Raw Tonk, 2018
Twee muzikanten die zich bewegen in de Britse en Europese vrije improvisatie maken voor het eerst als duo muziek op Gargoyles. Onbekenden van elkaar zijn het allerminst. De Belgische gitarist Dirk Serries en de Engelse saxofonist Colin Webster zijn vaak in elkaars gezelschap te vinden, zoals onlangs nog in het Tonus-project van Serries, een minimalistische verkenning van geluid, of in het Kodian Trio, waarin plaats is voor een meer expressieve kant van de vrije improvisatie.
Serries en Webster vormen samen tweederde van het Kodian Trio (derde lid is drummer Andrew Lisle), maar dat betekent niet dat we de duoplaat kunnen zien als Kodian Trio min één. Zet bij dat trio een of meer muzikanten (John Dikeman, Martina Verhoeven, Alan Wilkinson) en je hebt direct een heel andere dynamiek; de manier waarop de muzikanten op elkaar reageren levert echt andere muziek op.
Dat geldt dus ook als je een muzikant van het Kodian Trio weglaat. Webster en Lisle maakten al een paar opnamen waarop dat goed te horen is, en het geldt in nog sterkere mate voor het duo Serries/Webster. Natuurlijk is beider speelstijl goed te herkennen, maar de interactie tussen de twee improvisatoren zonder drummer is echt verschillend dan met slagwerker. En hoe hoekig de muziek ook is, die klinkt toch ook verfrissend.
Websters technieken op saxofoon blijven verbazen en dat doet hij ook op Gargoyles, waar hij er op los pruttelt, sputtert, smakt en zuigt. Van een portie noise is de Brit nooit vies geweest en ook daarvan zijn wat staaltjes te horen op het album. Dirk Serries neemt steeds meer afstand van zijn ambient-verleden. Binnenkort verschijnt Epitaph, een laatste solo-ambient plaat, waarmee hij een streep zet onder die carrière.
Wat daarvoor in de plaats komt, contrasteert daarmee behoorlijk, want de gestructureerde muziek met lange gitaardrones maakt plaats voor gitaarspel waarin Serries juist niet in structuren denkt, maar zich in het moment bevindt. Lange lijnen lijken uit den boze, ten faveure van onderzoekend spel dat gepaard gaat met horten en stoten, met beweeglijke, soms ultrakorte motiefjes en met experimentele geluiden die vrijmoedig en bruusk kunnen klinken.
Serries en Webster kiezen op Gargoyles voor het kortebaanwerk; het album bevat zeventien spritsige improvisaties die bij elkaar zevenentwintig minuten in beslag nemen. Sommige stukken zijn voorbij voordat je doorhebt wat er gebeurt. Webster horen we op alt- en baritonsax. Elk stuk heeft zijn eigen kenmerken, maar overeenkomst is hoe het tweetal het individuele spel op elkaar afstemt op zodanige wijze, dat je vaak niet hoort wie op wie reageert. Het gebeurt gewoon gelijktijdig.
De saxofoon is een instrument dat al gauw naar voren komt als leidend. Zo niet bij Serries en Webster; de gitaar komt even sterk door. De muzikanten vormen elkaars tegenhanger, dagen elkaar uit, schuren langs elkaar heen. Soms wringt het, soms contrasteert het en soms benaderen ze elkaars sound. Vooral Serries is een meester in het niet afmaken van zinnen. En toch is zijn spel niet fragmentarisch. Wel impulsief en kwiek, maar in ieder stuk zit er een weliswaar spontaan, maar duidelijk idee achter.
De muziek van Serries en Webster is tegendraads en eigenwijs. Aan het de luisteraar behaaglijk maken hebben zij een broertje dood. In ‘Chimera’, ‘Organ’ en ‘Throne’ komt het duo in de buurt van harde noise. Je zou de muziek extreem kunnen noemen, en voor de argeloze luisteraar is het dat waarschijnlijk ook, maar de speelsheid en de frisse spontane ideeën zorgen ervoor dat het plezier dat de muzikanten met hun improvisaties uitstralen, aanstekelijk werkt.
Het Raw Tonk-label, waar dit album op is verschenen, grossiert in ongepolijste vrije improvisatie, freejazz en noise. De catalogus van het label bevat al de nodige ruwe pareltjes, maar dit is een van de beste releases tot nu toe. Serries en Webster zijn sublieme sparringpartners. Voor wie zijn muziek graag onregelmatig, bedrijvig, grofkorrelig en hoekig heeft, is dit een ideaal plaatje.