Totenmusik, 2017
Ván, 2017
Het stikt van de hokjes in metalland: heavy metal, power metal, black metal, death metal, doom metal, funeral doom metal, thrash metal, false metal, folk metal, sludge metal, pagan metal en ga zo maar door. Een band die moeilijk in zo’n hokje valt te stoppen, is het Duitse Morast. ‘Blackened death/doom’ wordt de muziek van het kwartet wel genoemd, en wellicht is dat nog de beste omschrijving, al kan het woord ‘sludge’ daaraan worden toegevoegd omdat de muziek een behoorlijke dosis smerigheid bevat.
Eerst even treuren, want Nightslug bestaat niet meer. Die band wist in 2015 te verrassen met de lp Loathe, een geweldig, morsig klinkend sludge-album dat ondergewaardeerd is gebleven. Waar Nightslug ook invloeden uit noiserock in zijn muziek toeliet, speelt Morast duidelijk metal. Leden van Morast speelden eerder ook in Blackwhole, Grim of Doom en Serpent Eater.
Nightslug is dus dood, maar lange leve Morast, want die band weet, na eerder onder de titel Demo een sterk visitekaartje te hebben afgegeven, te overtuigen met een debuutalbum dat de ingeslagen weg vervolgd en waarop de muziek nog beter is uitgewerkt dan op Demo. Dat betekent niet dat de band iets van zijn kenmerkende vuile metalstijl heeft afgepoetst, maar wel dat de zes songs op Ancestral Void zowel individueel als in onderlinge samenhang goed beklijven doordat steeds de juiste riff, de juiste sneer en de juiste sound wordt gevonden.
Voor dat laatste is ook producer Laurent Teubl (Chapel of Disease) verantwoordelijk, die ook al achter de knoppen zat bij Demo en de productionele lijn op dit volledige album doortrekt. Opvallend is de laag en log klinkende bas, alsof bassist R. (de bandleden worden slechts met een letter aangeduid) zware kabels in plaats van snaren op zijn bas heeft liggen. Waar de drums op Demo nog wat te licht klonken, is dat euvel op de debuut-cd verholpen en dan blijkt dat het drumspel van L. een van de troefkaarten van Morast is.
Dat komt het sterkst naar voren in het de plaat afsluitende ‘Sakkryfyced’, waarin L. onder de vette riffs de vrijheid neemt om veel verder te gaan dan louter het leggen van een zwaar doom-fundament, inclusief een veelheid aan fills en dubbel basdrumspel. Een enkele keer doolt bij Morast het Black Sabbath-spook rond, zoals in het begin van ‘Loss’. Echt storend wordt het nergens en bovendien gaat de muzikale invulling al snel een andere kant op dan we van de uitgetreden grootmeesters van de doom gewend zijn.
‘Crescent’ opent de plaat met een verslavende, doomy en sludgy, gitaarriff die tegelijkertijd black metal-elementen herbergt. Zanger F.’s uit het riool komende vocalen zitten dan weer tussen black metal, death metal en crustpunk in. Knap is dat de riffs bij Morast er niet te dik bovenop liggen, maar toch hun werking niet missen. De nummers zijn niet ingewikkeld maar wel gebaseerd op meer dan slechts een gitaarriff. Een goed voorbeeld daarvan is de lange titeltrack, die fraai is opgebouwd en waarin meerdere gitaarriffs het muzikale gezicht bepalen.
De muziek van Morast zou je ongrijpbaar kunnen noemen, omdat het moeilijk is een label te plakken op de sound van de band. Een constante is de duistere en sombere atmosfeer die de muziek uitstraalt. Atmosferisch is de metal echter niet, want het Duitse kwartet musiceert down to earth, met beide benen op de grond. Of eigenlijk in de grond, in de smerige blubber, van waaruit alle depressiviteit en zwartgalligheid naar buiten wordt gespuwd. Geen voer voor optimisten, maar wel erg goed.