Buro Beukorkst/Eigen beheer, 2017
Als recensent zoek je vaak naar kapstokken om de muziek die je bespreekt aan op te hangen. Daarom staan vaak genre-aanduidingen bij recensies, zo ook op deze site. Veel muzikanten zijn daar niet van gecharmeerd; zij maken de muziek die zij willen maken en zijn niet bezig met het plaatsen van die muziek in een hokje. Op de muziek die Opduvel bespreekt, past meestal niet één etiket.
In sommige gevallen volstaat ook een combinatie van genres niet als verklaring voor de muziek. Neem het duo Senga Etna, dat elektro-akoestische muziek maakt, meer elektronisch dan akoestisch, die moeilijk te classificeren is. De muziek is experimenteel en komt gedeeltelijk al improviserend tot stand. Er zijn soundscapes en drones, loops en samples, maar een eenduidig en de lading dekkend stempel erop drukken? Vrijwel onmogelijk.
Senga Etna bestaat uit Edward Capel op altsaxofoon, altklarinet, formonium en elektronica en beeldend kunstenaar Rik van Iersel op percussie, gitaar, elektronica en samples. Capel speelt of speelde in Blast, Vlek, Eddy & The Ethiopians, Happy Camper en solo en Van Iersel is of was te vinden in Der Junge Hund, Simulated Wood, La Majeure Pipe Au Bois, Lieberthee en vele impro-gezelschappen. Samen speelden de muzikanten in het Beukorkest, een Brabants orkest van wisselende samenstelling dat al improviserend muziek maakt.
Het duo is ontstaan uit de behoefte om meer instant composing toe te passen in de muziek en om de mogelijkheden van elektronica, loops en drones te onderzoeken. En dat is precies wat het tweetal doet op The Conductor Tales. De muziek is in één take en zonder overdubs opgenomen, waardoor de spontaniteit bewaard is gebleven. Op het album horen we twee delen van ‘The Conductor Tales’, die weer onderverdeeld zijn in twee respectievelijk vier delen.
Ieder deel van het titelstuk heeft zijn eigen kenmerken. ‘Opus One’ opent met filmische elektronica en een repeterend ritme. Capel legt daar zijn vrije altsaxspel overheen, dat lichtjes elektronisch is gemanipuleerd. Invloeden uit techno en dance zijn waarneembaar, evenals een beweging voorwaarts, maar toch blijft het stuk redelijk statisch, waardoor de dansvloer uit zicht blijft. Halverwege valt het ritme weg en wordt spanning opgebouwd, mede door een paar donkere elektronische bastonen, waarna de ritmische component weer zijn intrede doet. Waar eerst de saxofoon de vrije rol vervulde, lijkt nu de elektronica dat te doen. Het stuk eindigt met een paar zware pianotonen.
En gaat vervolgens zonder pauze over in ‘Opus Two’. Ook hier horen we een repeterend ritmisch patroon en de muziek is nu echt dansbaar, maar zonder een harde of dwingende beat. Melodielijnen overlappen elkaar, de saxofoon van Capel klinkt licht galmend op de achtergrond en Van Iersel legt percussieve accenten. Na vier minuten wordt het volume drastisch teruggebracht en treedt het saxspel op de voorgrond. Met een steeds trager worden elektronisch ritme wordt de track zowat tot staan gebracht, waarna een versnelling wordt ingezet. De sfeer is radicaal omgeslagen en slaat nogmaals om als een stevige bastoon wordt toegevoegd. Het stuk eindigt met een prachtig ritmisch patroon.
De saxofoon met een lichte vervorming opent ‘Opus Three’, vergezeld van een percussief ritme. De muziek heeft opnieuw een draai gemaakt. De elektronische geluiden werken vervreemdend en ondanks het constante ritme, is de track meer op sfeer gericht dan de voorgaande twee stukken. Dat komt enerzijds door het beheerste (en fraaie) saxspel en anderzijds door de relatieve rust die de muziek uitstraalt. Het is de voorbode van het meer ambientachtige tweede deel van The Conductor Tales. De truc met het vertragen van het tempo wordt nogmaals uitgehaald en werkt ontregelend. In het laatste gedeelte horen we een duet tussen sax en formonium. Dat is een elektronisch instrument dat geluid maakt doordat lange staven worden bewogen door een soort elektronica-tafel. Zie het filmpje hieronder.
Het tempo is nagenoeg stilgevallen en ongemerkt gaat ‘Opus Three’ over in ‘Opus Four’. Daarin wordt de rust verstoord door tegendraadse elektronische ritmiek en percussie. Capel is overgeschakeld op altklarinet en Van Iersel maakt timmerende geluiden. Het vierde stuk op de plaat is een stuk abstracter dan de voorgaande tracks, maar niet minder intrigerend. De grens tussen elektronisch en akoestisch vervaagt, evenals de grens tussen aards en spacey. Het speelse element overheerst, niet in de laatste plaats doordat in het laatste gedeelte een sample van een frivool bespeelde piano opduikt.
Capel is weer overgeschakeld op saxofoon voor ‘Opus Five’. Op de achtergrond klinkt het formonium. Het repeterende motief is van een gesamplede piano. De muzikale reis richting meer soundscape en abstractie zet zich voort. De sax speelt een drone samen met het formonium en in de elektronica duiken steeds andere geluiden op, als plaagstoten en als het statische landschap ontregelende onderbrekingen. Die onderbrekingen worden steeds talrijker en leiden ertoe dat in het tweede gedeelte uiteindelijk de ritmiek terugkeert. Het album sluit af met ‘Opus Six’, een geluidslandschap met een geheimzinnige melodie van de altklarinet, waarin ingehouden spanning regeert.
‘The Conductor Tales’ is te beschouwen als een avontuurlijke reis door een vreemdsoortig elektronisch landschap. Geen van de stukken op het album volgt een voorspelbaar pad. De muziek is rijk aan details, kent dynamische contrasten en wisseling van tempo, instrumentarium en sfeer. Er zijn melodieën of flarden van melodieën te ontwaren, maar ook abstractie vormt een belangrijk onderdeel van wat Senga Etna de luisteraar voorschotelt. Het mag dan moeilijk te classificeren zijn, het gaat hier wel om uitermate boeiende en uitdagende muziek.