Throatruiner, 2019
Het Franse sludgekwartet Fange wist in 2016 en 2017 in een kleine zeven maanden tijd met Purge en Pourrissoir een mix van smerigheid en agressiviteit te brengen die hard aankwam. Van enige ontwikkeling was niets te bespeuren, maar in het geval van dit gezelschap uit Rennes deerde dat niet. Wel was de vraag hoe vaak de band nog van ditzelfde soort albums zou kunnen maken.
Kennelijk hebben de mannen van Fange zich dat ook afgevraagd, want op het nieuwe album Punir worden de bakens enigszins verzet. Enigszins, want laat één ding duidelijk zijn: een album van deze Fransen is een helletocht langs de meest donkere, gore en weerzinwekkende taferelen die je kunt bedenken. De cover spreekt wat dat betreft boekdelen; die is niet alleen lelijk qua vormgeving maar ook het plaatje zelf is niet bepaald fris te noemen.
De lichte koersverandering komt wellicht ook doordat de bezetting van de band is gewijzigd. Drummer Boris Louvet is vervangen door Alexandre Jadi en noisemaker Jean-Baptiste Lévêque is vervangen door een heuse bassist in de persoon van Antoine Perron. De nieuwe ritmesectie doet niet onder voor de vorige, maar Zweedse death metal klinkt op Punir meer door in de sound van het Franse viertal dan voorheen.
De herrie is er niet minder om, wat Fange heeft niets aan agressiviteit ingeboet. Wel klinkt de muziek een klein beetje minder gruizig, zijn de verschillende componenten waaruit de muziek bestaat beter hoorbaar en dus nestelen de nummers op het album zich wat makkelijker in je gehoor. Gemakkelijke kost is het echter nog steeds niet.
Wat de Fransen onderscheidt van veel andere bands in het sludge-genre, is de noise die een onlosmakelijk onderdeel is van de sound. De death metal met een stevige sludgerand wordt met volle kracht ingezet in opener ‘Ceinturon’, dat stevig doordendert en waar de elektronica zit verweven in de gitaar-bas-drums-sound. De vocalen komen vanuit de goot of klinken wanhopig en door de bas is de sound loodzwaar, ook als het tempo hoog is.
De sfeer wordt doomier met ‘Chien De Sang’, maar aan echte doom metal doet Fange niet. Het blijft een mengelmoes van stijlen, niet doordat de band van de hak op de tak springt – al bestaan de songs uit meerdere ideeën – maar doordat uit die stijlen een eigen brouwsel wordt bereid. De zware bas en gitaar krijgen gezelschap van een paar simpele synth-lijnen, in alle viezigheid subtiel aangebracht. Na zo’n drie minuten wordt gas teruggenomen, is de energie even weg maar niet de impact. Wanneer daarna weer hard wordt doorgebeukt, wordt die impact van het gedeelte ervoor alleen nog maar sterker.
Fange is onvoorspelbaar, gaat niet steeds voor de makkelijke weg en geeft je als luisteraar nooit de tijd om lekker in een riff te gaan hangen. Het tempo wordt regelmatig veranderd, soms zelfs stilgelegd, al naar gelang het de heren uitkomt. Resultaat is dat de nummers blijven leven, ook na ettelijke draaibeurten. Ook ‘Les Boyaux De La Princesse’ is een achtbaan van woede, van opgeklopte frustraties die de vrije loop worden gelaten. En zoals het met die emoties ook gaat, gebeurt dat niet op rechtlijnige wijze. Sterk is hoe met een krachtige riff, een hese stem en niet al te hard klinkende maar wel de pijngrens opzoekende elektronica in het middenstuk een nieuwe draai aan de song wordt gegeven.
‘Opinel’ is vervolgens een intermezzo waarin de elektronische noise overheerst. Daarmee geeft de band meteen aan hoe belangrijk die noise voor het geluid is. ‘Il Reconnaîtra Les Siens’ is een mix tussen death- en sludge metal, maar sluit toch wonderwel goed aan op de elektronische voorganger. Agressie is er alom totdat de song na een kleine drie minuten omslaat en elektronica en bekkens het roer overnemen. Het is de opmaat tot het nog voller en zwaarder klinkende tweede gedeelte.
Het daaropvolgende ‘Maintien De L’Ordre’ is opnieuw een intermezzo en zet weer in op elektronica. De vocalen klinken vervormd. ‘Second Soleil’ kinkt vervolgens in gedeelten opvallend transparant. Naar Fange-maatstaven dan, want het blijft een sludge-gevaarte, maar toch. Het doet niets af aan de rauwe emotie die de band keer op keer weet te bewerkstelligen. Ook hier is de elektronische noise het element dat het verschil maakt, klinkend als een hoge stoorzender die iedere verlichte gedachte teniet moet doen.
Punir is het sterkste album van Fange tot nu toe. De muziek blijft een cocktail van woede, uitzichtloosheid, depressie en vuiligheid, zoals alleen Fange die maken kan, maar tegelijkertijd laat de band horen dat binnen hun eigen sound ruimte bestaat voor variatie, niet zozeer aan de oppervlakte maar in de diepte. De muziek zit subtieler en vooral ook knapper in elkaar dan de sound doet vermoeden, maar deelt vooral een emotionele dreun uit.