PNL, 2017
Drummer Paal Nilssen-Love uit Noorwegen vond in 2013 naast zijn drukke werkzaamheden als drummer in kleine bezettingen ook nog tijd voor het op poten zetten van een groot ensemble, dat hij Large Unit doopte. Ondanks de uitgebreide bezetting werd veelvuldig opgetreden. Inmiddels is de twaalfkoppige band toe aan zijn derde reguliere album, als je het debuutalbum Erta Ale tenminste als zodanig wilt bestempelen. Dat album was namelijk een box met drie cd’s, waarvan een live-cd.
Het vorig jaar verschenen Ana liet Nilssen-Love’s voorliefde voor Braziliaanse muziek horen. Voor het album werden zelfs twee Braziliaanse percussionisten, Paulinho Bicolor en Celio De Carvalho, toegevoegd aan de bezetting. De Braziliaanse invloeden zijn op het album duidelijk hoorbaar, maar gaan niet ten koste gaan van het logischerwijs Europees/Scandinavisch klinkende groepsgeluid. Vooral het lange ‘Riofun’ is een hoogtepunt in het oeuvre van het ensemble, waarvan een keur aan Scandinavische topmuzikanten deel uitmaakt.
Op Fluku zijn de Brazilianen verdwenen en treedt Large Unit aan in een twaalfkoppige bezetting. Nieuw is saxofonist Kristoffer Berre Alberts, onlangs nog te horen op Avant-Garde Party Music van Cortex. Large Unit is een modern ensemble, dat naast bas, drums, percussie, saxofoons, trompet en trombone ook elektronica, elektrische gitaar en tuba in zijn instrumentarium herbergt. De grote band is een op en top Scandinavisch klinkend orkest, dat jazz en vrije improvisatie maakt zonder opsmuk, effectbejag of crowdpleasing. De veelal lange nummers worden door verschillende thema’s verbonden en waar die thema’s opduiken is vaak onvoorspelbaar. Binnen de groep bestaat ruimte voor solospots en voor passages voor kleinere bezettingen, maar altijd blijft het muzikale stempel van het ensemble als geheel duidelijk aanwezig. Dat is een verschil met 2015, een weergave van Large Unit op tournee, waar op de eerste cd die kleinere bezettingen in aparte stukken zijn te horen.
Met ruisende bekkens opent het zesentwintig minuten durende titelstuk. Opvallend is het rauw experimentele gitaarspel van Ketil Gutvik, dat het herkenbare thema op tegendraadse wijze omlijst. De beide bassisten, Jon Rune Strøm en Christian Meaas Svendsen laten zich evenmin onbetuigd. Verderop gaan saxen, trompet en trombone een speels gevecht aan, terwijl op de achtergrond elektronisch wordt gerommeld. De inzet van het slagwerk is de voorbode voor een nieuw thema en vervolgens is de band vertrokken voor een groovend gedeelte, waar meester-trombonist Mats Äleklint zijn solo overheen legt en vervolgens duelleert met een van de saxofonisten, die vervolgens het solostokje overneemt. De groove maakt plaats voor een blazersmotief. De vrije rol is nu voor de beide drummers, Nilssen-Love en Andreas Wildhagen. Het tempo wordt daarna vrijwel stilgelegd en even is het helemaal stil, op zachtjes klinkende bekkens na. De spanning is te snijden en die blijft als de blazers lange noten blazen, de tuba diep klinkt en klanken van de cimbalen her en der opduiken. Gutvik laat zich vervolgens van een cleane kant horen, al neemt zijn spel gaandeweg experimentelere vormen aan. Met tuba en bekkens wordt ‘Fluku’ zachtjes uitgeluid.
Het compacte ‘Springsummer’ is een stuk met een rustig en somber thema dat je met een beetje goede wil een ballad zou kunnen noemen, al spelen de drummers en bassisten op de achtergrond stoorzender. Klaus Ellerhusen Holm is de beheerste solist op klarinet. Op ‘Playgo’ kiest Large Unit weer voor het lange baanwerk, met een springerig thema in het begin. De titel is raak gekozen, want het stuk is een aaneenschakeling van speelse elementen. Opnieuw krijgt Gutvik de ruimte om zijn ongeregelde gitaarkunsten te vertonen. Äleklint zet een nieuw thema in, waar hij later zelf overheen soleert. Een volgend motief dient zich plotsklaps aan en daar mag trompettist Thomas Johansson zijn solo aan toevoegen. Dwars door het motief heen boren de saxen een nieuw thema aan, langzamer en zwaarder, dat laatste zeker als een diepe contrabasklank wordt toegevoegd. Even later groovet het ensemble weer, maar die groove wordt ook weer losgelaten. En zo verandert ‘Playgo’ steeds van patroon, kleur en instrumentatie. Het stuk eindigt met de elektronica van Tommi Keränen.
Tot slot is er ‘Happy Slappy’, dat met speels slagwerk en gedempte trombone begint. Rommelende drums en elektrische bas zijn het constante element in dit stuk, dat onderzoekend van aard is, met veel ruimte voor strapatsen op elektronica en gitaar, onderbroken door het korte thema. Verderop wordt het motief ontrafeld door tuba en trompet. Een baritonsaxofoon doet mee en neemt de solo over, waar bas en altsax weer doorheen spelen. Met een krachtig gespeeld thema wordt het stuk en daarmee het album beëindigd. Fluku is opnieuw een topalbum van dit moderne jazzorkest, dat alle kanten op kan en dat doet in zijn eigen herkenbare stijl.