Plus Timbre, 2018
Het geluidsonderzoek van het Sardijnse percussieduo Giacomo Salis en Paolo Sanna zet zicht voort. Percussie-instrumenten en voorwerpen vormen een eindeloze bron van inspiratie voor het duo. De beide slagwerkers doen hun onderzoekswerk met zijn tweeën of in samenwerking met anderen. Zo brachten zij al muziek uit samen met de Amerikaanse geluidskunstenaar Jeph Jerman en de eveneens van Sardinië afkomstige gitarist Elia Casu.
Op het nieuwe album Choke, verschenen op het Griekse netlabel Plus Timbre, gaan Salis en Sanna de samenwerking aan met Stanislas Pili. Zijn oorsprong ligt eveneens in Sardinië, maar tegenwoordig opereert de percussionist vanuit Zwitserland. Hij heeft een klassieke achtergrond en specialiseerde zich in orkestrepertoire in Rome en Maastricht. Hij werkte met Italiaanse en Europese orkesten en hij is zich al vroeg tijdens zijn studie gaan bezighouden met hedendaagse muziek. Zijn vrije geest blijkt uit de samenwerking met Salis en Sanna.
Want gecomponeerd is de muziek van het percussietrio niet. Al improviserend banen de drie muzikanten zich een weg, gebruikmakend van verschillende percussie-instrumenten zoals toms en bekkens. Daarnaast zetten zij allerhande objecten in om hun muzikale uitingen vorm te geven. Dat het duo Salis-Sanna perfect op elkaar is ingespeeld, is op eerdere uitgaven al goed te horen, maar Pili lijkt zich zonder enige moeite aan te passen aan het spel van de twee en als volwaardig lid van het trio te functioneren. Zijn klassieke achtergrond komt niet naar voren en zit ook niet in de weg.
Bij drie percussionisten verwacht je wellicht muziek met een sterke nadruk op ritmiek. Uiteraard zijn op Choke de nodige ritmische vondsten en patronen waar te nemen. Toch ligt de nadruk meer op het creëren van soundscapes en niet op het spelen van strakke ritmes. Het spel is onderzoekend, zowel wat betreft het maken van individuele klanken als wat betreft het samenspel. De samenklank is waar het uiteindelijk om gaat. Door daarnaar te zoeken, ontstaat een spanningsveld en dat is wat de muziek zo boeiend maakt om naar te luisteren.
Het album kent vier stukken. Die komen alle vier geheel akoestisch tot stand, zonder elektronische toevoegingen. Toch weten de muzikanten klanken te scheppen die aan ambient doen denken, een bij uitstek door elektronica of effecten gedomineerd genre. Op de instrumenten wordt niet alleen geslagen, daar wordt ook over gewreven of tegenaan geschuurd. Zo wordt aan het begin van ‘1’ de rand van een bekken bestreken, waardoor een effect ontstaat dat klinkt als feedback. Hetzelfde stuk eindigt met een lang aangehouden klank. Cimbalen maken sowieso een belangrijk onderdeel uit van de klankenwereld die wordt geschapen, maar ook met belletjes en andere voorwerpen wordt een gespannen sfeer opgeroepen.
Die spanning was er ook op de vorige uitgaven van Salis en Sanna, maar in de samenwerking met Pili komt die extra goed naar voren. In het eerste deel is die spanning om te snijden, lijkt het onheil in aantocht. De muziek is soms donker en soms zelfs bijna horrorachtig, terwijl de muzikale ingrediënten en uitvoering toch speels en spitsvondig zijn. De spanning bouwt zich op en als luisteraar blijf je bij de les omdat de te verwachten verlossing steeds weer wordt uitgesteld. Met slagen met een mallet op een zware tom wordt de duisternis bijna tastbaar.
In het tweede stuk steekt een storm op, dat is althans het beeld dat de muzikanten weten op te roepen. Die storm veroorzaakt weer andere geluiden, alsof de wind verschillende voorwerpen in beweging brengt. Er is wrijving en voorwerpen draaien rond, klapperen, knarsen, vallen, komen los en veren weer terug. Het trio bewandelt een noisy en onvoorspelbaar parcours. Een salvo op een trom brengt de storm plots tot stilstand. Die is nu uitgeraasd, al blijft de dreiging aanwezig.
De term ‘slagwerk’ is eigenlijk een verkeerde als je hoort op hoeveel manieren Salis, Sanna en Pili hun instrumenten en voorwerpen bespelen. Wrijvende geluiden domineren bijvoorbeeld het begin van het lange ‘3’ en op sommige instrumenten of objecten wordt ook geblazen. Een klein boormachientje lijkt onderdeel uit te maken van het instrumentarium. Het stuk is vooral in het eerste gedeelte fragmentarischer van aard dan de twee voorgaande en het aantal mogelijkheden dat wordt benut is nog groter. Het spel is grotendeels gecontroleerd. Elk geluid is een spontane vondst, maar is ook een reactie op het voorgaande, op het spel van de andere muzikanten, en iedere klank wordt zorgvuldig geplaatst. Er is wel ruimte voor toevalligheden, maar binnen de gecreëerde omgeving. Toch is die muzikale omgeving niet vastomlijnd, die ontstaat al spelend, zonder vooropgezette context.
Waar op het eerste stuk al een dreigende sfeer werd geschapen, gebeurt dat in het laatste stuk nogmaals, maar nu op een veel onrustiger wijze, met scherpere en gemenere klanken. Het ingehouden spel is in geen velden of wegen meer te bekennen en de noise viert hoogtij. Tot ongeveer tweeënhalve minuut na de start. Dan neemt het stuk donkerder vormen aan, blijft de spanning gehandhaafd maar wordt de intensiteit teruggeschroefd. Opvallend is hoe het drietal een drone creëert, zonder dat er enige elektriciteit aan te pas komt.
Wie houdt van muzikaal experiment en onconventionele speltechnieken, kan zijn hart ophalen bij het beluisteren van Choke. Salis, Sanna en Pili experimenteren en improviseren volop met geluid en met ambientachtige texturen, zonder muzikale vergezichten maar met het muzikale onderzoek als doel. Alles is mogelijk binnen de klankenwereld van het drietal, dat gecontroleerd maar ook gepassioneerd te werk gaat. Spannende muziek voor de avontuurlijk ingestelde muziekliefhebber.