Zona Watusa, 2018

Het in Barcelona gevestigde label Zona Watusa wordt gerund door DJ Watusawa. Na eerdere uitgaven van D. Glare, Rayo-60 en Meglamancha, heeft het cassettelabel in de laatste paar maanden van vorig jaar de releases vier, vijf en zes het licht laten zien. Die uiteenlopende uitgaven, van Blood Quartet, Corazón De Robota en Ikizukuri, staven het vermoeden dat we hier met iets bijzonders te maken hebben. Opduvel blijft het label volgen.

Blood Quartet – Until My Darkness Goes

No wave-liefhebbers zullen Mark Cunningham kennen van de New Yorkse bands Mars, John Gavanti en Don King, maar hij is al bijna dertig jaar een veel geziene gast in de undergroundscene van Barcelona, solo en in bands als Convolution, Bèsta Ferida, Raeo en Aleatory Grammar. Gitarist Lluis Rueda, bassist Kike Bela en drummer Càndid Coll vormen samen de Catalaanse undergroundband Murnau B.

In 2015 bundelden de vier muzikanten hun krachten en werd Blood Quartet opgericht, waarvan in september vorig jaar de cassette Until My Darkness Goes is verschenen. Het is het vierde album van de band, de liveplaat Live Red meegerekend. De naam doet vermoeden dat het hier om een (free)jazzkwartet gaat, maar dat blijkt een misvatting. Jazz maakt inderdaad onderdeel uit van de muziek van het viertal, maar de muziek laveert tussen jazz, vrije improvisatie en lo-fi indierock.

Dat betekent dat we te maken hebben met een losjes musicerend gezelschap en ongepolijste muziek. Die muziek klinkt soms bedachtzaam en op andere plekken juist volledig intuïtief. Het gevaar dat het een en ander leidt tot een richtingloze bedoening, wordt door Blood Quartet bezworen: de muzikanten houden de zaak keurig bij elkaar, musiceren enigszins nonchalant maar toch ook scherp en gefocust en creëren spanning, ongeacht welke stijl de boventoon voert.

Evenals Rueda speelt Cunningham op Until My Darkness Goes gitaar, maar het meest in het oor springt zijn trompetspel, dat zich opvallend vaak in lage regionen begeeft. Cunningham hoeft zijn technische kunnen niet tentoon te spreiden; dat waar de muziek om vraagt bepaalt zijn spel. Met ‘Broken Soldier’ opent Blood Quartet redelijk jazzy, al verraadt de wat zwaar aangezette ondergrond (bas en drums) de rockachtergrond. Het basspel van Belo is dienend waar nodig maar ook melodieus.

Dat geldt ook voor ‘NYC Limits’, met zijn lome zesachtste cadans een lust voor het oor. Daarna komt de muziek in een stroomversnelling met ‘Fire Folk’, een zeer geslaagde kruising tussen Sebadoh en Sonic Youth. Hetzelfde kan gezegd worden van ‘Surfing Rueda’, maar nu met surfinvloeden in het gitaarspel en ongedwongen trompetspel. Het is ondertussen wel duidelijk dat Blood Quartet niet voor een gat te vangen is en met ogenschijnlijk gemak een andere muzikale gedaante aanneemt, er ondertussen voor wakend dat de samenhang niet verloren gaat.

‘Chemistry of Tears’ en ‘Jandek’ zijn vrije stukken, het eerste met iets meer structuur dan het laatste. Naarmate het album vordert, vallen de onderdelen waaruit de muziek van Blood Quartet bestaat steeds meer op hun plaats, maar het kwartet blijft verrassen. Met de Korg synthesizer die plots opdoemt, bijvoorbeeld. Of de distortion op de bas in ‘Eigenlicht’. Of het gevoelvolle spel in ‘Invoke’, terwijl ondertussen een zekere dreiging op de achtergrond aanwezig is.

Het album kent een paar vocale tracks. Aanvankelijk doen die vocalen van drummer Coll de wenkbrauwen fronsen, maar de wat onvaste en van machismo gespeende zang past uitstekend bij de met enige nonchalance neergelegde muziek. Al met al is Until My Darkness Goes een fraai afwisselend album op het snijvlak van rock en jazz.

Corazón De Robota – Infinitud Oceánica

Een heel andere muzikale koers wordt gevaren door Corazón De Robota, de naam waaronder de Chileense muzikant en moderne dansperformer Constanza Piña muziek maakt. Haar geluiden komen tot stand door het gebruik van zelf gefabriceerde goedkope werktuigen, gemaakt met behulp van beperkte technologische middelen, afval, chocoladedozen en elektronische recycling.

Op Infinitud Oceánica horen we slechts handgemaakte synthesizers, sequencers, drum machines, filters, vervormingen (inclusief fouten) en elektronische aberraties. Daarmee creëert Corazón De Robota haar eigen sound performance, een muzikale trip bestaande uit drie delen. Het is een reis in een vreemd universum, een spannende omgeving ook, waarin het toch ook aangenaam toeven is. Verwondering en vervreemding treden op.

Dat gebeurt direct in openingstrack ‘Radiación del fondo cósmico’ (kosmische achtergrondstraling), waarin de straling op niet al te subtiele wijze bijna tastbaar wordt gemaakt. Verschillende ronddraaiende klanken klinken tegelijkertijd, terwijl andere geluiden zich in die kolk van geluiden proberen te mengen. Na bijna drie minuten neemt een dwingend ritmisch patroon het roer over en verdwijnen de draaiende bewegingen. Van rondtollend verandert het stuk in een strak regime.

‘Eco de luz’ (lichte echo) klinkt lichtvoetiger, zeker in het begin, als twee synthpatronen met elkaar vermengd worden, met daaroverheen zwevende klanken. Het basispatroon heeft een hypnotiserende werking. Een derde stem gaat zich met het patroon bemoeien, zonder dat de strakheid verloren gaat. Daarbovenop worden steeds weer andere lagen aangebracht, verschillende tonen die opkomen en weer vertrekken, tegelijk of afzonderlijk. Halverwege blijken van het oorspronkelijke patroon nog maar een paar kenmerken overeind te staan, terwijl de strakke beweging voorwaarts niet verloren is gegaan. Dat gebeurt wel in het laatste gedeelte, als het tempo omhoog gaat en volledig andere, snellere klanken domineren. Maar nee, wacht. In alle hectiek blijkt toch nog iets van het aanvangspatroon overeind gebleven, als is het vrijwel onherkenbaar. ‘Eco de luz’ is een excentriek en onwerkelijk aandoend stuk, dat iedere draaibeurt opnieuw fascineert.

Kant B van de cassette wordt geheel in beslag genomen door ‘Vientos estelares’ (stellaire winden). Van een rustige opbouw is geen sprake: in een behoorlijk tempo gieren de geluiden door je speakers. Een strak ritme domineert, een snel ronddraaiende beweging suggererend. Daarachter gebeurt van alles: het is een komen en gaan van allerhande geluiden. Het geheel maakt een vrij agressieve indruk en die agressie neemt alleen maar toe als de meeste geluiden wegvallen en het ritme nog harder naar voren komt. Corazón De Robota mept je om de oren met haar luidruchtige klanken.

Na negen minuten vindt zij het kennelijk welletjes, dan ben je als luisteraar murw gebeukt en is het tijd om te bouwen aan een nieuw gedeelte. Ook nu staat een ritme centraal, maar een wat vriendelijker ritme. Denk je. De intensiteit neemt toe en uiteindelijk is er ook hier geen ontkomen aan en wordt je meegesleept naar onbekende terreinen. En er gebeurt nog veel meer onbeschrijflijks. Hoe Constanza Piña het allemaal doet? Geen flauw idee, maar de muziek betovert en verovert en laat je uitgeput maar volledig voldaan achter.

Ikizukuri – Hexum

Bassist Gonçalo Almeida is een drukbezet en productief muzikant. In korte tijd verschenen er uitgaven van Albatre, Almeida/Gibson/Furtado, Almeida/Schneider en (zeer recent) Spinifex. Binnen niet al te lange tijd verschijnt ook een nieuw album van The Attic. Bij Zona Watusa kwam op 7 november 2018 de cassette Hexum van Ikizukuri uit, dat naast Almeida (hier op elektrische bas) bestaat uit de Duitser Julius Gabriel op tenorsax en elektronica en de Portugees Gustavo Costa op drums.

Costa is een muzikale veelvraat die zich in verschillende stijlen thuis voelt en met een waslijst aan muzikanten heeft samengespeeld. Gabriel legt zich toe op freejazz, improvisatie en experimentele muziek. Hij is oprichter van de krautnoiseband Blutiger Jupiter en de agitdiscojazzband Das Behälter en daarnaast is hij lid van The Dorf en Barry Guy’s Blue Shroud Band.

Net als bij Blood Quartet hebben we hier te maken met een kruising tussen rock en jazz. Daar houdt de vergelijking ook meteen op, want dit trio pakt de zaken heel anders aan. De muziek is strak, hard en compromisloos en de indierock-link is volledig afwezig. Freejazz en improvisatie vieren wel hoogtij en er wordt gemusiceerd op het scherpst van de snede.

Hexum valt in twee delen uiteen. Op kant A kiest Ikizukuri voor het korte baanwerk en worden in een mum van tijd tien energieke rockjazz-bommetjes er doorheen gejast (nee, geen ‘jazzrock’, dat suggereert iets heel anders), terwijl kant B uit een lang stuk bestaat, de titeltrack.

Constante op kant A is de zwaar ronkende bas van Almeida, die de muziek een donkere rand geeft. De muziek neigt zo nu en dan naar noiserock, maar de freejazzinvloed is ook duidelijk. Dat komt vooral door het saxofoonspel van Gabriel, die regelmatig overblaast, maar ook hij draagt bij aan het noisreockgehalte met straffe patronen. Mooi is de manier waarop de sax aan de ene kant en bas en/of drums aan de andere zijde op elkaar reageren in ‘Beinum’. In ‘Yinon’ wordt in een soort huppelritme gespeeld, terwijl het stuk in de basis toch zwaar blijft klinken.

Drummer Costa varieert volop en komt in de buurt van metal in het snelle ‘Pavao’. In ‘Barere’ worden klagende saxlijnen afgewisseld met een stukje punkjazz. En nu we het toch over punkjazz hebben: ‘Baah’ doet er nog een schepje bovenop. ‘Chubbuck’ is op kant A de uitzondering die de regel bevestigt. Het stuk duurt ruim vijf minuten, kent een verslavende groove en veel suspense in het saxspel. De muziek op kant A is vaak heftig en hectisch, maar verzandt nergens in totale chaos of louter gefreak.

Kant B is dus geheel gewijd aan het bijna negentien minuten durende ‘Hexum’. Hierin bewijst het trio ook met een lange improvisatie uit de voeten te kunnen. In het begin cirkelt het saxspel van Gabriel als insecten rond je oren, terwijl Almeida op de achtergrond mysterieuze klanken produceert op zijn bas. Op beide instrumenten staat veel galm. Na drie minuten krijgt het stuk beweging, als Costa met zijn toms het ritme bepaalt. Van het saxspel wordt een droneachtige loop gemaakt. Almeida is de melodieus in de weer zijnde muzikant en Gabriel maakt vogelgeluiden. Het stuk bouwt grandioos op, naar een volle climax, die echter ook weer ontregeld wordt, maar zonder de felheid en de kracht aan te tasten. Ikizukuri laat niet meer los en gaat volledig los, wat een schitterend stuk harde vrije impro oplevert. Ook de manier waarop in de laatste paar minuten wordt afgebouwd, is indrukwekkend.

Zo herbergt Hexum twee kanten van dit uitzonderlijke trio. Beide zijden overtuigen, al maakt de lange improvisatie toch net iets meer indruk dan het korte baanwerk. Hopelijk blijft het niet bij deze ene uitgave en horen we nog veel meer van Ikizukuri.

Zona Watusa bandcamp

Zona Watusa facebook

Blood Quartet bandcamp

Corazón De Robota website

Gonçalo Almeida website

Julius Gabriel website

Gustavo Costa website