Trytone, 2019

Eind 2017 bracht Spinifex het album Amphibian Ardour uit, een van de leukste jazzplaten van dat jaar. Op dat album waren twee bewerkingen van Sufi traditionals te horen, een van Koerdisch/Iraanse origine en een afkomstig uit de Pakistaanse Qawali traditie. De stukken bleken uitstekend te passen bij de eigen composities van de bandleden en dat beviel kennelijk zo goed, dat besloten is een volledig project te wijden aan muziek die door Sufi-tradities is geïnspireerd.

Spinifex is een jazzsextet dat bestaat uit Tobias Klein (altsax), John Dikeman (tenorsax), Bart Maris (trompet), Gonçalo Almeida (bas), Jasper Stadhouders (gitaar) en Philipp Moser (drums). Het is dezelfde bezetting dan op het vorige album.

Geïnspireerd door Sufi-tradities of niet: Spinifex blijft Spinifex. Dat betekent dat traditie en compositie met het grootste gemak worden gekoppeld aan avant-gardisme en improvisatie. Toegankelijkheid en tegendraadsheid gaan hand en hand en de muziek mag zo nu en dan uit de bocht vliegen, alles komt uiteindelijk op zijn pootjes terecht. Dat laatste komt vooral door de ijzersterke thema’s die door bandleden of iemand anders zijn neergepend.

Het sextet heeft er dus niet voor gekozen om het album te vullen met bewerkingen van traditionals, maar de Sufi-traditie als inspiratiebron te gebruiken voor eigen composities. De invloed is wel duidelijk hoorbaar, vooral in oosterse melodielijnen en in zich herhalende patronen. Die worden dan wel vaak verpakt in jazzy en rockachtige ritmiek.

Het eerste stuk (‘Confrerie’) opent met een sterk ritmisch en unisono thema, maar al vrij snel is het vrij spel, waarna Dikeman zijn robuuste tenorsaxspel al solerend laat horen. De twee saxofonisten hebben een duidelijk verschillend timbre. Klein is verantwoordelijk voor een lichtere touch en vaak ook voor de oosterse inslag, terwijl Dikeman meer de ruige freejazzspeler is. Dat is echter geen wet van meden en perzen, want beide saxofonisten laten zich van verschillende kanten horen. Goed voorbeeld daarvan is Kleins solo in de openingstrack. Tegen die tijd heeft een versnelling van het thema plaatsgevonden en wordt (jazz)rockterrein verkend, met een onstuimig musicerende Stadhouders.

‘Drinks & Logistics’ is van de hand van de gitarist. Het thema is vrij rustig en het stuk is langzaam en klinkt beheerst, met ruimte voor korte solo’s van achtereenvolgens Klein, Dikeman en Maris. Het mooiste is echter als de blazers door elkaar heen blazen en vervolgens plots het thema spelen. Daarna wordt de controle even losgelaten en is het vrij spel voor ieder. Met hetzelfde gemak vinden de muzikanten elkaar weer.

‘Zarbi Owj’ is van de hand van de Iraanse tar- en setarspeler Mohammad Reza Lotfi. Spinifex toont veel respect voor het origineel, maar trekt de compositie ook naar zich toe, niet alleen door de andere instrumentatie en het weglaten van vocalen, maar ook door de zware elektrische bas van Almeida, die überhaupt goed hoorbaar in de mix is geplaatst, en de sublieme solo’s van Klein en Dikeman.

Maris opent ‘AHAP’ met een gevoelvolle solo, voordat drums, bas en gitaar een stevige mathrockinjectie geven, die vervolgens een volumestand lager wordt voortgezet, waarna de andere blazers Maris’ solo van accenten voorzien die weer de opmaat zijn voor het thema. Dan is het de beurt aan Stadhouders voor een gestoorde solo, soepel en stevig begeleid door Moser en Almeida. Het thema klinkt door in de blazerssectie, die een staccato begeleiding speelt bij een korte solo van Moser.

‘Unnecessary Lines’ is het langste stuk op de plaat. Het kent een lange aanloop vol ingehouden spanning, waar ieder zijn steentje aan bijdraagt. Er zijn ruim acht minuten verstreken voordat de muzikanten elkaar vinden en het thema wordt gespeeld, waar ook vrijuit over wordt geïmproviseerd. De ritmesectie houdt het springerige ritme stevig en strak. Verrassend is dat het stuk nog een tweede thema bevat, terwijl de ritmesectie dat springerige ritme blijft spelen.

De opening van ‘Marifa’ is voor de trompet van Maris, zacht en spannend begeleid door Almeida, Stadhouders en Moser, gevolgd door een tweetonig ritme, waar het thema overheen wordt gespeeld, met een vrije rol voor de gitaar. Het tempo neemt toe en Klein soleert op oosterse wijze, zijn altsax soms bijna klinkend als een sopraansax. Achter die solo neemt de intensiteit steeds verder toe. Ritme- en blazerssectie vinden elkaar, maar in tegengestelde richting, waarna een rustige uitloop volgt. Het album eindigt met een traditional, ‘Dikri’, dat ritmisch strak wordt gehouden en bewijst dat het zestal ook in een strakker keurslijf wegen voor vrije expressie vindt.

Wat valt er nog te wensen na het beluisteren van een album dat alles heeft? Respect voor traditie gaat samen met speelse dwarsigheid en unisono thema’s worden afgewisseld met gloedvolle solo’s en improvisaties. Het speelplezier spat van iedere noot af en het klinkt ook nog allemaal als een klok. Was eind 2017 de conclusie dat het album van Spinifex een van de leukste jazzplaten van dat jaar was, het moet raar lopen wil eind 2019 niet zo’n zelfde conclusie worden getrokken als het om Soufifex gaat.

Spinifex website