Raw Tonk, 2019

De Engelse saxofonist Colin Webster is de eigenaar van platenlabel Raw Tonk Records, waarop sinds 2012 muziek van hemzelf maar ook van anderen verschijnt. Rode draad is dat het steeds gaat om ongepolijste geïmproviseerde muziek. De allereerste uitgave van het label was een cd van Webster en drummer Mark Holub, getiteld The Claw. Sindsdien zijn meer releases van het duo uitgebracht, maar niet eerder op vinyl, zoals nu is gebeurd met Nadir.

Dit nieuwe album is de veertigste uitgave en de tweede release op vinyl van Raw Tonk. De eerste was Plastic Kneecap van David Birchall, Andrew Cheetham, Colin Webster en Otto Willberg. Een vinyluitgave is duurder dan een cd, maar kennelijk heeft de labeleigenaar er vertrouwen in dat de muziek toch wel verkoopt. Het artwork voor de vinyluitgaven wijkt af van voor de cd’s; met name de vormgeving is strakker.

Webster is een muzikant die leeft van de interactie met zijn muzikale partners, waarbij hij opvallend vaak met drummers in de weer is, in duoverband met name met Holub en Andrew Lisle. Het sax/drums-format levert beide muzikanten veel vrijheid op en kan zorgen voor opwindende resultaten, zoals de op Raw Tonk verschenen cd’s en nu ook lp bewijzen.

Holub is een Amerikaanse drummer, die jarenlang in Londen heeft vertoefd en dat zal de regelmatige samenwerking met Webster verklaren. Op Nadir blijkt dat de beide muzikanten aan een half oor genoeg hebben om elkaar te verstaan, waarbij geen van de improvisatoren zich hoeft te beperken of in te houden. Toch kent het album wel zijn ingetogen passages.

Nu is Webster wel thuis is zowel robuust saxgeronk (bijvoorbeeld met Dead Neanderthals) als in minimalisme, zoals zijn spel in Dirk Serries’ Tonus bewijst. Beide kanten komen aan bod op Nadir. In openingstrack ‘History Is Bunk’ start Webster met staccato spel op baritonsax, alsof hij zinnen aanvangt maar niet afmaakt. Holubs spel is herkenbaar, elke slag en tik is hoorbaar en zijn ritmische gevoel zorgt voor richting, als is het geen rechtlijnig parcours dat hij volgt maar een kronkelig en stekelig pad. Na een paar minuten valt de energie even weg, gaat Webster over tot het spelen van lange bibberende noten, waar Holub op aanvankelijk gedempt maar toenemend volume een stuwend ritme onder legt. Daarna volgt een spannende solo op bekkens en fluisterzacht minimaal spel op baritonsax, begeleid door zachte slagen op de toms. De ingehouden spanning is om te snijden. In het laatste deel blaast Webster de longen uit zijn lijf en spreekt hij het altissimo-register aan. Opvallend is dat Holub zich daaronder redelijk koel toont; zijn activiteit neemt toe maar de beheersing blijft.

In ‘Squadroom Scuttlebutt’ schakelt Webster over op altsax. Het stuk is lichter van toon, heeft soms zelfs iets kwikzilverigachtigs, al blijft het stekelige vrije improvisatie waar het om hier om gaat. De snare van Holub is de speelse en onregelmatige constante waar het stuk lange tijd op drijft. In het tweede gedeelte wordt de snare eraf gehaald. Ook nu wordt de energie tijdelijk getemperd en overgeschakeld naar variabel spel op bekkens en Websters typerende spel dat onrustig heen en weer en op en neer beweegt. Dat demonstreert hij ook in een robuust gedeelte waarin hij op de grens van het topregister bivakkeert. Daarna volgt een rustig gedeelte waarin de saxofonist bijna lyrisch begint te spelen. Bijna. Holub bepaalt de dynamiek en met rollend en klaterend spel weet hij Webster een laatste maal op te zwepen.

Kant B opent met ronkende baritonsaxklanken, basdrum en snare in ‘Trashcan Jack’. De sound is daardoor kurkdroog, maar Holub brengt daar verandering in zodra hij zijn cimbalen begint te beroeren. Met flinke slagen brengt de drummer accenten aan, terwijl Websters spel na een tijdje de hoogte in schiet en agressieve vormen aanneemt. Een solo voor drums volgt, waarin elk onderdeel van de drumkit een rol speelt. De saxofonist neemt daarna een wat toeschietelijker rol aan, produceert zoiets als een melodielijn en eindigt op beheerste wijze.

In ‘An Eloquent Lunger’ begint Webster met korte frasen, fragmentarisch spel waar Holub een soort logica in aanbrengt. Webster, nu weer op alt, verandert gedurende het stuk van stemming. Hij speelt hier razendsnel en daar repeterend, maar nooit blijft hij lang in eenzelfde stramien spelen. Holub volgt of doet juist onverstoorbaar zijn eigen ding.

Slotstuk ‘Breathing Raisinjack’ start met een zwaar vibrerende baritonsax. Holub varieert daaronder naar hartenlust, speelt een roffel en verlegt daarna het parcours door gas terug te nemen. Webster volgt, blijft bibberen maar nu op laag volume, terwijl Holub spanning creëert door bekkenslagen of door langs een bekkenrand te schuren. Hij legt wat accenten voordat het volume nog verder naar beneden wordt gebracht en een verstild gedeelte volgt, waarin de spanning stijgt. Uiteindelijk wordt naar een finale toegewerkt en eindigt het stuk met een hoge saxnoot.

Nadir is een album waarop Webster en Holub laten horen dat ze elkaar, ook al kennen ze elkaar van haver tot gort, blijven uitdagen en, hoewel de muziek vertrouwde elementen bevat, nog steeds weten te boeien. Het spontane en ruwe spel is gevarieerd en dynamisch, kent vele nuances en dat maakt dat er niet gauw genoeg van te krijgen is. Raw Tonk voegt weer een sterk album aan zijn catalogus toe.

Nadir bandcamp

Colin Webster website

Mark Holub website