Zona Watusa, 2018
Marlon Wolterink en Freek Philippi zijn drummer respectievelijk gitarist/synthspeler, maar zij zijn ook mannen van het geluid. Wolterink is eigenaar van de White Noise Studio in Winterswijk, waar hij opnames van bands maakt, voor nieuwe releases of voor op YouTube te verschijnen White Noise Sessies. Daarnaast gebruikt hij zijn oren en apparatuur voor het mixen en/of masteren van bands en artiesten van verschillend pluimage. Freek Philippi is naast zanger/gitarist van Fruit Of The Original Sin zelfstandig audio post mixer in de tv- en filmwereld en doet ook foley, het maken van geluiden. Hij maakt ook muziek voor films.
Vorig jaar verraste het duo met hun debuut Soil, uitgebracht onder de naam Meglamancha en uitgebracht door het Nijmeegse Norwegianism. Aanvankelijk werd volstaan met een digitale uitgave. Bij Staertenbard Records verscheen het debuutalbum later in het jaar op cassette. Lange leve het fysieke product. Soil was een sterk debuut, waarop drones, noise, en ambient in een industrieel jasje werden gestoken, een jasje dat niet bleek te knellen maar een veelkleurige voering bevatte. De studio-ervaring van het tweetal kwam tot uiting in de prima sound van het album.
Een dik jaar later is het tijd voor de opvolger, getiteld Megara, die direct op cassette wordt uitgebracht op het in Barcelona gevestigde Zona Watusa. Bij de eerste beluistering valt direct op dat Wolterink en Philippi niet kiezen voor het bewandelen van hetzelfde muzikale pad als op het debuut. Op Megara wordt het industriële jasje uitgedaan, althans voor een deel, en heeft de muziek meer ademruimte. Gebleven zijn de gelaagdheid en de vele details die de muziek haar aantrekkingskracht geven.
Opener ‘Poine’ is een ambient-track met post-rockinvloeden, ergens liggend tussen een filmsoundtrack en latere Mogwai (een band die niet toevalligerwijs ook een paar soundtracks verzorgde). Het stuk is melodieus, wordt gedomineerd door keyboards/synths en kent een snelle elektronische puls en een subtiele snaredrumpartij. De muziek klinkt, zeker in het eerste gedeelte, opvallend licht. Er is een dreigende ondertoon, maar verscholen in de sterk bewegende synthlagen. Geen strakke drones hier, in plaats daarvan kiest Meglamancha voor verschillende melodische lagen. In het laatste gedeelte slaat de sfeer om, niet abrupt maar op natuurlijke wijze, en wordt de muziek donkerder. De twee muzikanten weten hoe een stuk op te bouwen en dat maakt ‘Poine’ tot de perfecte opener van Megara.
Met feedbackklanken opent ‘Telchine’, waarna een zware drum het strakke muzikale pad bepaalt. Een vervreemdende synthpartij en glitches worden er bovenop gelegd. Daarna zoekt het tweetal prog-terrein op, wordt het ritme losgelaten en voor muzikale vrijheid gekozen met gitaar en kletterende drums. Het is bijna freejazz, maar ook Tortoise klinkt – al dan niet bewust – als invloed door. Na tweeënhalve minuut komen het strakke begin en het vrije tweede gedeelte elkaar tegen en ontstaat een clash die onbeslist eindigt. Er gebeurt ontzettend veel in ‘Telchine’ en het past ook nog allemaal in vierenhalve minuut.
Het slotstuk is ‘Megaira’, dat met een kleine achttien minuten het grootste gedeelte van het album vult. In dit stuk komt Meglamancha het dichtst in de buurt van wat het duo op Soil deed, maar de muzikale invulling is toch anders. Zo klinkt een tribaal aandoend ritme in het eerste gedeelte, waar repeterende lagen van gitaar- en synthmotieven en drones overheen lijken te zweven. Het heeft een trance-opwekkend effect, wat wordt versterkt door de toenemende intensiteit. Geluiden bewegen zich van links naar rechts en van voor naar achter door je hoofd, en andersom, terwijl op listige wijze veranderingen worden aangebracht in de zich herhalende patronen. Ergens op de achtergrond klinkt een gierende gitaar.
Na ruim acht minuten wordt gebroken met het ritme, waardoor ook de trance wordt verbroken. Het is de aanzet tot de volgende fase, die vorm krijgt door een met metronomische precisie neergelegde basdrum-beat en harde windvlagen van synth-en gitaargeluiden en distortion. Daaruit worden langzame motieven en drones gedestilleerd die bovenop de steady beat worden gelegd. De muziek is nu zwaar, donker en gemeen, minder hypnotiserend maar wel bijzonder fascinerend. Vrij plotseling vinden Philippi en Wolterink het genoeg geweest. Had ‘Megaira’ een half uur geduurd, dan zou het stuk nog steeds dezelfde impact hebben.
Op Megara voldoet Meglamancha niet aan de verwachtingen door geen tweede Soil te maken. Wel neemt het tweetal sterke troeven van het debuut mee om die te verwerken in muziek met meer lucht en finesses. Overeenkomsten met het eerdere werk zijn de ideeënrijkdom, variëteit en het fijne gevoel voor muzikale details. Ook de tweede Meglamancha is een schot in de roos. Hier willen we nog veel meer van horen.