Gitarist Dirk Serries maakt vanaf de jaren tachtig al muziek, maar heeft de laatste jaren een opvallende ontwikkeling doorgemaakt van het spelen van zorgvuldig opgebouwde klanklandschappen naar vrije improvisatie. Hoe is die ontwikkeling tot stand gekomen? Dat is de aanleiding van het gesprek van Opduvel met Serries, maar de Belg praat graag en levendig over alles wat hem raakt en steekt direct van wal over de positie die ‘moeilijker muziek’ heden ten dage inneemt in de lage landen.

Politieke tegenwind

“Het wordt steeds moeilijker om een platform te vinden voor moeilijker muziek. Zalen gaan dicht, subsidies worden ingetrokken. Voor dit soort muziek is het kantje boord om te overleven. De politieke wind die in België waait is niet veel anders dan in Nederland. Daarbovenop heb je in Vlaanderen nog eens het gegeven dat muzikanten en promotors elkaar niet steunen. Er vormen zich te veel kliekjes; ofwel geraak je er gewoon niet in, ofwel, als men je dan al wil steunen, krijg je nogal snel opmerkingen als: je speelt te veel. Maar dat is juist eigen aan vrije improvisatie. Ik begrijp het niet. Als ik iemand wil gaan zien die ik interessant vind, al speelt die vijfduizend keer, als het steeds met andere kruisbestuivingen is, mag hij een podium hebben.

Dit zijn juist de niches, ondergrondse bewegingen die elkaar juist wel dienen te steunen omdat de politiek dit niet meer doet. De handen in elkaar slaan en ervoor zorgen dat er een zo breed mogelijk platform wordt gecreëerd voor muzikanten om juist die kruisbestuivingen een kans te bieden. Ben ik dan zo naïef?”

Klein publiek en digitale snelweg

Voor de muziek die Dirk Serries maakt, bestaat geen groot publiek. Soms speelt de gitarist zelfs voor slechts een handjevol mensen. Het internet bracht niet de verwachte ommekeer. Het is een lot dat Serries aanvaardt, maar hij houdt ook hoop.

“Nee, ik word er niet ziek van, al is het natuurlijk wel prettig als er meer mensen zijn. Ik weet dat er meer mensen geïnteresseerd zouden zijn als ze ervan zouden weten. Helaas, door afwezigheid van de mainstream pers is het aan de vrijwilligers, de die-hards om die informatie te verspreiden en deze kanalen zijn beperkt. De mainstream pers zou er eigenlijk een katern aan moeten kunnen wijden. Het gaat nooit een grote hoeveelheid zijn, maar er zal een minderheid zijn die zal zeggen: dat is misschien wel wat. Dan is mijn missie volbracht. Als ik zou zeggen dat het me helemaal niet interesseert, dan kan ik beter thuis voor mezelf gaan spelen. Goede en slechte momenten kunnen gebeuren tijdens live-optredens, dat zijn zaken die mij blijven inspireren, ook al is het niet commercieel.

We zitten in zo’n vluchtige maatschappij; veel mensen zijn gestrest, moeten werken en daar komt nog eens familie bij. Dan is er weinig tijd om in het weekend een verplaatsing van een uur te maken. Dat draagt er ook wel aan bij dat mensen minder bereid zijn om nieuwe dingen te ontdekken, maar ik blijf hopen. Ik dacht altijd dat internet het walhalla zou zijn, waardoor grenzen zouden vervagen en deuren opengaan, dat mensen nieuwe oorden zouden gaan opzoeken, maar het tegendeel is waar. Het is eigenlijk een groot doolhof met zoveel informatie, zoveel prikkels, dat je het kaf niet meer van het koren kunt scheiden en je niet meer weet waar je moet zoeken. Wij komen uit een periode waarin je op zoek ging naar nieuwe muziek in platenwinkels en een abonnement nam op de alternatieve muziekbladen, daar keek je naar uit. Nu is er zoveel binnen handbereik, hoe ga je dat onderscheiden? Waar ga je zoeken? Niet eenvoudig voor iemand die op zoek is naar iets nieuws.

Het internet legt eveneens druk op onze “subcultuur”; we doen allemaal mee op de digitale snelweg, maar je merkt steeds meer en meer: verdomme, ik moet continu mijn naam levendig houden, op alle platforms meedraaien, anders gaat de informatie verloren in de waanzinnige golf van informatie die haast non-stop wordt verspreid op het internet. In feite is dit heel ongezond en haast niet haalbaar en vol te houden. Eén enkel platform zou ideaal zijn maar dit is utopisch.

Natuurlijk ben ik actief op sociale media, gewoonweg omdat het noodzakelijk is. Graag zou ik willen stoppen met bijvoorbeeld Facebook, maar hierdoor ontloop ik dan een groot deel van mijn “publiek” en ik heb toch ook al aardig wat interessante contacten kunnen leggen met anderen. Alleen het blijft een druk om telkens weer nieuw nieuws te brengen, hoe klein ook eigenlijk de draagwijdte mag zijn.”

De weg van ambient naar vrije improvisatie

“Ik ben altijd een enorme jazzliefhebber geweest, vooral John Coltrane en Miles Davis waren de constanten, maar ik heb nooit het idee gehad: ik kan mij in de vrije improvisatie bewegen met raakvlakken met de muziek die ik van vroeger uit al waardeerde.

Ik ben niet ineens bewust vrije improvisatie gaan spelen, dit ging heel spontaan. Ik ben altijd een enorme control freak geweest, een perfectionist. Ik ging steeds tot het uiterste. Mijn solowerk, waaronder Vidna Obmana, werd een laboratoriumproject met een drang om elk detail te verfijnen tot het uiterste. Destijds werkte ik meer met synthesizers, met akoestische fluiten en percussie, waar de productie op zich dan ook complexer werd met elke nieuwe opname. Ik voelde echt dat ik niet meer met muziek bezig was maar met haast chirurgisch precisiewerk waardoor ik elke vorm van plezier gewoonweg verloor. Echt ongezond was het. Toen ik uiteindelijk de moed had om deze bladzijde om te draaien, sloot ik Vidna Obmana af en richtte ik Fear Falls Burning op, mijn éénmansdrone-project. Een project dat enigszins met de juiste filosofie startte: ruw, spontaan en met veel meer vrijheid tot improvisatie. Echter stootte ik mijzelf aan diezelfde steen want dit project werd eveneens een losgeslagen monster, mede door impuls van het bescheiden succes en de aangeboden mogelijkheden. Plots werd het een bandproject met wederom multi-tracking, uren van mixen, editing en fine-tuning, waardoor het ook telkens moeilijker werd om dit live nog te kunnen brengen.

DunningSerriesPletterijHaarlemmaa17-10

Maar drummer Tomas Järmyr had de platen van Fear Falls Burning gehoord, met name ‘Frenzy Of The Absolute’, en was echt overtuigd dat ik perfect zou aansluiten bij zijn duo Yodok, dat hij vormt samen met tubaspeler Kristoffer Lo. Die eerste Yodok-plaat klonk ronduit fantastisch. Ze vlogen mij over naar Oslo om in drie dagen een nieuwe plaat op te nemen. Weet je, die latere Fear Falls Burning-albums waren allemaal tot in perfectie voorbereid, dus ik vroeg me af: wat moet ik daar gaan doen? Ik ben geen studiomuzikant, sessiemuzikant of improvisator dus met een heel klein hartje ging ik er naartoe. Maar Tomas en Kristoffer waren zo professioneel en gaven mij echt die vrijheid waarover ik tot dan niet wist te beschikken. Zonder enige vorm van afspraak, zonder enige voorbereiding begonnen de opnamen en op het einde van de eerste dag was het album klaar. Hoe Tomas en Kristoffer mij triggerden om plots te improviseren en zonder afgesproken motief muziek te creëren, blijft tot nu toe eigenlijk een mysterie, maar wat een ervaring! Dankzij hen bleek de deur tot improvisatie voor mij geopend, alsof je plots weet hoe op een fiets te rijden.

Mijn hele muzikale ervaring van meer dertig jaar bleek er plots wel toe te doen. Nooit had ik het gevoel gehad dat ik die ervaring kon gebruiken en ombuigen naar improvisatie.

Hierdoor kwam de passie voor het muziek maken terug. Als ik kan samenwerken met gelijkgezinde mensen dan kan ik ook improviseren. Dat was het moment om de koe bij de horens te vatten en een aantal muzikanten die ik enorm waardeer te contacteren om te kijken wat mogelijk was. Door Yodok is het eigenlijk allemaal in een stroomversnelling beland. Met Tomas Järmyr nam ik vervolgens een duo op: The Void Of Expansion. Rondom die studioplaat speelden we een aantal concerten. Het laatste concert was in Veghel en vermits hij saxofonist John Dikeman kende, nodigden we hem uit voor dit concert. Hij stemde onmiddellijk toe en wat daar gebeurde was waanzinnig. Dit blijft een concert dat nog steeds nazindert maar dat helaas door het crashen van de opname-apparatuur nooit is opgenomen. Maar hoe dan ook, dit concert was echt dat mijn drang tot improvisatie volledig ontplooide. Daarna rolde ik van het ene project in het andere, van de ene improvisatiesessie in de andere.

Door te ontdekken hoe je met anderen kunt communiceren, ontwikkel je ook een enorme vrijheid om dingen te doen. Je hebt in feite ook een vrijheid om te mogen falen. Dat gebeurt ook wel, maar dat neem ik er nu bij als deel van de ontwikkeling, van het proces. Als het lukt met de ene muzikant, dan kan dat ook met de andere, zolang je maar op dezelfde golflengte zit. Daar staat of valt het mee. Het is eigenlijk een zaak van de juiste mensen kiezen. En het mooie is dat eveneens bij de juiste keuze ook een uitwisseling ontstaat tussen de muzikanten onderling. Zo leer je andere muzikanten kennen en ontstaan er ook nieuwe kruisbestuivingen en sessies.

Zo heb ik Colin Webster leren kennen via Dead Neanderthals’ Endless Voids. Andrew Lisle leerde ik dan weer kennen via Colin en John Dikeman introduceerde Steve Noble, met de gekende resultaten. Als je speelt met veel muzikanten met gedeelde interesses, dan zijn anderen ook geïnteresseerd in jou. Dat is zo interessant aan de impro-scene, waarin heel veel ontwikkeling kan plaatsvinden en ook wordt toegelaten.

Etched Above The Bow Grip

Vorig jaar bracht Serries voor het eerst een solo-cd uit waarop hij vrij improviserend in de weer is. Etched Above The Bow Grip, uitgekomen op Colin Websters Raw Tonk-label, is een speelse experimentele plaat waarop Serries veelal korte improvisaties laat horen.

“Ik had geen vooropgezet plan voor Etched Above The Bow Grip. Was de tijd er rijp voor? Ik weet het niet. Ik ben zeker nu veel rijper als improvisator, maar Colin bood het aan en die kans kon niet ik niet laten liggen. We hebben ongeveer vier uur muziek opgenomen. Het was heel intensief. In de studio improviseren is totaal anders, hoewel de vrijheid blijft krijg je toch een gevoel van controle en de mogelijkheid om details te verbeteren of veranderen. Daarbovenop was ik op mijzelf aangewezen en had ik dus niemand om muzikaal mee te communiceren. Vandaar dat we ook bewust hebben gekozen voor een lange reeks van kortere stukken. Ik wilde absoluut niet de drone-toer op gaan, maar eerder fragmentarisch werken en zo ontstond een collectie van vier uur muziek. De selectie achteraf en de juiste sequence was eigenlijk nog het moeilijkste. Ik ga zeker een tweede album maken.”

Nabije toekomstplannen

Stilzitten is er bij Dirk Serries niet bij, zo blijkt ook als hij tot besluit nog even praat over wat we in de nabije toekomst van hem mogen verwachten.

“De tweede plaat van het Kodian Trio is klaar, die komt in oktober uit op Trost Records, heel benieuwd hiernaar. Met A New Wave Of Jazz zit ik niet meer onder de vlag van Tonefloat, dus dat wordt een beetje heromkaderen. En vermits de perserijen momenteel hun handen vol hebben met opdrachten van alle majors, zijn vinylreleases voor het eigen label nu eventjes niet mogelijk.

Dus herteken ik even de plannen, maar we gaan zeker door met het label. Weliswaar op cd met twee nieuwe releases: Double Vortex (een live-registratie van een avond met Andrew Lisle, John Dikeman, Colin Webster en Alan Wilkinson op dubbel cd) en de eerste duo-samenwerking met Martina Verhoeven (een album dat heel anders is dan verwacht, super trots hierop). Beide releases zijn voor waarschijnlijk prille herfst.

Eerder gepland is een duo-samenwerking met George Hadow op het Raw Tonk-label en Day Realms, de tweede samenwerking met saxofonist John Dikeman en drummer René Aquarius, wederom op een cassette door het Engelse label Tombed Visions.”

Dirk Serries website