Multikulti Project, 2017

Multikulti Project is een platenlabel met als thuisbasis het Poolse Poznań. Een onderdeel van het label wordt gerund door Andrzej Nowak en diezelfde persoon is ook verantwoordelijk voor het grandioze blog over vrije improvisatie genaamd Trybuna Muzyki Spontanicznej. In het Engels wordt dat Spontaneous Music Tribune en dat is weer de naam van de serie waarin het label vrije improvisatiemuziek uitbrengt. Tot nu toe hebben vijf releases het daglicht gezien, allemaal in 2017. Alle vijf de releases zijn de moeite meer dan waard, dus daarom besteedt Opduvel aandacht aan elke uitgave.

Völga – Völga

völga

Een naam die in drie van de vijf releases opduikt, is die van Vasco Trilla. De drummer/percussionist uit Barcelona heeft een verleden in de metal, maar is zich steeds meer gaan toeleggen op geïmproviseerde muziek. In Völga speelt hij samen met Fernando Carrasco (gitaar, efffecten, objecten), Àlex Reviriego (contrabas en geprepareerde contrabas) en Iván González (trompet). Het kwartet speelt een aparte en onvoorspelbare vorm van vrije improvisatie en alleen dat verdient al lof.

Het titelloze album van Völga staat vol met aparte vondsten, met onconventioneel spel op de instrumenten, zodat je als luisteraar oren tekort komt. De openingstrack spreekt wat dat betreft al boekdelen: ruisende cimbalen en andere percussieve klanken, ook afkomstig van de gitaar, en een diep klinkende contrabas vormen de onheilspellende onderlaag in ‘Valdái’. Trompettist González speelt aanvankelijk clean, maar verderop gebruikt hij zijn stem bij het bespelen van zijn instrument, waardoor een rauwe keelklank ontstaat. Op de achtergrond schuurt, schuift en schaaft het volop. De spanning is om te snijden.

‘Samara’ is met ruim vijftien minuten het langste stuk op het album. Al strijkend speelt Reviriego zware, donkere tonen. De percussie is alomtegenwoordig en Carrasco speelt aanzetten en maakt gebruik van feedback. De trompet speelt lange noten. Later in het stuk spelen trompet en gitaar ijle noten. Daaronder grommen en rommelen bas en percussie. Een vastomlijnd ritme is er niet, melodie ook niet. Het kwartet doet niet aan solospots, het samenspel en de gezamenlijke klank staat voorop. Dat komt overeen met bijvoorbeeld Dans Les Arbres, maar de muziek van Völga klinkt veel ruwer, veel gemener. Na ruim zeven minuten krijgt het stuk een boost, wordt het volume opgekrikt en treedt de als bellen klinkende percussie op de voorgrond. Die bellen klinken alsof ze gegeseld worden. Wanneer de intensiteit enigszins afneemt, vormen vervormde basklanken de basis, waar gitaar, trompet en percussie fragmentarisch spel op leggen.

Belletjes en snel trompetspel openen ‘Kalmukya’. Carrasco speelt akoestische gitaar en de klankkleur van dit stuk is daardoor lichter dan die van de twee voorgaande improvisaties. In de percussie zijn een triangel en ronddraaiende voorwerpen te herkennen. Zodra een gestreken basklank zijn intrede doet, wordt de sfeer donkerder. Het is de aanzet tot een toename in intensiteit, hoewel de gitaar in hetzelfde stramien heldere noten blijft spelen. Als contrast met het gitaarspel speelt González dissonante tonen. Het percussiespel van Trilla is onnavolgbaar en onontkoombaar.

De trompet sputtert, de bas glijdt en de percussie klinkt scherp in het begin van ‘Astrakhan’. Het energiepeil is direct hoog, maar wordt vrij snel getemperd, hoewel de zwaar vervormde gitaar ontregelend werk verricht. In tegenstelling tot de voorgaande stukken is er in dit stuk wat soloruimte, met name voor de contrabas, die hoge noten produceert waar de andere muzikanten accenten leggen. Elektronische effecten maken dat het gitaarspel bijna niet als zodanig te herkennen is. Na ruim vijf minuten volgt een percussief gedeelte, hoewel niet elke klank van een percussie-instrument afkomstig is. Lange tonen van de gitaar worden gepareerd met snel spel op de contrabas en Trilla treedt op als stoorzender. Een traag gitaarmotief en een diep contrabasloopje leiden de terugkeer van de González in, die met zijn trompet hoge en trillende noten produceert.

De muziek op Völga is te zien als een klankenonderzoek, een zoektocht naar cohesie waarbij de zoektocht belangrijker is dan de cohesie. Het zoeken levert de meest spannende resultaten op, dat geldt zeker voor dit aparte en wonderbaarlijk mooie album.

Memoria Uno – Sons Of Liberty. Live at Granollers

memoria uno sons of liberty live at granollers

Iván González, trompettist in Völga, heeft zijn eigen grote ensemble, genaamd Memoria Uno. Het is een vanuit Barcelona opererend orkest dat nogal eens van samenstelling verandert en dat zich toelegt op groepsimprovisatie, waarbij González als dirigent fungeert. Sons Of Liberty. Live at Granollers is het derde album van het wisselende gezelschap, na Crises uit 2014 en Cook For Butch uit 2016.

Het instrumentarium van Memoria Uno bestaat uit trompetten, saxofoons, basklarinet, gitaar, piano, contrabassen, percussie en drums. De mogelijkheden met dat instrumentarium zijn schier eindeloos, maar al te vaak klinken grotere ensembles die zich toeleggen op (al dan niet gedeeltelijk) geïmproviseerde muziek nogal plichtmatig en bloedeloos. Niets daarvan bij dit ensemble, dat onder leiding van González twee spannende en van begin tot eind boeiende stukken brengt, ieder opgedeeld in een paar delen.

Het eerste stuk, ‘Conducción #75′, bestaande uit vijf delen, toont hoe dit gezelschap verre blijft van voorspelbaarheid. De inbreng van drums en percussie is daarbij belangrijk, evenals het schurende karakter van het stuk. Ieder instrument levert zijn bijdrage op een eigenwijze manier en de muziek is levendig en abstract tegelijkertijd. De focus verschuift van instrument naar instrument. Het orkest speelt geen thema’s of riffs, maar verkeert in een constante staat van nerveuze opwinding doordat niets vast lijkt te liggen en iedere muzikant op zijn qui vive moet zijn omdat het ieder moment zijn beurt kan zijn voor de volgende frase. Is het eerste deel nogal statisch, waarbij het meest in het oog springend zijn de ijle saxnoten en het alomtegenwoordige slagwerk; het tweede deel werkt toe naar een climax waarna een freejazz-stuk voor allen volgt.

Het begin van het derde deel is een duet tussen saxofoon en drums, die later worden bijgestaan door piano en percussie. Na bijna drie en een halve minuut volgen meer instrumenten. Het razendsnelle pianospel is leidend. Het vierde deel is aanvankelijk atmosferisch van aard, met veel lange en glijdende tonen die onderhuidse spanning creëren. In het laatste gedeelte treden twee saxen naar voren die het ambientachtige karakter om zeep helpen met schreeuwerige klanken. Het slotdeel van ‘Conducción #75’ begint als een staaltje vrij worstelen, maar slaat om in een prachtig beheerst stuk, een trio van twee trompetten en een baritonsax.

‘Conducción #77′ bestaat uit zes delen. Het eerste deel opent op een zenuwachtig aftastende manier. De contrabassen spelen een duet en percussie accentueert. Gaandeweg wordt het basspel de begeleiding en treden de percussieve klanken op de voorgrond. Aan het slot mengen gitaar en piano zich in het gewoel. Het laatste instrument neemt de leidende rol in het volgende deel. De percussie blijft alomtegenwoordig, de contrabas klinkt diep en de basklarinet soleert. Veel rustiger is het derde deel, dat aan de nachtelijke uren doet denken door de donkere baslijn, die wordt gecombineerd met hoog pizzicato spel van de andere contrabas. De solo is voor een van de trompettisten, die daarmee doorgaat, maar nu zonder begeleiding, aan het begin van deel vier, voordat hij gezelschap krijgt van saxofoons en basklarinet. Een repeterend motief ontstaat waarop wordt voortgeborduurd.

Het karakter van de muziek verandert door het snelle ritme van de percussief spelende gitaar en piano aan het begin van deel vijf. Na bijna twee en een halve minuut valt het stuk echter nagenoeg stil, waarna het met zacht percussiespel en trage noten van de contrabas weer wordt opgebouwd. Met subtiel pianospel en drums wordt zowaar een (rustige) jazzy vibe gevonden. Het laatste deel opent aftastend, waarbij ieder instrument speldenprikken uitdeelt. Meest opvallend is het trompetspel met veel valse lucht. Het stuk eindigt niet in een climax, maar bouwt rustig af.

De twee werken op het album tonen twee gezichten van Memoria Uno.’Conducción #75’ is voornamelijk gericht op het gezamenlijk musiceren, waar in ‘Conducción #77’ veel ruimte bestaat voor individuele expressie. Nergens blijft een passage te lang duren en de muziek krijgt vaart als het nodig is. Het is wellicht muziek die je vooral live moet ondergaan, maar Sons Of Liberty. Live at Granollers geeft een aardig beeld van waar Memoria Uno voor staat.

Phicus – Plom

phicus plom

Twee van de leden van Völga treffen we aan in het trio Phicus: contrabassist Àlex Reviriego en drummer Vasco Trilla. Het derde lid van het trio is gitarist Ferran Fages, een avant-gardistisch ingestelde muzikant die elektronische en elektro-akoestische experimenten niet schuwt. De bezetting van Phicus zou doen vermoeden dat we met een rockformatie van doen hebben, maar Plom bestaat uit zeven volledig geïmproviseerde werken.

En recht vooruit musiceren is er niet bij. Het trio zet vol in op freejazz. Thema’s zijn ver te zoeken en het spel van de drie muzikanten is volledig vrij. Die muzikanten zijn volledig aan elkaar gewaagd. Fages klinkt in opener ‘Clor 1’ niet ver boven de ritmesectie uit, want die staat ook in de mix op gelijkwaardige voet met de gitarist. Vooral Reviriego klinkt luid en zijn alsmaar doorgaande spel vormt een stevige basis voor de geluidsexperimenten van Fages. Trilla toont zich hier een drummer die de baspartij omspeelt en zijn eigen gang gaat zonder te veel fratsen.

In het korte en energieke ‘Plom 1’ wordt een bak noise opengetrokken en gaat het trio ruim twee minuten voluit. Noiserock met een jazzritme. Als contrast begint ‘Crom 1’ aftastend, met ijle klanken van gitaar, bas en cimbalen. De bas speelt verderop een grommend patroon, waar Fages zijn soms bijna als klankschalen klinkende gitaartonen doorheen speelt. Trilla is percussief in de weer met staafjes en belletjes. De bas schiet de hoogte in en zijn spel is leidend; de gitaar legt de accenten. Wanneer Reviriego lange lage noten gaat spelen, treedt het spel van de gitaar meer naar voren, evenals het spel op de bekkens van Trilla. Het lange abstracte stuk is spannend van begin tot eind.

‘Crom 2’ sluit aan bij ‘Crom 1’. Aftastend spel klinkt in het begin, met hoge noten van de bas en galmende geluiden van de gitaar. De rust blijft niet, want Reviriego speelt een onrustig motief, waar Fages met zijn klankenspel op reageert. De gitarist scheurt niet en maakt geen herrie om te scoren, maar creëert zorgvuldig klanken die soms industrieel aandoen. Trilla doet de intensiteit toenemen met luid trillende percussie. Er ontstaat een samenklank die doet vermoeden dat meer dan drie muzikanten aan het werk zijn, maar het zijn er toch echt maar drie. In het laatste gedeelte voeren zware bastonen de boventoon, met belletjes en gitaarschraapsels als accenten.

De naam Keiji Haino doemt op bij ‘Plom 2’, niet alleen door het gitaarspel maar ook door de robuuste ritmesectie. Net als bij het eerste deel van ‘Plom’ overheerst de noise in het gitaarspel, terwijl bas en drums vrij daaronder bewegen. ‘Clor 2’ is dan weer abstracter en experimenteler van aard, met speelse percussie, veelzijdig basspel en gitaarklankenonderzoek. Het album wordt besloten met ‘Crom 3′, waarin Reviriego hoge tonen speelt, Fages’ gitaar bijna als steeldrums klinken en Trilla onder andere met brushes en een trillend bekken in de weer is.

Zo eindigt op spannende wijze dit album van een trio dat abstracte, avant-gardistische muziek maakt met een enkele noise-uitbarsting. Het is een combinatie die uitstekend werkt.

Albert Cirera – Lisboa’s Work

albert cicera lisboa's work

Zonder iets af te doen aan de kwaliteit van de andere cd’s in de Spontaneous Music Tribune Series:  Lisboa’s Work van Albert Cirera is de meest bijzondere. De saxofonist etaleert op dit album een nieuwe manier van benaderen en een nieuwe manieren van het bespelen van de saxofoon. Niets meer en niets minder. Het zijn grote woorden, maar Opduvel kent geen saxofoonplaat die zo klinkt als dit album.

Cirera kwamen we trouwens al eerder tegen in deze serie, want hij is een van de saxofonisten van Memoria Uno. Op zijn eerste solo-album speelt hij tenor- en sopraansaxofoon en geprepareerde saxofoon. Cirera stoeit met nieuwe klanken, met timbre en speeltechnieken als een kind in een kamer met nieuw en onbekend speelgoed: vol enthousiasme en onvermoeibaar. En inventief, want de saxofoon is er om nagevorst te worden, om figuurlijk binnenstebuiten gekeerd te worden om zo te komen tot nieuwe mogelijkheden.

Je kunt een saxofoon bespelen met je mond en met je handen, maar alleen dat schept al een keur aan mogelijkheden. Denk aan andere vingerzettingen, het blazen van alleen lucht, het gebruik van de tong, keelklanken, zuigen, smakken, pruttelen en ga zo maar door. Cirera gebruikt verschillende technieken door elkaar heen, waardoor het je als luisteraar af en toe duizelt: wat doet hij nu weer?

Zo weet Cirera zijn instrument als een knorrend varken te laten klinken, als een ontstopte gootsteen, als een kortademige astma-patiënt of als een grommend monster. Een gewone toon produceren is er in de meeste stukken niet bij. In opener ‘Bellvitge’s Pigeons’ lijkt de saxofonist meer te zuigen dan te blazen. In ‘Nordic Erasmus’ doen de kleppen het grootste deel van het werk, al produceert Cirera wel wat lucht, waardoor een vegend geluid ontstaat. Daarnaast blaast hij lucht door een pijp. Dat is natuurlijk wat een saxofoon is: een pijp waardoor je lucht blaast, maar deze muzikant laat het echt als een loden pijp en niet als een muziekinstrument klinken. Al kan een loden pijp ook een muziekinstrument zijn, natuurlijk.

Cirera spreekt het altissimo-register aan in ‘Into The Basement’ en ‘Outta The Basement’. Dat gaat gepaard met niet te identificeren klanken en dat geldt voor meerdere stukken op Lisboa’s Work: hoe de saxofonist het allemaal doet is een raadsel. Het maken van een bak herrie gaat Cirera ook niet uit de weg. Met name ‘Outta The Basement’ kent een paar noisy uitbarstingen en ‘Young Kitchen’, waarin de sax soms bijna als een boormachine klinkt, gaat zelfs volledig over de top.

‘Biologic Percussion Walls’ is dan weer een stuk waarin de kleppen het werk doen. Dat klinkt inderdaad percussief maar ook melodieus. Een wild zwijn is op zoek naar voedsel in ‘Last Effort’, waarin we zowaar ook ‘normale’ saxklanken ontwaren, waarop wel een lichte galm is gezet. Het spel met galm wordt voortgezet in het meer beheerste ‘Lisbon Oneiric’s Book’. Zuigen en blazen worden gecombineerd in het korte ‘Drawing Tubes’ en de grens tussen het normale register en het topregister van de sopraansax wordt opgezocht in het nerveuze ‘Can Ram Path’. Besloten wordt met ‘Bet On Tomorrow’, waarin nogmaals verschillende technieken worden gecombineerd. Soms lijkt Cirera zijn instrument wel op te willen eten.

Al het vertoon van techniek en inventiviteit zou natuurlijk ten koste kunnen gaan van muzikale schoonheid. En toegegeven: Lisboa’s Work is een album dat alleen geschikt is voor wie van het muzikale experiment houdt. Toch behelst het album meer dan alleen ‘kijk mij eens inventief zijn’. De muziek is afwisselend en het speelplezier spat er vanaf. Het resultaat van al die experimenten is opwindend en regelmatig bloedstollend. Een buitengewoon mooie plaat.

Yedo Gibson / Vasco Trilla – Antenna

yedo gibson vasco trilla antenna

Op het deze maand verschenen Antenna vinden we slagwerker Vasco Trilla weer terug, deze keer in gezelschap van de in Portugal wonende Braziliaanse saxofonist Yedo Gibson. Hij speelt bariton- en sopraansaxofoon en frula (een Servische herdersfluit die vooral in volksmuziek wordt gebruikt).

Melodieus rinkelende percussie en snelle sopraansaxloopjes kenmerken opener ‘Aperture’. Trilla vangt het ontbreken van een bas op met donkere trommelklanken en ruisende bekkens. Een repeterend motief van Gibson, waarin hij variatie aanbrengt, wordt door Trilla aan alle kanten bestookt met percussieve klanken, afkomstig van trommels, bekkens, een ratel en andere voorwerpen. Uiteindelijk wordt het de volledige drumkit in stelling gebracht, terwijl Gibson maar doorgaat met eindeloze notenreeksen.

Op ‘Dipole’ worden noten omgebogen, zowel door de saxofonist als de slagwerker. Het stuk krijgt daardoor een aangeschoten  karakter. Trilla bespeelt zijn drums met mallets en Gibson horen we weer op sopraansax. Naarmate het stuk vordert wordt het spel serieuzer, al blijft vooral het saxspel speels. Gibson schakelt over op baritonsax voor ‘Fractal’. De droge toon van het instrument gaat gepaard met het geluid van de kleppen terwijl Trilla’s cimbalen ruisen. Onderwijl brengt hij andere instrumenten in stelling, zoals toms, een bel, woodblock, basdrum en snare. De baritonsax gaat steeds energieker spelen en produceert nu ook volle tonen. In de laatste paar minuten geeft Trilla op zijn drumstel krachtig tegengas.

De bellen rinkelen weer in ‘Whip’, en tegelijkertijd dondert de basdrum. Gibson speelt heser dan in de voorgaande stukken en Trilla maakt scherpe klanken door langs de zijkant van een bekken te strijken. Beide muzikanten zijn rusteloos zoekend naar nieuwe wegen. In ‘Array’ wisselt Gibson snel van blaastechnieken op zijn sopraansax en Trilla maakt basklanken door een lang doorklinkende tom, ondertussen ook basdrum en hihat bedienend. Na twee en een halve minuut volgt een climax waarin de sax weer zo’n heerlijke notenreeks produceert terwijl de drums flink tegenspel bieden. Gibson maakt ook smakkende geluiden, speelt even staccato maar zet daarna weer opnieuw een lange reeks snelle noten neer, daarbij het melodieuze aspect niet uit het oog verliezend. Aan het einde krijgt hij alle ruimte doordat de slagwerker stilhoudt.

Tot slot is er ‘Isotropic’, dat atmosferisch begint met lange tonen. Gibson creëert een oosterse sfeer op de frula, waarvan hij de klankmogelijkheden lijkt te inspecteren. Het melodieuze aspect zit aanvankelijk in de percussie, niet in het spel op de frula. De percussie schuurt en schuift echter ook. Gibson speelt in het stuk overigens ook sopraansax. De beide muzikanten werken naar een beheerst en ingetogen slot toe, dat nog wel enigszins ontregeld wordt door geblazen lucht met een spaarzame toon en kleppenspel van Gibson.

Van de vijf hier besproken albums, is die van Yedo Gibson en Vasco Trilla het meest toegankelijke. Niet dat het hier gaat om heel gemakkelijk te verhapstukken muziek, maar al te extreem klinkt het duo ook niet. Ondertussen gebeurt er wel ontzettend veel op het album, zowel wat de vindingrijke percussie van Trilla betreft als de verschillende blaastechnieken en het gevoel voor melodie van Gibson. Daarmee is Antenna het vijfde meer dan geslaagde album in evenzovele uitgaven van de Spontaneous Music Tribune Series van  Multikulti Project.

Völga bandcamp

Sons Of Liberty. Live at Granollers bandcamp

Plom bandcamp

Lisboa’s Work bandcamp

Antenna bandcamp

Multikulti Project bandcamp