Lost Pilgrims, 2018
In Finland zit het wel goed als het gaat om mistroostige en soms zelfs depressieve heavy muziek. Bands als Demonic Death Judge, Dö, Ghost Brigade, Skepticism en Swallow The Sun prediken ieder hun hun eigen manier – de een iets meer dan de ander – droefenis, boosheid en uitzichtloosheid. Kennelijk is er in het Scandinavische land een vruchtbare voedingsbodem voor dit soort bands.
Niet genoemd in de vorige alinea, maar zeker in het (trouwens verre van complete) rijtje thuishorend, is Boar. Dat is een in 2009 in het in de noordelijke regionen gelegen Oulu opgerichte band die in de doom-, sludge- en stonerhoek te situeren is. Poseidon is het derde album van Boar. Daarnaast bracht de band wat ep’s en splits uit. De stijl van de Finnen kan niet origineel worden genoemd, maar toch weet de band uit verschillende genres iets van een eigen geluid te creëren.
Want Boar kijkt iets verder dan de doom-, sludge- en stoner-hokjes, zonder die roots te verloochenen. In het geluid duiken psychedelische effecten op, in de gitaren uiteraard, maar ook door de gedoseerde inbreng van een elektronische component, die het geluid verrijkt en zo een mooie aanvullende functie bekleedt binnen de sound van de groep. Boar vindt het ook niet nodig om constant stevig van leer te trekken; de opbouw van de songs is belangrijk en soms vraagt dat om iets minder volume.
Dat betekent weer niet dat Poseidon niet heavy is, want dat is de plaat zeker wel, maar geen van de songs teert slechts op een vette riff (die zijn er natuurlijk wel). Elk nummer maakt een ontwikkeling door en de muzikale ideeën rijken verder dan het herhalen van geijkte patronen. De opener en titeltrack verrast met een kort synth-intro, voordat de groovy riff zijn intrede doet. Cleane zang en screams wisselen elkaar af en verraden een hardcore/punk-invloed. Daarna mogen de gitaren psychedelisch uitwaaieren, terwijl bas en drums het stuk in de grondverf zetten. De riff van het begin keert terug, maar in de laatste twee minuten wordt die vervangen door een meer doomy variant. Vervolgens wordt het tempo verhoogd. Het gebeurt allemaal in één song!
‘Shahar’s Son’ opent sfeervol met lange synthklanken, waarna post-rockterrein wordt opgezocht zodra de gitaar invalt. Het zaakje wordt met een zeer heavy doomriff op gang getrokken. De zware doom/sludge heeft een oosters randje. Een opvallende rol is weggelegd voor de rollende drums en de getormenteerde vocalen. Dat gaat overigens op voor meer songs. In ’12’ gaat het tempo een tandje naar beneden. Na een heavy begin wordt gas teruggenomen en krijgen de gitaren – opnieuw – ruimte voor psychedelisch spel. Fraai zijn de elektronische bliepjes en piepjes die opduiken middenin de heavy gedeelten.
Het qua opbouw meest imposante stuk op de plaat is ‘Featherless’, dat opent met een groovy killerriff. Het eerste gedeelte is gewoon dansbaar, terwijl de muziek toch niets aan heaviness inboet. Halverwege wordt de groovy riff verruild voor een doomriff, terwijl de tweede gitaar met veel wahwah daar overheen soleert. Daarna zakt het tempo aanzienlijk en wordt de sfeer droefgeestiger. In meerdere songs zijn de aloude Black Sabbath-trucs te herkennen, maar nergens ligt het er te dik bovenop. Het geldt ook voor ‘Dark Skies’, dat zich onderscheidt door de overgang halverwege en door de geslaagde inbreng van een akoestische gitaar. Psychedelica van eind jaren zestig/begin jaren zeventig is hier een duidelijke invloed.
In ‘Totally Out Of This World’ wordt, binnen de kaders van het groepsgeluid, geëxperimenteerd met een andere manier van spelen (meer stuwende bas, hoekig ritme, hoger tempo). Het stuk is meer sludge dan doom en ook nu worden elektronische geluiden ingezet om de sound te verrijken. Het is de perfecte slottrack van Poseidon en dient wellicht als startpunt om de muzikale mogelijkheden nog verder uit te breiden. Maar ook als dan niet gebeurt, valt er niets te klagen, zolang de kwaliteit van de muziek maar net zo hoog is als op dit album.