Jazzland, 2019
Rymden is een nieuw pianotrio bestaande uit ervaren muzikanten: pianist Bugge Wesseltoft, bassist Dan Berglund en drummer Magnus Öström. Het zijn niet de minste namen in de Scandinavische jazz-scene. Sterker nog: de drie muzikanten zijn mede bepalend geweest voor de ontwikkeling van de Scandinavische jazz.
De Zweden Berglund en Öström waren bassist en drummer in het fameuze trio E.S.T. (Esbjörn Svensson Trio), totdat de vroegtijdige dood van Svensson in 2008 daar een abrupt einde aan maakte. Het in datzelfde jaar verschenen ‘Leucocyte’ toonde het drietal op de toppen van zijn kunnen: innovatief, genre-overschrijdend en het (elektronische) experiment niet schuwend. De uit Noorwegen afkomstige Wesseltoft is evenmin een muzikant die zich door genregrenzen laat beperken. Hij speelde in niet alleen in jazzensembles maar ook in rockbands en experimenteerde met elektronica, minimal music, hiphop en dance.
Gelet op de muzikale geschiedenis van de drie muzikanten, mag het geen wonder heten dat hun samenwerking in Rymden heeft geleid tot een veelzijdig album. Dat wordt echter niet overdreven; de stukken op Reflections & Odysseys passen bij elkaar en nergens wordt zover buiten de gangbare paden getreden dat de samenhang verloren gaat. Binnen de context weten de drie Scandinaviërs wel ieder hun ruimte te benutten en te excelleren.
Het album opent met ‘Rymden – Reflections’, een kort sfeervol intro, waarin met name Berglund wat creepy tonen verwerkt. Het stuk gaat naadloos over in ‘Rymden – The Odyssey’, waarin het trio een hele fijne groove vindt, gebaseerd op een repeterend pianomotief, bijna klinkend als een riff. Er is overduidelijk een rockinvloed aanwezig, maar het blijft jazz. De overgangen en tempowisselingen verraden de soepele muzikaliteit van het drietal. Het drumspel van Öström speelt een opvallende rol en is veel meer dan de zaak bij elkaar houdende factor. Öström is overal, gestelt zijn bekkens en rijgt de breaks aaneen.
Berglund toont zijn melodische capaciteiten op contrabas in het korte ‘The Peacemaker’. Daarna gaat het trio de elektrische toer op met ‘Pitter-Patter’, waarin Wesseltoft Fender Rhodes speelt. De jaren zeventig zijn niet ver weg in (opnieuw) een ritmisch briljant stuk. Erg fraai zijn de korte unisono-stukjes van Rhodes en bas, de glijdende tonen van de bas en het snelle basspel in een melodieuze solo.
Wie na de eerste paar stukken denkt naar een groovend jazzalbum te luisteren, komt bedrogen uit. Het trio heeft meer in zijn mars. Met ‘The Lugubrious Youth Of Lucky Luke’ daalt het tempo en wordt lyrischer terrein betreden. Wesseltoft speelt het thema zonder opsmuk, bijna minimalistisch en dat komt de zeggingskracht zeer ten goede. Ook Berglund verspilt geen noten ten faveure van het gevoel in zijn sologedeelte en Öström houdt het volume beperkt en plaatst hier en daar accenten. Pas na zo’n vierenhalve minuut worden door Wesseltoft versieringen aangebracht, niet opzichtig maar passend in het stuk.
Öström opent ‘The Celestial Dog And The Funeral Ship’ met een mars-achtig ritme op snaredrum. Ten opzichte van het vorige stuk wordt het tempo nog iets verlaagd en de stemming is somberder. Wesseltoft blinkt opnieuw uit in soberheid, waar Öström met licht klinkende percussie accenten legt. Berglund brengt een gestreken solo waarin hij aanvankelijk een wat hese toon produceert, allengs overgaand in een in zuivere tonen gespeelde melodielijn waarin hij het geluid van een cello benadert. Het drietal werkt vervolgens naar een climax toe, die ook weer wordt afgebouwd. Alles klopt en de emotionele impact is groot.
Een veel lichtere toon wordt aangezet in ‘Bergen’, waarin de percussie alomtegenwoordig is en de melodielijn van de piano een positief gevoel opwekt. Het gebruik van gemanipuleerde stemmen werkt erg goed in het aanstekelijke slot. Experimenteel klinkt Rymden in ‘Råk – The Abyss’, waarin Öström spanning creëert op drums en percussie. Het is de opmaat tot ‘Råk’, dat zwaar is aangezet en waarin veel nadruk ligt op lage pianotonen. Dat wil zeggen: voornamelijk. Een enkele keer wordt plots een tempoversnelling doorgevoerd waarin de Fender Rhodes de hoofdrol mag vervullen en de klankkleur aanmerkelijk lichter is. Via het korte juweeltje ‘Orbital’ belanden we bij het slotstuk ‘Homegrown’, een stemmig stuk van grote schoonheid.
Rymden schijnt zoiets als ‘ruimte’ te betekenen. Het is een raak gekozen naam voor dit trio, waarin voor alle drie de leden veel ruimte voor individuele expressie bestaat, terwijl ook het groepsspel ruimte bevat, in die zin dat de sound niet vol is, maar de nodige lucht, ademruimte bevat. De drie Scandinaviërs weten bovendien te doseren; de zeggingskracht van de muziek staat voorop, niet het individuele kunnen. Resultaat is een welluidend en gevarieerd jazzalbum waar de klasse vanaf straalt en dat een grote groep mensen zou moeten kunnen aanspreken.
Reflections & Odysseys bandcamp