El Negocito, 2019
Mark Alban Lotz is een in Duitsland geboren maar in Nederland wonende fluitist. De muzikant heeft een brede en open blik als het om muziek gaat, wellicht omdat hij niet alleen in Duitsland maar ook in Thailand en Oeganda is opgegroeid. Lotz heeft zowel jazz als klassiek gestudeerd en beide aspecten komen in zijn muziek terug. Als componist en improvisator is hij ervaren, maar zijn muzikale ruimdenkendheid zorgt ervoor dat zijn muziek fris en modern blijft klinken.
Met Lotz of Music maakte de fluitist al acht albums, zij het niet steeds in dezelfde samenstelling. Anno 2019 bestaat het gezelschap naast Lotz uit Albert van Veenendaal (piano en geprepareerde piano), Jörg Brinkman (cello en effecten) en Alan ‘Gunga’ Purves (drums, percussie, brim bram en andere geluidsobjecten). De leider beperkt zich zelf niet tot één fluit, maar speelt piccolo, c-, alt-, bas- en contrabasfluit, het laatste instrument gemaakt van pvc-buizen. Daarnaast gebruikt Lotz zijn stem en is hij ook verantwoordelijk voor effecten.
Op Live at JazzCase, dat is opgenomen in de Dommelhof in het Belgische Neerpelt, speelt als gast Claudio Puntin mee. Eigenlijk is ‘gast’ hier geen juist woord, want de Zwitserse muzikant die klarinet, basklarinet, mondharp, stem en effecten toevoegt aan het instrumentarium, is een onlosmakelijk onderdeel van het kwintet dat Lotz of Music op deze cd is. Het vijftal bestaat uit vijf individuen met een eigen speelstijl, maar is typisch zo’n gezelschap waar de som meer is dan de delen.
Het instrumentarium beschouwend zou je kunnen denken met een kamermuziekensemble te maken te hebben, als je de elektronische effecten en de objecten van Purves wegdenkt. De muziek is echter onder de noemer jazz te scharen, al zijn er duidelijk modern klassieke invloeden waar te nemen. Lotz of Music musiceert met een open geest en door het instrumentarium heeft het kwintet zeer veel mogelijkheden om uit te weiden. Men houdt de boel echter netjes bij elkaar, want er is sprake van een consistent album, terwijl toch niet wordt vergeten de nodige variatie aan te brengen. Die variatie zit niet alleen in het bespelen van verschillende instrumenten, maar ook in de acht stukken die het album telt.
Daarvan zijn er zes door Lotz gecomponeerd, waaronder opener ‘Of Royal Hering’, waarin de schoonheid van het instrumentarium goed tot zijn recht komt en de verschillen tussen de instrumenten als cello, piano en percussie soms wegvallen. De ritmische component is belangrijk en geeft het stuk schwung. Purves is druk in de weer, zorgt voor het speelse element, maar zijn vondsten weet hij te doseren zodat het slagwerk niet te veel overheerst. Op andere momenten valt het tempo weg, horen we Lotz in duet met percussie, wat in no time omslaat in een door fluit, klarinet en cello gespeeld thema, even later gevolgd door een jazzy gedeelte, waarin het fluitspel met elektronische effecten wordt verrijkt. De opener bevat al genoeg ideeën voor een heel album, maar bij Lotz of Music past het in negen minuten.
Piano en percussie openen ‘Quasimodo’, waarin speelse jazz, Zuid-Amerikaanse ritmiek en klassieke muziek zijn verwerkt. Het is een combinatie die tot een geforceerde kruisbestuiving zou kunnen leiden, maar niet zo bij dit vijftal, dat zijn dadendrang op natuurlijke wijze in verschillende genres verpakt. Het klassieke thema waarmee wordt geëindigd is wonderschoon.
Het lange ‘Nistru’ start vervolgens rustig en goed aansluitend op het vorige stuk. De piano verzorgt de ondergrond en de cello speelt een repeterend patroon waaroverheen Lotz en Puntin een vrije rol hebben die zij op subtiele wijze invullen. Bij Lotz of Music blijft echter niets hetzelfde, hoewel de basis van het stuk overeind blijft. De rollen van de verschillende instrumenten wisselen en de intensiteit van het spel neemt toe. Fluit en (bas)klarinet lijken zo nu en dan te vliegen. Aan het eind keert de rust terug.
In ‘Waiting For Prey’, dat gebaseerd is op een klein tweetonig motief, horen we onder andere een zware fluit, elektronica, losse pianoriedels, hi-hat en bekkens, waarmee een bijna ondraaglijke spanning wordt gecreëerd. Een sardonische lach valt de luisteraar ten deel. Hier is iets duisters in het spel, alsof je je in een rariteitenkabinet bevindt met een vijandige sfeer. De fluit van Lotz speelt een repeterend thema aan het begin van ‘Strollin’ A Reef’, dat iets meer jazzterrein opzoekt, waar de geluiden van Gunga een andere draai aan geven. Lotz toont zijn kunnen in een virtuoze solo.
‘Improvisation’ is van Brinkman en Puntin. Het pizzicato spel van Brinkman wordt vakkundig ontregeld door Gunga en Puntin legt aavankelijk accenten maar speelt daarna een gevoelvolle melodie over het cellospel heen. In ‘Tamago’ spelen fluit en klarinet unisono het thema, terwijl de piano zware accenten legt en het slagwerk daar doorheen laveert. Daarna volgt een solo voor cello, terwijl Van Veenendaal zijn accenten blijft herhalen, nu ondersteund door speelse en humoristische klanken van Gunga, die een hele doos met geluidsvoorwerpen tot zijn beschikking heeft.
Het album eindigt met ‘The Egg Jam Encore’, dat is gebaseerd op ‘El Uvo’ (‘The Egg’) van de Braziliaanse componist Hermeto Pascoal. Puntin verzorgt het ritme op zijn mondharp, Lotz speelt thema en improvisatie, soms lijkt het zelfs tegelijkertijd. De klankkleur van het stuk is beduidend lichter dan die van de overige stukken en met dit stuk eindigt Live at JazzCase op aanstekelijke wijze. Een perfect einde van een kleurrijk album vol muzikaliteit, speelse vondsten, aantrekkelijke klankencombinaties en speelplezier.