Grovgast Enterprises, 2017
Er komen mooie dingen voort uit het ter ziele gegane Belgische kwartet Codasync. Van die band verschenen tussen 2008 en 2012 vijf albums met instrumentale, experimentele en complexe rockmuziek. Een van de gitaristen van Codasync was Jonas Meersmans, waarvan vorig jaar de solo-cd Monnift I verscheen, een album waarop de gitarist het over een heel andere boeg gooit en hij zich toelegt op het spelen van akoestische gitaar.
Twee andere leden van Codasync zijn gitarist Bram van Houtte en drummer Matthias Meersmans (broer van). Dit duo hanteert als naam Grovgast en daarvan is debuutplaat Diggids verschenen op vinyl. Bij het beluisteren van dat album ontstaat de neiging om de muziek te vergelijken met die van Codasync, maar die poging kan snel worden gestaakt omdat de muzikale richting van het duo vooral qua sound nogal verschilt van die van het kwartet.
Zo beperken de muzikanten zich op deze lp niet tot het spelen van gitaar en drums. Van Houtte speelt ook bas en keyboards en Meersmans speelt ook percussie en keyboards. Vooral die keyboards (synths) hebben een grote invloed op het geluid van Grovgast, evenals vervormde basklanken. Dat hoeft nog geen originele sound te bewerkstelligen (is natuurlijk meer gedaan), maar de Antwerpenaren slagen daar wel degelijk in door zowel ritmisch als melodieus de mooiste klanken uit hun elektronische instrumentarium te toveren.
Als er dan toch een vergelijking met Codasync moet worden gemaakt, dan zit de overeenkomst in de avontuurlijke en speelse aanpak die Grovgast op Diggids hanteert. Verder zijn er voornamelijk verschillen. Zo weet het duo, uitgezonderd de ingenieuze maar hoekige opener ‘Rileasir’, dansbare ritmes te creëren. Het rockelement is wel aanwezig, maar de dansvloer lonkt. En dat weer zonder dat het tweetal daadwerkelijk dansmuziek maakt, daarvoor kent de muziek net iets te veel wendingen en kronkelingen.
Maar stilzitten is moeilijk. Ook in het al genoemde ‘Rileasir’, dat zowat van het ritmisch vernuft uit elkaar spat, weet Grovgast je in beweging te krijgen, in ieder geval naar het puntje van de stoel. Er lijken meerdere ritmische patronen door elkaar te bewegen, waardoor een soms ongemakkelijk maar intrigerend stuk ontstaat. Geen enkel stuk op Diggids blijft overigens in een vast patroon hangen; elke track bestaat uit meerdere muzikale ideeën en dat zorgt voor een grote variëteit.
In ‘Toutasis’ wordt een aanstekelijke groove neergelegd, die echter nooit lang duurt en wordt onderbroken en later plaatsmaakt voor een meer ingehouden gedeelte. Wel is het ritme wat vaster dan in ‘Rileasir’, waardoor het stuk zich wat makkelijker in je geheugen nestelt. Dat geldt helemaal voor ‘Genuflek’, dat een tandje bijzet qua tempo en ritmisch zeer aanstekelijk is. Bovenal gaat de ritmiek bij dit tweetal steeds gepaard met een fijn gevoel voor melodie. Mooi is overigens dat in alle elektronische hectiek de drums niet zijn bewerkt en aards klinken tussen de meermaals futuristisch aandoende geluiden.
Dat komt ook goed naar voren in ‘Slovnavt’, dat is gebaseerd op een rockgroove en wat zwaarder klinkt dan de overige stukken. ‘Barinois’ daarentegen klinkt lichtvoetig en melodisch zelfs hemels, al zorgen de down-to-earth-drums ervoor dat het zaakje niet gaat zweven. Opeens wordt het tempo drastisch naar beneden gebracht en eindigt ‘Barinois’ met de nodige suspense. Op kant B wordt het energiepeil direct weer opgevoerd met het korte ‘Haderya’, dat naar een climax toewerkt.
‘Ostrabat’ is gezegend met een zeer dansbaar ritme, maar valt ook op door de prominente aanwezigheid van een elektrische en later ook een akoestische gitaar, die perfect worden ingepast in de elektronische sound van het stuk. Qua ritmiek doet ‘Mannøvre’ aanvankelijk denken aan het Nederlandse Kong, maar al gauw slaat Grovgast een andere richting in. En nog een andere richting, waarbij een aantrekkelijke melodie als thema wordt gehanteerd. Maar ook dat niet te lang, want de twee heren hebben niet zoveel geduld. Gelukkig maar, want verveling krijgt geen moment de kans om toe te slaan.
In ‘Suikerkruit’ is het melodieuze ritmische patroon van de synth leidend, maar daaromheen gebeurt ontzettend veel. Dat laatste geldt voor alle tracks op Diggids: er gebeurt zoveel meer onder de oppervlakte dan je aanvankelijk beseft. ‘Berlucher’, tot slot, wordt gekenmerkt door een oosterse melodie, later plaatsmakend voor een zware synthklank en akoestische gitaar. Aan het einde wordt even stevig uitgepakt.
Diggids is een opwindend album waarop inventiviteit en lichtvoetigheid hand in hand gaan. De muziek zit ingenieus in elkaar, is meerlagig en niet voorspelbaar. Tegelijkertijd weet de muziek tot dansen aan te zetten en werkt zij aanstekelijk en stemmingverhogend. Een zeer bijzonder en bovenal prachtig album.