Doornroosje, Nijmegen
Vrijdag 8 februari 2019
Concertkeuzes genoeg deze vrijdagavond in februari, maar als Shellac overkomt uit Amerika, is geen sprake van keuzestress: dit moet en dit zal. Zo denken meer mensen erover, want het concert in de kleine zaal van het Nijmeegse Doornroosje is ram uitverkocht. Aan de leeftijd van de bezoekers te zien, kan menigeen zich de spaarzame maar spraakmakende concerten die Shellac vanaf de jaren negentig hier te lande gaf herinneren.
Een van die concerten vond plaats tijdens Lowlands 1995, waar Shellac in de Charlie-tent acte de présence gaf. Net daarvoor hadden de punkers van Pennywise de tent op stelten gezet, waarbij op het eind zich tientallen mensen uit het publiek op in plaats van voor het podium bevonden. “There’s one difference between us and Pennywise. We want you to stay down”, verkondigde Albini al snel en wat volgde was een masterclass in strakke noiserock in een verpletterende set zonder opsmuk waar alle andere bands op het festival een puntje aan konden zuigen.
We zijn veertien jaar en slechts een paar albums verder en gitarist Steve Albini, drummer Todd Trainer en bassist Bob Weston ogen natuurlijk ouder, maar de energie en de muzikaliteit zijn nog altijd ongeëvenaard. In 2010 deed het trio (het oude) Doornroosje voor het laatst aan, destijds samen met The Ex, maar toen was het niet zo druk als nu.
Deze keer mag het Belgische Cocaine Piss openen. Muzikaal tapt dit kwartet uit een ander vaatje dan de hoofdact, maar de anarchistische en provocerende attitude van met name frontvrouw Aurélie Poppins past wel bij de onconventionele aanpak van Shellac. Albini was bovendien verantwoordelijk voor de opname van debuutalbum The Dancer en ep My Cake van het Luikse viertal.

De songs van Cocaine Piss zijn zo punk als punk ooit bedoeld is: simpel, kort, fel, gespeend van iedere franje, oprecht en opwindend. Poppins, gekleed in een weinig flatteuze catsuit, gilt, schreeuwt en kirt zich met een hoge stem door de nummers heen en met haar spottend ordinaire podiumact is zij de juiste frontvrouw bij de juiste band. Korte punkrockpareltjes als ‘Sex Weirdos’, ‘Cosmic Bullshit’ en ‘Happiness’ passeren de revue. Wel zijn de pauzes tussen de nummers, waarin de zangeres keuvelt met mensen in de voorste gelederen van het publiek, soms wat te lang, waardoor de energie niet vastgehouden wordt.
Poppins blijft voor haar doen lang op het podium staan, maar in de laatste paar songs van het half uur durende optreden begeeft zij zich in het publiek. De toeschouwers laten het redelijk gelaten over zich heen gaan. Wellicht komt Cocaine Piss beter tot zijn recht in een kleinere zaal waar ook de toehoorders zich in het zweet werken. De muziek op zich heeft nog niets van zijn onbeschaafde charme verloren.
Van een showelement, pose, rare uitdossingen, pretenties of andere fratsen moet Shellac het zeker niet hebben. De bandleden laten de muziek spreken en door de kracht van de – vaak uitgebeende – songs en de scherpe uitvoering ervan hebben de muzikanten als vanzelf uitstraling. Ook vanavond verovert het drietal in no time de hele zaal met zijn onorthodoxe songstructuren, met precisie gespeelde overgangen en de kale, harde en gortdroge sound.

Albini mag de meest bekende muzikant van de drie zijn, Shellac is niet alleen maar zijn vehikel. De muzikanten zijn gelijkwaardig en een grote rol is weggelegd voor de indrukwekkende bassound van Weston en de harde droge slagen van Trainer. Dat zijn belangrijke ingrediënten van de unieke sound van het trio, waar Albini zijn snijdende en venijnige gitaarspel overheen legt.
Het optreden dreigt overigens wel even de mist in te gaan, want Trainer haalt al vroeg in de set zijn vinger open. Het bloedt behoorlijk en tussen de nummers door blijkt dat de drummer er echt last van heeft, maar het weerhoudt hem er niet van om zich krachtig door de set heen te slaan. De pauzes tussen de nummers door worden opgevuld met humor van Weston (die op de vraag ‘What’s the secret of your incredible bass sound?’ antwoordt met ‘Me!’) en Albini (variërend van ‘Eat mushroom soup and watch us as a cartoon’, tot ‘I made love to a cat this afternoon, so now I’ve got hair in my mouth. Don’t Judge that!’)
De setlist is niet verrassend en bestaat voornamelijk uit songs van alle vijf de albums. De versie van ‘Dude Incredible’ is een hoogtepunt, maar eigenlijk kent het concert vanaf opener ‘A Minute’ geen zwakke momenten. Er is ook ruimte voor ‘Killers’, afkomstig van de verzamelaar
The Lounge Ax Defense & Relocation Compact Disc en nummers als ‘Squirrel Song’, ‘This Is a Picture’, ‘Compliant’, ‘Steady As She Goes’ en ‘Dog and Pony Show’ hebben anno 2019 nog niets aan impact ingeboet. De stops en de overgangen worden retestrak uitgevoerd en de songs staan als een huis.

Wat vooral fijn is, is dat de band minimalisme hoog in het vaandel heeft staan. Shellac heeft weinig nodig om zijn onderscheidende sound te creëren. Dat komt het best tot uitdrukking in de fenomenale afsluiter ‘The End of Radio’. De song is gebaseerd op slechts een paar repeterende basakkoorden, die hard en monotoon de constante vormen. Trainer heeft een vrije rol; hij verlaat zijn drumkit om al rondlopend op een snaredrum accenten te leggen. Albini vertelt zijn verhaal over de allerlaatste radio-uitzending en haalt zo nu en dan uit met scherp gitaarspel. De humoristische noot wordt niet vergeten. Zo krijgen we bijvoorbeeld een heel stuk tekst van ‘The Ballroom Blitz’ van The Sweet voorgeschoteld.
Al met al maakt Shellac de volle tachtig minuten die het concert duurt indruk met hoogstaande minimalistische noiserock met mathrock en punk als hoorbare invloeden. Voor wie het trio eerder aan het werk zag, biedt het weinig verrassingen, maar wie maalt erom als het allemaal zo verschrikkelijk goed en gedreven voor het voetlicht wordt gebracht?