Twee keer retro, twee keer niet zomaar de eerste de beste retro-rockband. Verder hebben Spidergawd en Rival Sons niet heel veel met elkaar uit te staan, maar het is goed te horen dat er nog bands zijn die de hardrock uit de jaren zeventig hoog in het vaandel hebben staan en met die invloed tot uitstekende resultaten weten te komen.

Spidergawd – V

Stickman, 2019

Als het over Spidergawd gaat, wordt vaak de Motorpsycho-connectie erbij gehaald. Met het vorige album IV bewees het viertal uit Trondheim al prima zonder Bent Saether te kunnen. Sterker nog: er veranderde niet veel, of het moet de nog wat steviger sound en de kwaliteit van de songs zijn geweest. Beide positieve veranderingen. Kenneth Kapstadt verliet voor het verschijnen van het vorige album Motorpsycho, dus het is nu wel klaar met verwijzen naar de grote broer.

Met album nummer vijf zet Spidergawd opnieuw een stap vooruit. Geen reuzenstap, maar net als bij het voorgaande album wel een duidelijke. De harde sound is intact gebleven en de muziek bevat nog steeds volop verwijzingen naar jaren zeventig hardrockacts, maar ook naar New Wave of British Heavy Metal-bands. Kort door de bocht gezegd bivakkeert Spidergawd op het randje van hardrock en metal. Metal uit het begin van de jaren tachtig dan, voordat bijvoorbeeld Slayer, hair metal en de grunt hun intrede deden.

En melodie een belangrijk onderdeel van de muziek was, belangrijker dan agressiviteit. Dat wil weer niet zeggen dat de muziek van Spidergawd niet potig is, want dat is wel zo, maar het gaat om melodieuze songs met een kop en een staart. En met gitaarsolo’s, alleen worden die soms vervangen door een saxofoonsolo. Rolf Martin Snustad bespeelt die sax en daarmee draagt hij bij aan de vette sound van de band, terwijl in zijn solo’s niets van de energie van de song verloren gaat.

Snustad opent het album met een korte solo, waarna bas en drums ‘All And Everything’ langzaam op gang trekken. Waar Spidergawd in het verleden nog wel eens vergat om echt memorabele refreinen te schrijven, slaagt de band hier onmiddellijk, want deze blijft urenlang hangen (wees gewaarschuwd!). En het is niet het enige refrein dat in je kop geramd blijft: ‘Avatar’ is er ook zo eentje.

In het intro van ‘Ritual Supernatural’ komt de band wel heel dicht in de buurt van Thin Lizzy, maar dat is beslist geen straf. De saxofoon klinkt machtig en dat doet-ie ook in ‘Kings of C.G.R.’. In afsluiter ‘Do I Need A Doctor…?’ wordt het gitaargeluid van Iron Maiden geïmiteerd. Toch lijkt de song uiteindelijk helemaal niet op die Engelse band. En horen we daar een heel klein stukje versneld ‘Don’t Talk To Strangers’ van Dio terug in het intro van ‘Green Eyes’? Nee, net niet. Spidergawd steekt zijn invloeden niet onder stoelen of banken maar maakt er wel zijn eigen ding van.

De muziek lijkt dus overal en nergens op, op een positieve manier. De riffs zijn aanstekelijk, de zang heeft power of is fraai tweestemmig, de sax mag ronken en de songs zijn zonder uitzondering erg goed. Tel daarbij op een uitstekende productie (wat ze in de jaren zeventig en tachtig nog niet zo goed voor elkaar kregen) en we kunnen spreken van een opperbest album.

Eerder werden de albums I, II en III gebundeld in een cd-box en nu zijn ook IV en V verschenen in zo’n box, aangevuld met +, dat voornamelijk b-kantjes bevat. Daaruit blijkt onder ander dat Spidergawd schatplichtig is aan de blues, maar het zijn vooral de beter uitgewerkte nummers als ‘Starfighter’ (dat op een van de albums geen modderfiguur zou slaan) die indruk maken. is niet essentieel, wel leuk voor de verzamelaar.

Rival Sons – Feral Roots

Atlantic, 2019

Op een andere manier retro (jaren zeventig) maar ook bijzonder goed is het Amerikaanse Rival Sons, dat toe is aan zijn zesde album. Na het geweldige Great Western Valkyrie was het in 2016 verschenen Hollow Bones een kleine teleurstelling. Geen slechte plaat, maar het songmateriaal bleef wat achter bij de voorganger en de experimenteerdrift was ingetoomd. Met Feral Roots revancheert de band zich, want hier valt bijna alles op zijn plek.

Daar ziet het aanvankelijk niet naar uit, want de eerste twee tracks, ‘Do Your Worst’ en ‘Sugar on The Bone’ maken niet direct indruk en lijken te leiden aan het euvel waar Hollow Bones onder gebukt ging: het is wel goed maar eerder door dezelfde band beter gedaan. Wat de eerste track betreft wordt de eerste indruk bij herhaalde beluistering teniet gedaan: de riff is lekker, de zang ijzersterk en het refrein minder obligaat dan gedacht.

De opbouw van Feral Roots is er een die bij Rival Sons vertrouwd is: openen met rechttoe rechtaan rocknummers (twee in dit geval) en gaandeweg meer ruimte maken voor andere invloeden en voor binnen de bandbreedte passende experimenten. Op dit album pakt die opbouw wel erg goed uit, want naarmate de plaat vordert wordt de muziek beter.

De weg omhoog wordt al redelijk vroeg ingezet, vanaf de derde song, ‘Back In The Woods’, dat met donderende drums begint. Een gouden greep is het gebruik van achtergrondzang. De door Led Zeppelin beïnvloedde muziek krijgt er een Black Crowes-injectie mee. Dat gebeurt niet alleen in ‘Back In The Woods’; de achtergrondzang is in zowat elke track aanwezig en echt een meerwaarde.

Dat Jay Buchanan een wereldzanger is, heeft hij allang bewezen en hoeft geen verder betoog. Wat op Feral Roots vooral opvalt is dat gitarist Scott Holiday in bloedvorm verkeert. De sterke riffs, melodieuze licks en smaakvolle solo’s zijn niet van de lucht, al zal hij live niet alles in zijn eentje kunnen spelen; er klinken zo nu en dan twee gitaren. Het intro van ‘Look Away’ is een mooi staaltje gitaarwerk, maar ook de zware riff in ‘Too Bad’ is in al zijn eenvoud formidabel. De band toerde met Black Sabbath en dat laat kennelijk zijn sporen na.

Wat luchtiger – en je zou zeggen singlekandidaat – is ‘Stood By Me’. De grootste verrassing is echter te vinden aan het eind: in ‘Shooting Stars’ wordt een heus gospelkoor ingezet en samen met de stem van Buchanan klinkt dat hemels. Rival Sons bivakkeert soms op het randje van pathetiek, maar kukelt er nooit aan de verkeerde kan vanaf. De muziek rockt, groovet en heeft soul. De songs zijn, een piepklein dipje in het begin daargelaten, ijzersterk en het klinkt allemaal als een klok. Deze band is terug in vorm.

Spidergawd facebook

Rival Sons website