Art First, 2017

Demoiselle is het eerste solo-album van gitarist Jukka Kääriäinen. De Fin is een muzikant van het experimentele soort die de mogelijkheden van zijn instrument verkent en zoekt naar nieuwe muzikale uitingen. Dat betekent dat hij niet alleen ‘normaal’ akoestische of elektrische gitaar speelt, maar dat hij zijn instrument ook prepareert of in de weer is met effectpedalen, live elektronica en strijkstok. Op dit debuutalbum horen we de gitarist op elektrische gitaar.

Wat bij de eerste beluistering direct opvalt, is dat Kääriäinen niet de rauwe en noisy kant van het muzikale spectrum kiest, maar juist beheerst, geduldig en precies musiceert. Zo precies, dat het bijna niet te geloven is dat het album live is opgenomen, zonder overdubs. Daarnaast zou je soms zweren dat je meerdere instrumenten tegelijkertijd hoort, maar het is toch slechts Kääriäinen die in zijn eentje de muziek voortbrengt.

Wat knap is, is dat ondanks de precisie en het technische kunnen van de gitarist, de muziek op het album geen klinische bedoening is geworden. De Finse muzikant legt juist veel gevoel in de acht werkstukjes die Demoiselle telt. Dat wordt onder andere bewerkstelligd doordat je door de directe sound elk geluid dat wordt geproduceerd lijkt te horen, dus ook de vingers die zachtjes langs de snaren schuren of schuiven. Als luisteraar zit je dicht op de huid van de gitarist en dat dwingt tot aandachtig luisteren.

Veel informatie bij de muziek levert Kääriäinen niet en titels zijn er niet; Demoiselle telt acht stukken die niet nader worden aangeduid. Zo summier als de bijgeleverde informatie is, zo rijk aan details is de muziek. In de openingstrack horen we de gitarist met zijn vingernagel over een snaar gaan en geluiden als van een bel maken. Ook het tweede stuk zit zo boordevol spitsvondigheden, dat het onbegonnen werk is alles te noemen. Tikkende geluiden, spel dicht bij de kam van het instrument, staccato effecten, flarden van melodieën en abstracte soundscapes strijden om voorrang. De grens tussen gitaar en elektronica vervaagt. Tegen het einde weet Kääriäinen zijn instrument als een altviool te laten klinken.

In het langere derde stuk zijn de noten en geluiden aanvankelijk spaarzamer. De spanning zit zowel in als tussen de tonen die de gitarist tevoorschijn tovert. De gitaartoon is helder en de Fin begeleidt zichzelf op gitaar. De elektronica is naar de achtergrond verdwenen. Halverwege wordt de strijkstok in stelling gebracht. De spanning blijft voelbaar, maar minder onderhuids, dichterbij en aan de oppervlakte. Even treden toch elektronisch bewerkte gitaartonen op de voorgrond, worden lagen gestapeld en dat leidt tot de uiteindelijke verlossing.

De versterker zoemt in het vierde deel en wordt zo gebruikt als een zachte drone. Daar bovenop is Kääriäinen in de weer met fragmentarisch, zoekend spel met veel korte noten en geluiden die als het ware om je hoofd cirkelen. Een repeterend tikkend geluid geeft uiteindelijk de maat aan en een deel van een melodie dient zich aan. De zachte drone is verdwenen en de gitarist besluit met zoekende klanken in de trant van die waarmee hij hij het stuk begon.

Industrieel aandoende geluiden openen het vijfde stuk, waarin Kääriäinen nog meer stoeit met elektronische effecten, zodanig dat het werk een futuristisch karakter krijgt. De muzikant speelt met dynamiek en even horen we een wat smerig en gemeen klinkende gitaar. Stuk nummer zes zoekt meer ambient-terrein op, klinkt onheilspellend doordat de lagen die over elkaar worden gelegd niet harmoniëren maar dreiging oproepen. De gitarist blijft echter niet in hetzelfde stramien hangen, zoekt modern klassiek gebied op (denk György Ligeti) maar ook post-rock-terrein en haalt scherpe vioolklanken uit zijn gitaar.

Het is variatie troef op dit album, want het zevende werk verschilt aanzienlijk van het zesde. Hier geen ambient of drone, maar heldere gitaarklanken. Hoewel de muziek nog altijd atmosferisch is, is die nu ook duidelijk melodieus. Het gaat niet om een melodie in de traditionele zin van het woord, maar om het leggen van geluidstapijten bestaande uit verschillende geïmproviseerde notenreeksen die een melodieus effect hebben. Gaandeweg vindt steeds meer ontregeling plaats en voert experiment de boventoon. Elektronische bewerkingen domineren het achtste stuk, dat vervreemdend klinkt door glijdende tonen en spacey geluidseffecten. Kääriäinen besluit het stuk echter met fraai gitaarspel zonder effecten.

Op Demoiselle horen we een gitarist aan het werk die wars van trends of genres zijn eigenwijze experimenten uitvoert. Zijn techniek staat ten dienste van het experiment met geluid, klankkleur, textuur en in in zekere zin ook melodie. Het levert een gevarieerd album waarop Kääriäinen zijn muzikale expressie op steeds verschillende manieren tentoonspreidt. Demoiselle vormt echter ook een soort eenheid, een eenheid die maakt dat gesproken kan worden van een echt album in plaats van een aaneenschakeling van losse experimenten. Dat zegt genoeg over de klasse van deze gitarist en over de kracht van dit album.

Jukka Kääriäinen website