Tzadik, 2018
De stroom releases van John Zorn houdt nooit op en bijna al zijn uitgaven zijn op zijn minst interessant. Natuurlijk is niet alles even goed en de man uit New York heeft ook de neiging nog wel eens in herhaling te vervallen, maar regelmatig duikt er iets nieuws en verfrissends op. Bovendien werkt Zorn altijd met uitstekende muzikanten, uit welk genre dan ook. De laatste tijd is het echte avontuur vooral te vinden in de klassieke werken, al valt het heavy werk van de alleskunner ook niet te versmaden. Opduvel neemt twee recente uitgaven onder de loep waarin Zorn nieuwe wegen bewandelt, al is het soms oude wijn in nieuwe zakken.
Insurrection
John Zorn is niet iemand die in echte originaliteit gelooft. Hij geeft vaak aan waardoor zijn muziek is beïnvloed. Die invloeden kunnen op het muzikale vlak liggen maar ook op het spirituele, cinematografische of beeldende kunst-vlak. Het knappe is dat Zorns muziek, ondanks dat hij in zeer uiteenlopende genres opereert, altijd als van hem afkomstig is te herkennen. Als componist citeert hij trouwens regelmatig uit eigen werk. Door net weer een andere draai aan zijn muziek te geven, weet hij vaak toch te verrassen.
Dat doet hij ook op Insurrection, waarvan de titels zijn ontleend aan experimentele romans, al klinkt de muziek her en der bekend in de oren. Op het album horen we oudgediende Trevor Dunn op bas, Julian Lage en Matt Hollenberg op gitaar en Kenny Grohowski op drums. Hollenberg en Grohowski kennen we van een ander Zorn-project, Simulacrum, waar ook Dunn zijn steentje aan heeft bijgedragen. Lage was te horen op Midsummer Moons, een duoplaat voor twee akoestische gitaren (de andere gitarist is Gyan Riley).
Met name Hollenberg, Grohowski en Dunn vertegenwoordigen Zorns stevige kant van het muzikale spectrum. Dat is echter niet waar het op Insurrection om gaat. De muziek kent incidenteel wel wat metalinvloeden, maar hier wordt niet ingezet op agressie en woede. De muzikanten blijken zich ook thuis te voelen op jazzier terrein en de muziek heeft regelmatig een opvallend lichte klankkleur.
Compositorisch gezien is er niet veel nieuws onder de zon; het album zit vol referenties naar andere muziek van Zorn. Zo verwijst opener ‘The Recognitions’ naar Simulacrum en het daaropvolgende ‘Pulsations’ naar The Dreamers. Maar veel mag dan bekend voorkomen, toch is Insurrection niet louter een herhaling van zetten. Componist Zorn vindt niet het wiel opnieuw uit, maar in de muzikale uitvoering schuilen wel verrassing en schoonheid.
Lage en Hollenberg blijken gelijkwaardige en virtuoze gitaristen die elkaar perfect aanvoelen en hun partijen op schitterende wijze verweven. Grohowski’s drumwerk is fabelachtig: inventief, dwingend en stuwend tegelijk, met een enorme variëteit in zijn slagen. De geweldige uitvoering maakt het overbekend klinkende ‘Pulsations’ toch een waar genot om naar te luisteren, inclusief een sublieme bassolo van Dunn, die op dit album elektrische bas speelt.
Verrassend is het funky ritme van ‘A Void’, waar de typerende Zorn-riedels overheen gelegd worden. De gitaristen krijgen de ruimte om hun solistische kunnen te etaleren en ook Grohowski krijgt zijn solospot. In ‘Progeny’ kunnen de vier muzikanten zich uitleven in proggy jazzrock. Jazzrock is ook te horen in ‘The Atrocity Exhibition’, waarin Hollenberg en Lage zich van hun robuuste wijze laten horen op een hoekig ritme van Grohowski en Dunn. Chaotischer is het naar stevige freejazz neigende ‘Cat’s Cradle’.
John Zorn heeft zich de laatste jaren vaker van een romantische kant laten horen, en op Insurrection wordt die kant van de componist vertegenwoordigd door ‘Mason and Dixon’. Ook ‘The Journal of Albion Moonlight’ begint braaf, maar bouwt mooi op, waarbij Lage en Hollenberg excelleren in elkaar aanvullende en in elkaar grijpende gitaarlijnen. Zorns mystieke en horror-kant komt naar voren in ‘The Unnameable’, een onheilspellend stuk dat zindert van ingehouden spanning. Het album eindigt in zesachtste met ‘Nostromo’.
Insurrection is een toonbeeld van de veelzijdigheid van John Zorn als componist en van de souplesse van de muzikanten. Beide wisten we al, maar het wordt hier nog eens op fraaie wijze benadrukt.
In a Convex Mirror
Voor de echte verrassing moeten we echter zijn bij In a Convex Mirror. Van de saxofonist Zorn horen we de laatste jaren niet zoveel, op de meeste albums is hij de componist en zijn het andere muzikanten die voor de uitvoering zorgen. Gelukkig duikt zo nu en dan de muzikant Zorn op, want met zijn altsaxofoon weet de Amerikaan nog steeds te betoveren. Zijn sound is uit duizenden herkenbaar, evenals zijn manier van spelen.
Op dit album speelt Zorn overigens niet alleen sax, maar ook fender rhodes. Hij wordt vergezeld door slagwerker Ches Smith. Hij heeft zich gespecialiseerd in Haïtiaans drumwerk en dat laat hij hier horen op een tanbou, het nationale instrument van Haïti. Daarnaast bespeelt hij bellen en cimbalen. De vaker bij John Zorn opduikende Ikue Mori is in de openingstrack verantwoordelijk voor elektronica. In a Convex Mirror telt drie geïmproviseerde stukken.
Het is geen alledaagse combinatie, maar het is er een die werkt. En hoe! De combinatie van Haïtiaanse ritmes van Smith en het vrije saxspel van Zorn is een wonderlijke, maar de saxofonist weet zijn spel op sublieme wijze over de steeds voortgaande en vaak polyritmische patronen te leggen. In ‘Veve’ doet hij dat op zijn vertrouwde manier, met een rauwe toon en regelmatig op aanvallende en bijtende wijze. Niemand kan zo intens gillen en snateren op zijn saxofoon als Zorn. Mori laveert met haar elektronische, soms spacey klanken tussen percussie en sax door, het geheel een vervreemdend tintje gevend.
Met lange tonen op zijn fender rhodes opent Zorn ‘Through a Glass, Darkly’. Smith cirkelt met zijn beweeglijke percussiespel daaromheen. Als saxofonist toont Zorn zich van een opvallend lyrische kant; zijn spel is gevoelvol, bevat rust, heeft ademruimte en emotie. In combinatie met de soepele maar vrije ritmiek van Smith brengt het een aangename spanning met zich, niet op duistere of dreigende wijze maar simpelweg door het contrast en omdat je als luisteraar niet weet wat je kunt verwachten. Het sobere fender rhodes-spel zorgt voor de sfeervolle opvulling. Na zo’n tien minuten verandert er wel wat. Smith gaat over op een snel ritme, of beter gezegd: snelle ritmes, en dat maakt dat de muziek als het ware een slinger krijgt. Zorn wisselt zijn lyrische spel nu incidenteel af met een klein stukje onconventioneel spel, maar de verandering zit voornamelijk in het slagwerk. In het laatste gedeelte keert Smith op zijn schreden terug.
De agressieve saxofonist Zorn keert terug in het laatste stuk op de plaat, ‘Le Tourbillon’. Smith produceert een latin-ritme waar Zorn naar hartenlust over kan experimenteren met geluiden. En dat doet hij dus ook, ondertussen zorgend dat hij wel steeds blijft soleren. Samen met het slagwerk ontstaat een opwindend geheel, dat zelfs de dansspieren in werking weet te zetten, zelfs al wordt het percussiespel gaandeweg aangevuld met nieuwe ritmes. En wat is het een feest om Zorns sputterende, lillende, gillende, fluitende en flubberende klanken te horen. Hij blijft een begenadigd solist en improvisator.
In a Convex Mirror is een van Zorns beste platen in de laatste jaren. Speelsheid en speelplezier spatten van de muziek af. Freejazz meets latin, maar dan anders. Zorn mag die sax wel eens wat vaker uit de koffer halen.