Patrick Shiroishi is een in Los Angeles wonende Japans-Amerikaanse multi-instrumentalist en componist, al is de saxofoon zijn hoofdinstrument. Shiroishi toont zich een veelzijdig muzikant en improvisator, waarbij hij extremiteiten en het obscure niet schuwt. Hij speelt solo en is of was lid van onder andere Corima, Upsilon Acrux, Nakata, In The Womb, Oort Smog, Sunreader en Danketsu 9.

Daarnaast verschenen in het afgelopen jaar de op deze site besproken releases met saxofonist Rob Magill, met gitarist Noah Guevara en met keyboardist Paco Casanova en drummer Dylan Fujioka. In de laatste paar maanden zijn nog maar eens drie uitgaven verschenen van Shiroishi, een solo-album en twee duo-albums, alle drie bij verschillende labels verschenen op cassette. Het gaat om uiteenlopende muzikale uitingen die de aandacht meer dan waard zijn.

Patrick Shiroishi – The Sparrow’s Tongue

Fort Evil Fruit, 2018

Shiroishi weet als solomuzikant persoonlijke thema’s te verwerken in zijn muziek. Een goed voorbeeld daarvan is het in 2017 verschenen Tulean Dispatch, dat zowel een eigen reactie was op het toenemend aantal haatmisdrijven in de periode vlak voordat Donald Trump tot president werd verkozen, als een verklanking van Shiroishi’s voorstelling van hoe zijn grootouders zich moeten hebben gevoeld toen zij in concentratiekampen gedetineerd waren.

Ook The Sparrow’s Tongue is een heel persoonlijk album. Shiroishi’s familie speelt ook nu een rol, want in de vijf stukken die het album telt zijn Japanse dichtregels te horen die zijn gemaakt door zijn grootvader. De moeder van de muzikant, Uzuko Shiroishi, reciteert die tanka gedichten (dat zijn gedichten bestaande uit eenendertig lettergrepen, zonder bedoeld rijm of vastgestelde maat). Niet iedereen zal de Japanse taal machtig zijn, maar wie de cassette koopt, krijgt de Engelse vertalingen erbij.

Shiroishi zelf speelt op The Sparrow’s Tongue alt-, sopraan- en tenorsax en snaredrum en daarnaast is hij verantwoordelijk voor de veldopnamen die te horen zijn. In de korte opener ‘The Footsteps of Crows’ speelt de Japanse Amerikaan sopraan- en altsax tegelijkertijd, op een bed van natuurklanken, waarin vooral vogels te herkennen zijn. Met een beperkt aantal tonen, in combinatie met de natuurgeluiden, weet Shiroishi een beeldend stuk muziek te creëren.

In ‘Grasshopper Tactics’ speelt de saxofonist tenor en alt, waarbij het aanblazen van alleen lucht een grote rol speelt, waarbij zo nu en dan een toon aan die lucht lijkt te ontsnappen. Op die manier wordt een enorme spanning gecreëerd, maar het stuk werkt ook vervreemdend. Naarmate het werk vordert, worden meer tonen hoorbaar, al blijft de lucht als wind aanwezig. Op de achtergrond horen we getingel, wat stemmen en soms een kuch. Ergens halverwege wordt het gedicht voorgedragen, waarna het stuk een somberder gezicht krijgt, door het spelen van een geïmproviseerde melancholieke melodie en door een mannelijke stem, zingend op de achtergrond.

Lucht speelt ook een belangrijke rol in ‘The Crocodile’s Dilemma’, dat heel zacht en intiem begint. Shiroishi’s ademhaling is te horen, waarna het korte gedicht volgt. Wat daarna komt is echter verontrustend. De sopraansax wordt tegen een snaredrum aan gespeeld, waardoor resonantie ontstaat en de snare een belangrijke muzikale factor wordt. Shiroishi speelt veel hoge klanken, waardoor de sax soms bijna als een fluit klinkt. Daarnaast wordt een audio-opname van een atoombom vertraagd en versneld afgespeeld, zodat een imminent effect ontstaat. Het is alsof je machteloos naar een zich wat verderop afspelend oorlogstafereel staat te kijken.

‘Be A Lion, I Will Still Be Water’ is het langste stuk op het album, met Shiroishi opnieuw op alt- en tenorsax. De veldopnamen zijn niet makkelijk te duiden, maar spelen een belangrijke rol door te werken als een gelaagde drone waar de saxofonist zijn repeterende motief overheen legt. Daarop wordt steeds gevarieerd, waarbij het uitgangspunt hetzelfde blijft. De drone op de achtergrond is steeds in beweging, in een veel trager tempo dan de saxofoon. Dat levert een toenemende spanning op wanneer Shiroishi na ruim zeven minuten versnelt en de intensiteit verhoogt, en dat geldt helemaal als hij de achtergrond laat wegvallen en met zachte tonen en geluiden van de kleppen van zijn saxofoon zijn weg vervolgt.

Besloten wordt met ‘When The Dog Got His Cat Eyes’, opnieuw een kort stuk waarin sopraan- en altsax tegelijkertijd worden bespeeld, omringd door vogelgeluiden. Ook hier heeft de muziek een beeldend karakter, waarbij de saxofonist buiten lijkt te staan terwijl de natuur om hem heen zijn gebruikelijke geluiden voortbrengt. Een mooi einde van een album dat zijn pracht ontleent aan de persoonlijke insteek, de ingehouden spanning en het fantasierijke spel.

Patrick Shiroishi & Arturo Ibarra – LA Blues

Public Eyesore/Eh?, 2018

Arturo Ibarra is een gitarist met wie Shiroishi al eerder samenwerkte. Beide muzikanten zijn te horen op de cassette ‘Nausea’ van het trio Sewing Circle, waarvan ook Noah Guevara deel uitmaakt. Sewing Circle is een heftig noise-trio en de titel van de cassette geeft wel aan dat het drietal ver over de rand van het betamelijke gaat. Ook in duoverband weten Shiroishi en Ibarra een flinke bak herrie te maken.

De nummers op LA Blues zijn losjes gebaseerd op vormen die de Japanse freejazz/vrije impro/noise-gitarist Masayuki Takayanagi gebruikte. De vier stukken heten allemaal ‘Projection’, waarbij track twee en drie in de buurt komen van wat Takayanagi “gradual projection” zou noemen, inhoudende dat de muziek minimaal en wat meer terughoudend is, terwijl de interactie tussen de muzikanten meer voor de hand ligt. De eerste en de laatste track worden dan weer geclassificeerd als “mass projections”, gekenmerkt door bombast, intensiteit en lak aan alles wat met een conventionele melodie of structuur te maken heeft.

Dat is de theorie, nu de praktijk. Die houdt in dat Shiroishi en en Ibarra, figuurlijk gesproken, geen blad voor de mond nemen, al is er ook enige ruimte voor nuance. Shiroishi beperkt zich tot altsax en Ibarra tot elektrische gitaar, maar daar valt een goede portie noise mee te maken. In opener ‘Projection 8’ gaan de twee volle bak. Beide muzikanten gieren zich een weg door elkaar heen, waarbij felheid, agressie en experimenteerdrift de toverwoorden zijn. De klanken zijn scherp, snerpend en maniakaal. Shiroishi bevindt zich veelvuldig in het topregister en de handen van Ibarra glijden als bezeten over de snaren. Na ruim acht minuten wordt pas op de plaats gemaakt en blijken de muzikanten ook op spannende wijze minimaal in de weer te kunnen zijn, voordat in het laatste gedeelte nog even alles uit de kast wordt getrokken.

In ‘Projection 14’ is de muziek wat terughoudender en zoekender van aard, al is dat relatief. Ibarra en Shiroishi spelen in het begin om elkaar heen, elkaars mogelijkheden aftastend zonder in luide extremiteiten te schieten. Experimtenteel blijft het spel wel; er is geen duidelijk afgebakend strijdperk en de vrijheid van musiceren is zeer groot. Wat wel duidelijk hoorbaar is, is dat de muzikanten vliegensvlug op elkaar reageren. Trillers van Shiroishi worden door snel gitaarspel van Ibarra beantwoord en Shiroishi brengt zijn volume naar beneden als het gitaarspel van Ibarra daarom vraagt. Toch lijken de twee musici vooral veel door elkaar heen te opereren, maar wel op een manier die gelijkgestemde geesten verraadt. Her en der zijn luidere passages te ontwaren, maar de muziek heeft veel meer ademruimte dan in het eerste stuk.

Ademruimte is er ook in ‘Projection 3’, maar het stuk heeft een heel ander karakter dan het voorgaande. Ibarra trekt en plukt in het begin terwijl Shiroishi snelle notenreeksen speelt, afgewisseld met lange vibrerende tonen. Wat opvalt is dat de muziek van het duo nergens koud of steriel aandoet: hier wordt met enorm veel gevoel gemusiceerd en dat komt in alle experimenteerdrift goed over. Samen vinden de muzikanten een weg over een korzelig, kronkelend en onvoorspelbaar muzikaal terrein. De twee voelen perfect aan wanneer de intensiteit moet worden opgebouwd en weer afgebouwd en in het nimmer stilstaande stuk tonen Shiroishi en Ibarra zich alert en messcherp.

Met feedback opent Ibarra ‘Projection 58’ en daarin is het alle hens aan dek. Hier wordt zonder scrupules luid gemusiceerd door twee muzikanten die weten hoe ze de argeloze luisteraar in de gordijnen moeten jagen. Nou zal die luisteraar op dit punt sowieso al afgehaakt zijn, dus het is volk dat tegen een stootje kan dat nog van de partij is. Ibarra weet zijn noise te produceren zonder in ordinair scheurwerk te vervallen. Steeds hoor je glijdende tonen en snerpende uithalen en samen met de regelmatig weergaloos in het altissimo-register spelende Shiroshi levert dat een opwindend muzikaal duel op dat barst van de creatieve energie.

LA Blues is een album voor de muzikale fijnproever die graag het grensgebied van freejazz, vrije impro, harde rock en noise opzoekt. Die komt hier wel heel erg aan zijn trekken, want veel beter zal het in dit metier in het afgelopen jaar niet gemaakt zijn.

Patrick Shiroishi & Noel Meek – Break Your Eyes

Sploosh, 2019

Noel Meek is een Nieuw-Zeelandse muzikant/improvisator en labelbaas. Hij runt God In The Music Records en The End of The Alphabet Records. Sinds 2015 zijn van hem meer dan twintig uitgaven verschenen, al dan niet in samenwerking met anderen. Op Break Your Eyes, de samenwerking met Shiroishi, is hij in de weer met elektronica, tapes en viool.

Het mag duidelijk zijn dat het hier een heel ander album betreft dan LA Blues, en ook van The Sparrow’s Tongue verschilt Break Your Eyes behoorlijk. Van de drie uitgaven is dit de meest vreemdsoortige. Dat komt niet in de laatste plaats door de elektronica en tapes van Meek, die zich allesbehalve bescheiden opstelt, maar een gelijkwaardige sparringpartner van de saxofonist is. Meek lijkt razendsnel te schakelen en regelmatig als zijnde een gitarist of blazer te reageren op het spel van Shiroishi.

In het begin van ‘Welcome to Suckland’ (dat heel kant A van de cassette beslaat) valt die onbescheidenheid direct op, want daar is Meek zelfs de leidende partij. Shiroishi speelt afgeknepen, alsof hij met zijn sax een elektronisch geluid wil produceren. Hij heeft heel wat om tegenop te boksen, want de klanken van Meek komen van overal, zijn soms hard, vaak dwingend van aard en meestal onvoorspelbaar. Shiroishi horen we soms twee keer tegelijkertijd, op altsax en sopraansax. De grens tussen akoestisch en elektronisch vervaagt zo nu en dan, zo dicht zitten de twee muzikanten op elkaars huid.

‘Welcome to Suckland’ is overigens geen richtingloze bedoening. Er schuilen ideeën achter de geïmproviseerde klanken en Shiroishi en Meek lijken wel degelijk op weg naar een gezamenlijk doel. Mooi zijn de iele klanken van Shiroishi na zo’n zevenenhalve minuut, die door Meek met iets lagere, maar ook scherpe klanken worden gecounterd. Een dikke minuut later valt het tempo stil en leveren de twee een gevecht, waarbij Shiroishi de menselijke strijder is en Meek de machine in monstergedaante. Met een paar goed geplaatste noten lijkt Shiroishi zijn tegenstander in een hoek te duwen, waarna er even plaats is voor rust. Meek is echter nog niet verslagen; gewond vuurt hij nog een paar keer vanuit de hoek. Het stuk eindigt met een sombere melodielijn van de sax, terwijl de machine nog steeds tegensputtert.

Kant B van de cassette bevat drie stukken, die als een lange track worden gepresenteerd. ‘Utu’ opent met lange elektronische klanken, te onrustig om als drone te kunnen fungeren. Shiroishi speelt al even onrustig lange en hoge noten op sopraansax. Het samengaan van de klanken zorgt voor een scherp klinkend stuk dat constant aan verandering onderhevig is.

‘Utu’ gaat over in ‘Rusted Data’, waarin Meek veel ruisklanken produceert en Shiroishi zich verderop in de ruimte bevindt, soms naar voren komend en zich dan weer naar achteren verplaatsend. Het is alsof de frequentie van een radiozender niet helemaal goed staat afgesteld. De baritonsax speelt lijnen die niet helemaal af lijken, terwijl Meek blijft zoeken naar de juiste balans. Het gevolg: een spanningsveld dat maar niet oplost en ervoor zorgt dat je geconcentreerd blijft luisteren.

‘Chewing Glass’ volgt en nu zijn de rapen gaar. Geen terughoudendheid of zoeken, maar agressief er tegenaan. Opvallend is dat Meek daarin net zo noisy klinkt als Ibarra op het hiervoor besproken album. Hoe hard Shiroishi ook speelt, nooit gaat het om muzikaal geweld alleen. Het spel is met emotie geladen en de ruwe en barse klank staat in dienst van dat gevoelvolle spel. Ook in de meest robuuste passages is sprake van een variëteit aan bewegingen, klankkleuren en muzikale verhaallijnen.

Break Your Eyes duurt slechts achtentwintig minuten, maar in dat relatief korte tijdsbestek komt een scala aan muzikale uitingen voorbij. Het is niet in één keer te vatten, daarvoor moet er een paar luisterbeurten aan worden gespendeerd. Dat is geen straf, want wat Shiroishi en Meek wel vanaf het begin weten te bewerkstelligen, is dat de muziek intrigeert en dat er geen ontsnappen aan is.

Sparrow’s Tongue bandcamp

LA Blues bandcamp

Break Your Eyes bandcamp

Patrick Shiroishi website

Noel Meek bandcamp