FMR, 2017
Kabas is een kwartet uit België, dat volgens eigen zeggen met beheersing als middel en het collectieve als doel, probeert elk geluid, dat de ter plaatse gecreëerde compositie nodig heeft, naar voren te brengen. Beter valt het niet te zeggen en het maakt direct nieuwsgierig, maar eerst horen en dan geloven. Het viertal, aangevuld met trompettist Luís Vicente en percussionist Carlos Godinho (beiden uit Portugal), brengt nu een dubbel-cd uit die bewijst dat het geen loze woorden zijn.
De Belgische groep bestaat uit Jan Daelman (fluit), Thijs Troch (piano), Nils Vermeulen (contrabas) en Elias Devoldere (drums). In 2016 verscheen het debuut Abel bij El Negocito Records. Vorig jaar ondernamen de mannen een tournee in Portugal en daar zijn de opnamen gemaakt voor het dubbelalbum dat nu is verschenen bij FMR. De eerste disc (Negen) betreft studio-opnamen van Kabas en Vicente, gemaakt in de Che Studios in Lissabon, terwijl de tweede disc (Live at SMUP) een weergave is van een live-concert in SMUP in Parede. Op dat schijfje horen we op twee van de drie stukken ook Vicente en Godinho, het eerste stuk is van Kabas in standaardbezetting.
Kabas doet zowel in de studio als live precies dat waarvan de band zegt dat men het probeert te doen. De muziek wordt ter plekke gecreëerd en bij een bezetting met bas, drums, piano en twee blazers zou dat makkelijk kunnen leiden tot een uitbundige of chaotische bedoening. Niets daarvan bij deze heren. De muziek is zeker niet zonder dynamiek, maar wordt op beheerste wijze ter plekke geschapen.
Het is een werkwijze die zijn vruchten afwerpt, al betreft het hier geen makkelijk wegluisterende muziek. Door instant composing ontstaan schetsmatige stukken, ongrijpbaar en vergankelijk als ze niet waren vastgelegd. Het vergt wat concentratievermogen om het te volgen, maar het loont de moeite omdat in de vluchtige context de mooiste dingen worden gecreëerd. Dat kan een individuele vondst zijn, maar ook in de manier waarop samen wordt gemusiceerd schuilt veel schoonheid.
Van een leidend instrument is geen sprake, elke muzikant doet er evenveel toe bij Kabas. Zo opent Negen met subtiel slagwerkspel van Devoldere, zowel op trommels als bekkens en schuurt even later Vermeulens bas daar overheen. Pas na drieënhalve minuut horen we Trochs rinkelende pianospel en dan is ‘Célula Dura’ al bijna afgelopen. Eenzelfde rinkelende piano zet echter het volgende stuk, ‘Hamerkopter’ in, waarna Daelman op fluit en Vicente, die de ventielen van de trompet het werk laat doen zonder een echte toon te blazen, invallen. Dat zorgt voor spanning, die later wordt vergroot door lage pianonoten. Bas en drums doen ook mee, waardoor een zoekplaatje ontstaat: waar hoor je welk instrument en wat doet dat instrument? Vergissen is zeer wel mogelijk: een aan de bas toegeschreven frase kan van de piano zijn en waar je de piano denkt te horen tikken, kan dat percussie zijn. ‘Hamerkopter’ is mede daardoor een intrigerend stuk.
Ook ‘Cilindro Pendulo’ blinkt uit in de manier waarop door zeer individueel spel een gezamenlijke weg wordt gevonden. Fluit en trompet komen wel meer naar voren in dit stuk en tegen het einde legt Troch zware accenten door de snaren van de piano rechtstreeks te beroeren. Het speelse karakter wordt suspense in ‘Claramente Escuro’, in langzaam tempo tegelijkertijd dan wel afzonderlijk gecreëerd door piano, slagwerk, fluit, een krassende bas en een slechts lucht producerende trompet. Tristesse klinkt ook door in het stuk, niet in de laatste plaats doordat Vicente overgaat op het spelen van sombere noten op zijn gedempte trompet.
Het lange eerste gedeelte van ‘St. Print 3 (2)’ is voor Daelman, die een conventionele melodie lijkt te spelen, maar dat net niet doet, daarvoor is het spel te vrij. Troch en Devoldere leggen percussieve accenten. Vicente sputtert wat tegen. Ook hier is het de onderhuidse spanning die de oren doet spitsen. In ‘Fogofaze’, waarin Daelman en Vicente op het eerste gehoor de meest op de voorgrond tredende muzikanten zijn, zijn het Devoldere, Troch en Vermeulen die al zoekende het speelse element benadrukken. Gedurende het stuk verschuift de aandacht constant van het ene instrument naar het andere en kom je oren tekort om alles te kunnen behapstukken. En dat zonder dat de muziek een moment ontaardt in een kakofonie, al kent ‘Fogofaze’ wel een luide climax.
Waar op het eerste schijfje de muziek keurig is opgedeeld in zes qua tijdsduur binnen de perken blijvende stukken, is Kabas in ‘kale’ bezetting te horen in een improvisatie van ruim achttien minuten. Het biedt nog meer mogelijkheden voor individuele expressie, maar dat lijkt voor dit viertal geen doel op zich. Erg spannend is het lange verstilde gedeelte na vijf minuten, waarin aanvankelijk alleen spaarzame noten van Troch te horen zijn en later een zachtjes spelende Devoldere. Bas en fluit doen later ook mee, maar ook op zeer beperkt volume. De spanning is te snijden en ingehouden spel voert de boventoon. Pas in de laatste paar minuten wordt verlossing geboden, doordat Devoldere hard gaat slaan en de andere muzikanten meegaan. Door de baslijn, het vrije drumspel en het soepele pianospel ontstaat op het eind een echt stukje freejazz.
In de laatste twee stukken horen we het sextet met Vicente en Godinho. Direct ontstaat een andere dynamiek tussen de muzikanten. Al blijft het basisidee van Kabas intact, trompet en percussie zorgen voor een andere klankkleur en andere invulling. Vicente en Godinho zijn bedrijvig in het eerste gedeelte van set 2, waarin de Belgen hun volume beperken. Naarmate het stuk vordert, roeren met name piano, bas en drums zich meer en meer en krijgt Vicente’s spel tegengas. Kort voor het einde treedt Godinho op de voorgrond. Zijn geluiden zijn tegendraads en ontregelend. Daelman luidt het stuk uit. En hij leidt het laatste stuk in, in eerste instantie zeer zacht en begeleid door klanken van bas, percussie en trompet (lucht). Gaandeweg ontstaat uit die abstracte klanken een wat helderder stuk, met melodische rollen voor trompet en piano. Daarachter wordt echter tegendraads geschuurd en geschaafd. Zachtjes wordt het stuk beëindigd.
Dat is het einde van een enerverende muzikale reis, een reis die de muzikanten nooit meer langs dezelfde route zullen afleggen. Zowel met als zonder Portugese inbreng weet Kabas zijn muzikale uitgangspunten te vertalen in vaak ingehouden maar spannende improvisaties waarin individueel spel te horen is maar vooral gezamenlijkheid voorop staat. Dat levert onderweg prachtige resultaten op.