Machinefabriek is het alias van Rutger Zuydervelt. De Rotterdamse elektronica-muzikant annex geluidskunstenaar heeft een output die niet bij te houden is, maar zijn uitgaven zijn altijd op zijn minst interessant en meestal veel meer dan dat, dus op gezette tijden moet er aandacht aan worden besteed. Dat geldt zeker voor de drie (vrij) recente en stuk voor stuk fraaie releases die hieronder worden besproken.
Machinefabriek with Anne Bakker – Short Scenes

Zoharum, 2018
Anne Bakker is een (alt)violiste die thuis is in verschillende muzikale werelden. Zij maakt(e) deel uit van Quibus en het Göksel Yılmaz Ensemble en daarnaast werkte zij met Michel Banabila, Blaze Bayley, Thomas Zwijsen, Celine Cairo en Kristoffer Gildenlöw. Bakker is ook singer-songwriter en onlangs verscheen haar eerste solo-ep Vox/Viola.
Dit is niet de eerste samenwerking van Machinefabriek en Bakker. Eerder waren zij samen te horen in onder andere Halfslaap II (2015 en 2017) en Deining (2017). Zuydervelt is een muzikant die steeds weer nieuwe wegen zoekt, dus het mag geen verbazing wekken dat Short Scenes een geheel andere muzikale insteek laat horen dan bijvoorbeeld Deining, waarop Bakker steeds gedurende vijf minuten een toon speelde en zo steeds verder omhoog gleed om, eenmaal bij het hoogste punt aangekomen, de omgekeerde weg te bewandelen. Zuydervelt ging daarmee aan de slag en maakte daarvan een drone-achtig muziekstuk. Geen makkelijke kost, maar daar is het de Rotterdammer ook vast niet om te doen.
Het gaat hem echter ook niet om het maken van ongemakkelijke of tegendraadse muziek an sich. Zo laat Short Scenes zich vrij makkelijk beluisteren, als is aandacht nodig om alle finesses te kunnen horen. Het album bestaat uit twintig korte stukken die te veel details kennen, te veelomvattend zijn en soms ook iets te lang zijn om als miniatuurtjes door het leven te kunnen gaan. De titel is zo gek nog niet gekozen: het album bevat twintig scenes die bij elkaar een filmsoundtrack zouden kunnen vormen.
Startpunt van de stukken op Short Scenes zijn improvisaties van Bakker, die door Zuydervelt zijn bewerkt en tot nieuwe muziekstukken in elkaar zijn gezet, zonder vooropgezet plan. De elektronica-muzikant liet zich leiden door de opnamen van het (alt)vioolspel. Dat leidt tot een fragmentarisch en afwisselend, maar alles bij elkaar genomen toch ook consistent album waarop Zuydervelt het door hem bewerkte spel van Bakker op de voorgrond zet en hij daarnaast voor de elektronische ondergrond, accenten of ritmiek zorgt.
Dat gebeurt niet op opdringerige wijze, maar uiterst smaakvol en subtiel. De elektronische component is echter significant en ook duidelijk hoorbaar. Bakkers (bewerkte) spel is zeer variabel, al komen hele snelle loopjes en extreme uitspattingen niet voor dit album in aanmerking. Repeterende patronen des te meer, zoals in het openingsstuk, dat een folky inslag heeft.
In ‘Scene 2’ bewerkt Zuydervelt het vioolspel zodanig dat een echoënd effect ontstaat. In ‘Scene 3’ kruisen twee verschillende vioollijnen elkaar, terwijl krakende elektronica voorzichtig intervenieert. Echt klassiek klinkt Bakker in ‘Scene 5’, maar met zware klanken op de achtergrond ontstaat iets geheel anders, een stuk met dreiging. De wat voller klinkende altviool horen we tegelijkertijd met de viool in de zesde scene. Een sterk ritmische component is aanwezig in ‘Scene 8’. Mooi is ook hoe het vioolspel voor- en achtergrond verzorgt in het elfde stuk. In nummer 13 horen we Bakker niet alleen vioolspelen maar ook praten en in nummer 14, met bijna vier minuten het langste stuk op het album, slaat zij met de strijkstok op de snaren, is haar ademhaling te horen en horen we de viool fluisteren en lichtjes krassen. Opvallend is tot slot het synthpatroon in ‘Scene 18’, dat prachtig kleurt bij de altvioolklanken.
De woorden in de vorige alinea moeten worden gezien als een paar vage en ontoereikende schetsen van wat er allemaal gebeurt op Short Scenes. De muziek is te scharen onder ambient en drone, maar ook onder modern klassiek, en is ontstaan uit improvisatie. Het resultaat is inventief, afwisselend, spannend en vooral bloedmooi.
Banabila & Machinefabriek – Entropia

Eilean, 2019
Michel Banabila maakt al jarenlang verschillende soorten muziek, onder zijn eigen naam of met East Meets West, Byzantium, Chi of Cloud Ensemble. Het meest bekend is zijn samenwerking met Eric Vloeimans, maar de Rotterdammer werkte met heel veel muzikanten. Zijn werk varieert van minimale muziek met op loops gebaseerde elektronica tot modern klassiek, drone, experimentele elektronica en tribale ambient. Banabila gebruikt, in aanvulling op akoestische instrumentatie, elektronica, field recordings en radio-, tv- en internetfragmenten.
Met Machinefabriek werkte Banabila ook al vaker samen, wat niet zo verwonderlijk is als je bedenkt dat ze beiden in Rotterdam woonachtig zijn. Toch is Entropia, verschenen op het Franse label Eilean, niet tot stand gekomen doordat de beide muzikanten in een studio, huiskamer of repetitiehok bij elkaar hebben gezeten om muziek te maken. Zij hebben een voorkeur voor het uitwisselen van bestanden en op die manier, door het heen en weer zenden van die bestanden, is deze release gerealiseerd.
Het resultaat is er niet minder om, want Banabila en Zuydervelt weten hun vondsten, hun elektronische klanken en gevonden geluiden, te matchen en samen muziek te maken van een grote diversiteit. De resultaten kunnen wel onrustig en grillig zijn, zoals in de opener ‘Getaway’, waarin lange tonen vergezeld gaan van allerhande elektronische en omgevingsgeluiden, waarin noisy en dreigende gedeelten zitten en zware dreunen. Er is ook een rol voor de trompet van Mattheus Hemelrijk.
‘Unearth’ start met een repeterende piano, samengaand met lagen lange en minder lange klanken die als een deken over de pianosound worden gelegd, waardoor die piano naar de achtergrond verdwijnt, zelfs helemaal verdwijnt en de sfeer van het stuk langzaam verandert. Een melodie komt voorbij, maar de abstractie gaat niet geheel verloren. Na zo’n vierenhalve minuut volgt een vreemde climax, veroorzaakt door een veelheid aan lichte en vooral ook zware klanken die de intensiteit doen toenemen. Het stuk bouwt in de laatste minuut af.
In de sterk percussieve titeltrack wordt gespeeld met ritmiek, die niet rechtlijnig is maar dwars. Het laatste gedeelte bestaat uit gitaarspel en omgevingsgeluiden. ‘Minimals’ trekt je vervolgens de diepte in, met een zompig repeterend patroon en opkomende en wegstervende klanken die het stuk een onheilspellende sfeer geven. Gaandeweg wordt de atmosfeer minder duister, vooral als het aanvankelijke patroon losgelaten wordt en plaatsmaakt voor een lichtere variant. De verschillende geluiden verweven zich, communiceren en variëren.
‘Night Scenes’ handelt niet over een stille, geruisloze nacht, maar eerder over een nachtmerrie, over geesten of ongure types in je slaapkamer. Het stuk kent een constante dreiging en de stemsamples maken het stuk helemaal spooky. ‘Nostalgia’ is weer heel anders. Een flard van opgenomen strijkers(?) lijkt de basis te vormen van het moeilijk te definiëren stuk, dat zich rustig voortbeweegt maar geen rust in zich draagt.
De laatste veertien minuten van Entropia zijn voor ‘Anima’, dat atmosferisch en abstract begint, her en der stukjes melodie oppikt en op zijn weg vreemdsoortige, fantastische en het voorstellingsvermogen te boven gaande geluiden met zich meesleept. Alles wordt bij elkaar gehouden door een zachtjes golvende beweging waardoor het stuk, ondanks de veelheid aan indrukken die het veroorzaakt, geen fragmentarisch karakter krijgt. Een prachtig einde van een fantasierijk en formidabel album.
Machinefabriek – With Voices

Western Vinyl, 2019
Het bewonderenswaardige aan het muzikale werk van Zuydervelt is dat hij zijn creatieve en originele ideeën met gebruik van elektronica vaak weet om te zetten in warmbloedige muziek. Als er één album is dat die stelling bewijst, dan is dat het recentelijk verschenen With Voices. Er ligt een bedacht concept aan ten grondslag, maar het levert muziek op met een hart en een ziel.
In het kort de ontstaansgeschiedenis: Zuydervelt was in Taipei om muziek te maken voor een dansgezelschap. Daar zag hij een video waarin een stem te horen die afkomstig bleek te zijn van de danseres, Wei-Yun Chen. Het bracht de Rotterdamse muzikant ertoe om met cassetterecorders, toongeneratoren, radio’s, synthesizers en andere hifi apparatuur een 35 minuten durende soundscape te creëren waar verschillende vocalisten op konden improviseren, zowel pratend, lezend als zingend, of woordloze keelklanken producerend. De vocalen bijdragen gebruikte Zuydervelt vervolgens om te bepalen hoe de andere tonale elementen zouden worden gearrangeerd. De stembijdragen dicteerden aldus in welke richting elk stuk zich uiteindelijk zou ontwikkelen.
Het definitieve resultaat is neergelegd op With Voices, waarop de stemmen natuurlijk zeer belangrijk zijn, niet zozeer als zangstemmen maar als instrumenten. Het idee alleen al is boeiend, de muzikale uitwerking is fascinerend.
Het album opent met een stuk gebaseerd op de stem van Terence Hannum (van Locrian). Het heeft aanvankelijk iets meditatiefs in zich, maar herbergt te veel spanning voor echte ontspanning. Na een kleine drie minuten doet zich een wending voor, wordt de muziek luider en levendiger, terwijl toch de grondslag wordt gehandhaafd. De stem van Hannum gaat op in de lange klanken of vormt juist de lange klanken. In het tweede stuk wordt de stem van Chantal Acda opgeknipt en net als de elektronica staccato gebruikt, maar we horen haar vooral dromerig flarden tekst zingen. De voorbijtrekkende muziek wordt een paar keer elektronisch ontregeld.
Peter Broderick levert de vocale bijdrage op ‘III’, waarbij Zuydervelt hem tegelijkertijd in verschillende vocale gedaanten laat horen. Broderick reciteert een stuk tekst, wat door de elektronica-muzikant aanvankelijk ongemoeid lijkt te worden gelaten, maar verderop wordt vertraagd en omringd door een veelvoud aan stemmen, wat even later luidruchtige vormen aanneemt. Marianne Oldenburg zingt echt, in het Engels op ‘IV’, terwijl haar eigen stem daar rondom beweegt. Ook bewegen zangmelodieën door elkaar. Het korte stuk maakt en coherente indruk.
‘V’ bevat tape-opnamen van Zero Years Kid, de naam waaronder Joachim Badenhorst zijn bijdrage levert. Het stuk heeft een collage-achtig karakter, iets wat Machinefabriek in de overige stukken weet te voorkomen. Het werkt wel, want de verschillende geluiden en stemmen (waaronder een ongemakkelijk gevoel gevend gefluister) werken vervreemdend en prikkelen de oren en het brein, die naarmate het stuk vordert steeds meer aan de muzikale gekte gaan wennen. Met Richard Youngs stem maakt Zuydervelt lange klanken, die opkomen en wegsterven en weer opnieuw opkomen. Het dynamische effect van de stem wordt gecombineerd met een zware elektronische ondergrond en verschillende hogere geluiden. In het luistervriendelijker tweede gedeelte wordt de stem ook meerstemmig weergegeven.
‘VII’ is het stuk met aanstichtster Wei-Yun Chen (zie ook onderstaande video). Het is abstract, onrustig, staat bol van de spanning en de pratende stem draagt bij aan een mysterieuze sfeer. Marissa Nadler is de vocalist van dienst in de elf minuten durende afsluiter. Haar stem is dominant in het vrijwel tempoloze en soms sacraal aandoende stuk. Die stem wordt op verschillende manieren ingezet: zingend, maar ook als onderdeel van de verder elektronische muziek.
Het is knap hoe Machinefabriek met de verschillende vocalen als uitgangspunt tot meer of minder abstracte maar ook gevoelvolle muziek weet te komen. Het is muziek die je niet onberoerd laat, muziek die het brein niet altijd begrijpt maar die het hart wel voelt. Prachtig.