Partisan, 2018
Omara “Bombino” Moctar is geboren in Niger in de plaats Tidene, een Toeareg-kamp gelegen circa tachtig kilometer van Agadez, in een tijd van gewapende strijd voor onafhankelijkheid en gewelddadige onderdrukking door regeringsgezinde strijdkrachten. In 1990 vluchtte hij met zijn familie naar Algerije, waar hij gitaar leerde spelen en kennis maakte met westerse muziek van gitaristen als Jimi Hendrix en Mark Knopfler. Jaren later keerde hij terug naar Niger en werd hij professioneel gitarist.
De regering van Niger verbood echter de gitaar, die Bombino werd afgenomen. Hij was opnieuw genoodzaakt te vluchten, deze keer naar Burkina Faso. Daar werd hij ontdekt door filmmaker Ron Wyman, die hem aanmoedigde om zijn muziek fatsoenlijk op te nemen, wat in 2011 resulteerde in debuutalbum Agadez. Black Keys-gitarist Dan Auerbach ontdekte de muziek van de man uit Niger, produceerde zijn tweede plaat Nomad en daarna is het balletje echt gaan rollen. Sinds 2011 heeft Bombino, inclusief het nieuwe album, vijf cd’s uitgebracht. Die albums laten een gitarist horen die zijn Afrikaanse roots niet verloochent, maar die ook westerse muziek tot zich heeft genomen en die weergeeft in zijn gitaarspel en composities.
Bombino behoort tot de Toeareg, een Berbervolk dat je rondom de Sahara en Sahel aantreft, onder andere in Mali en Niger. De taal van de Toeareg is het Tamasheq en dat is ook de taal waarin Bombino zingt. Dat betekent dat je er geen woord van verstaat. Dat is jammer, want het zou vast interessant zijn te weten waar de zanger het over heeft. Nu moeten we het doen met de Engelse uitleg van de titels; bij elk nummer staat die tussen haakjes aangegeven.
De muziek is echter ook zonder begrip van de teksten zeer de moeite waard. De desert blues (bij gebrek aan een betere term) van Bombino is verwant aan die van Tinariwen en Terakaft, twee andere Toeareg-bands uit dezelfde contreien (maar uit Mali, niet uit Niger). Net als bij die twee groepen ligt de nadruk bij Bombino sterk op het gitaarspel, waarbij hij niet alleen elektrische gitaar speelt, maar ook akoestische gitaar. Regelmatig is een combinatie van beide instrumenten hoorbaar.
Op Deran, dat muzikaal niet veel afwijkt van voorganger Azel (2016), zijn verschillende invloeden verpakt in herkenbare en fraai gearrangeerde songs waarin de typische Toeareg-sound steeds komt bovendrijven. Vooral reggae-invloeden doen zich gelden, bijvoorbeeld in ‘Tehigren (The Trees)’, in het ritme en de prachtige baslijn. Bombino schijnt een pionier te zijn van het subgenre ‘Tuareggae’. Funk, blues en rock worden vermengd in ‘Oulhin (My Heart Burns)’. Stilzitten lukt dan echt niet meer. Dat lukt zelfs niet bij een langzamer stuk als ‘Adounia Idagh (This Life)’, dat met prachtige percussie wordt verrijkt.
Grootste troeven van Bombino zijn het sterke gitaarspel en de dansbare ritmes, zoals in opener ‘Imajghane (The Tuareg People)’, dat de grootste houten klaas nog tot dansen moet kunnen aanzetten en waarin de elektrische gitaar van Bombino alle ruimte krijgt om te schitteren. Hetzelfde kan gezegd worden over de akoestische gitaar in ‘Deran Deran Alkheir (Well Wishes)’, een song die gezegend is met een tegendraads ritme, dat evenwel opzwepend klinkt. Een hoofdrol is ook weggelegd voor de akoestische gitaar in ‘Midiwan (My Friends)’, een ingetogener song met mooie samenzang.
Is er helemaal niets aan te merken op Deran? Toch wel, maar het is een klein ding. In ‘Tenesse (Idleness)’, op zich een prima, ritmisch aantrekkelijke song, gaat Bombino nog een tijd door terwijl het punt allang gemaakt is. De verveling slaat even toe. Het is een klein smetje op een verder vlekkeloos album met aanstekelijke muziek die vrolijk stemt en de benen in beweging brengt. Voor gitaarliefhebbers valt er ook veel te halen, want Bombino is een virtuoos met veel gevoel in zijn vingers. De komende tijd is hij regelmatig in Nederland te aanschouwen. Gaat dat zien.