moeilijk over zijn invloeden, zoals Dazzling Killmen, Unsane, The Jesus Lizard en Deerhoof. Daar zit wel wat in, en met een beetje goede wil kun je Slint ten tijde van Tweez en Shellac (maar met een minder droge sound) er ook in horen. Dan is wel zo’n beetje duidelijk in welke hoek we de muziek van het trio moeten zoeken. Het ligt er gelukkig allemaal niet te dik bovenop, dus er is zeker iets eigens aan de muziek van Fine China Superbone.

Dat komt vooral door het songmateriaal, want dat is erg sterk. En ook door de gitaarriffs van zanger/gitarist Wiebe Berkhuizen. Met zo’n riff opent ‘Tiny Hole’, dat met zijn stuiterende ritme direct hard binnenkomt. De gitaarpartijen klinken niet vol, maar scherp en noisy en met de energieke drums en stevige bas vormt dat een ideale combinatie. ‘Look For The Dry Spot’ zet de zaken nog wat harder en bijtender neer. De vocalen zitten ergens tussen praten, zingen en schreeuwen in, zijn wars van pathetiek en komen enigszins sarcastisch maar vooral urgent over.

De band musiceert in geen enkele song constant recht vooruit, maar varieert in ritme en tempo. De mathrock klinkt door in overgangen die strak worden genomen. Geen moment zakt het album in. Zo is ‘Mistake My Head’ met zijn NoMeansNo-invloed een wat van de speeltechniek vragende maar ook een met emoties geladen song. Ook het bijna zes minuten durende ‘Forty Years In The Desert’, dat is gezegend met een machtig stuwende baspartij, zit strak in elkaar, waarbij de band ervoor waakt niet te staccato uit de hoek te komen, met name waar het de gitaar betreft. Daardoor ademt de muziek en is sprake van een levendige energie en niet alleen maar van agressie.

Fine China Superbone speelt ook met dynamiek. In ‘Forty Years In The Desert’ wordt vlak voor de vierminutengrens gas teruggenomen en dan blijkt de band ook op zacht volume tot spannende dingen in staat. Kant 2 opent met ‘How Miserably’, dat – hoe kan het anders met zo’n titel – somber getoonzet is. Ook hier wordt even de energie getemperd, maar nu kort en met als doel om het felle stuk erna nog beter uit de verf te laten komen. ‘Benefit and Comfort’ lijkt daarna wat meer rechttoe-rechtaan-terrein op te zoeken, maar schijnt bedriegt, getuige het springerige ritme dat opduikt en de afslag die plots wordt genomen, waarna het stuk een nieuwe, wat ingewikkelder gedaante krijgt. En dat past dan allemaal in een dikke twee minuten.

Het begint te duizelen, maar we moeten nog even, dus luisteren we naar het met rollende drums beginnende ‘Somewhat Corny’, dat op fraaie wijze overgaat in een rustiger gedeelte, dat weer wordt opgestuwd naar een chaotische climax ergens halverwege. In ‘Fear of Heights’ presteert het drietal het om met constante ritmewisselingen in het eerste gedeelte en een eenvoudiger tweede deel een coherente song te creëren. Het slotstuk heet ‘Dispel The Smell’ en daarin komt de hardcore-punkkant van de band goed naar voren, al blijft het toch noiserock/mathrock waar het om draait.

De conclusie mag duidelijk zijn: met stuiterende ritmes, scherpe riffs, technisch begaafd spel en intelligente songs weet Fine China Superbone op Plaguey een consistent album met volledig overtuigende noise- en mathrock te creëren. Knap werk. Het mooie artwork op de cover is van Zeloot.

Plaguey bandcamp