Eigen beheer, 2018

De Belgische jazzscene beleeft een bloeiperiode dankzij jonge muzikanten die verder kijken dan wat het nauwe jazzhokje voorschrijft. In Gent, bijvoorbeeld, barst het van de bands die op een eigen avontuurlijke wijze in de weer zijn. Dat levert doorgaans fijne muziek op. Een aantal musici uit verschillende gezelschappen heeft nu besloten gezamenlijk te gaan musiceren, met een hele grote nadruk op gezamenlijk.

Het gaat om gitarist Edmund Lauret (Nordmann), contrabassist Kobe Boon (Steiger, Sarah Ferri), pianist Tijs Troch (Hypochristmutreefuzz, Jukwaa), fluitist Jan Daelman (Keenroh, Kabas), tenorsaxofonist Viktor Perdieus (Ifa Y Xango, Bambi Pang Pang) en drummer Benjamin Elegheert. Als sextet maken zij instrumentale, akoestische (uitgezonderd de elektrische gitaar) en rustige muziek, die je niet recht in je gezicht petst maar sluipenderwijs bezit van je neemt.

Het samenspel staat voorop, want de zes heren doen op hun titelloze debuut-ep niet aan solo’s. In de vijf stukken die The Milk Factory telt wordt vertrokken vanuit een ogenschijnlijk simpel basisidee, zoals een zich herhalend patroon, dat door de muzikanten wordt ingevuld, op smaakvolle en gedoseerde wijze, zonder ego en zonder extremen. Alles is gericht op het stuk zelf, op de samenklank en op de muzikale sfeer. Iedere muzikant past zijn stem in in het geheel.

De muzikanten musiceren ingetogen, ingehouden en geconcentreerd. Je zou kunnen zeggen dat de muziek voortkabbelt, maar bij dit zestal is daar geen sprake van, want de muziek bevat in alle rust ook een behoorlijke dosis avontuur en spanning. Die liggen er niet dik bovenop, maar sluimeren vlak onder de oppervlakte, de kalmte van de muziek niet verstorend maar wel hoorbaar en voelbaar.

Drie van de vijf composities zijn van de hand van Lauret. Een daarvan is opener ‘Kater’, dat een langzame cadans kent van gitaar, piano en drums. De sax van Perdieus speelt fluisterzacht, evenveel lucht als klank producerend. Een traag motief van met name de gitaar wordt omspeeld, omcirkeld door de verschillende instrumenten. Daelman fladdert vrij door de muziek heen zonder echt op de voorgrond te treden. Mooi is het unisono spel van gitaar en bas, die aan het eind een minimaal thema spelen dat door de anderen van spanning wordt voorzien.

Meer beweging is te vinden in het door Troch gecomponeerde ‘Dof’. De met brushes bespeelde drums leggen de basis. Perdieus laat met enige kracht lucht ontsnappen uit zijn saxofoon, wat een percussief effect geeft. De basismelodie, die een paar keer terugkeert, is eenvoudig, bestaande uit een paar essentiële noten en niet meer. ‘Vlek’ is van de hand van Boon, die het stuk ook opent met subtiel baswerk, dat de grondlaag vormt voor het stuk waarin verschillende elementen kort naar voren komen (ruisende cimbalen, een motiefje van de gitaar, dwarrelende fluittonen) en weer in het geheel terugveren.

Een zich herhalend patroon van gitaar en piano is het startpunt voor ‘See No More’, waarin fluitist Daelman de melodieuze en drummer Elegheert de licht ontregelende rol heeft. Er wordt gespeeld met dynamiek in het spannende stuk, waarin verder opvalt hoe mooi tenorax en fluit bij elkaar kleuren. ‘Zinnia’ wordt geopend door minimale en spannende pianonoten van Troch, waarna de Lauret het motief inzet, begeleid door bas en drums. Wat volgt is een breekbaar en ontroerend stuk muziek waarin om het motief heen wordt gewerveld.

De vijf stukken op The Milk Factory liggen in elkaars verlengde en de sfeer van de ep is dus een constante, maar van eenvormigheid is geen sprake. Elk stuk heeft zijn specifieke kenmerken en details. De muziek schreeuwt niet om aandacht; het gaat hier om een muzikale symbiose van zes instrumentalisten die nauwgezet het groepsproces monitoren en ervoor zorgen dat hun eigen inbreng daar een onlosmakelijk onderdeel van vormt. Resultaat is hemelse muziek waarin alles op zijn plaats valt.

The Milk Factory facebook