Reprise, 2017

Mastodon en het maken van een slechte plaat, dat verhoudt zich niet tot elkaar. Ook de nieuwste worp is een kwalitatief hoogstaande metalplaat en beslist het herhaald beluisteren waard. Toch is er voor de eerste keer op meer dan details kritiek te leveren en daarmee behoort Emperor of Sand niet tot de hoogtepunten in de nu zeven albums tellende discografie van de band uit Atlanta, Georgia.

Wat je Mastodon in ieder geval niet kunt verwijten, is dat de band geen ontwikkeling doormaakt. De band heeft altijd al een hang naar experiment gehad, zij het soms voorzichtig, en het maken van twee keer hetzelfde album is nooit de bedoeling, al ligt meesterwerk Leviathan in het verlengde van debuut Remission en wordt op de voorlaatste plaat Once More ‘Round The Sun de op The Hunter ingeslagen koers meer consistent en dus beter gebracht.

De hang naar vernieuwing wordt echter het best gerepresenteerd door Blood Mountain uit 2006 en Crack The Skye uit 2009, de eerste omdat meer invloeden worden toegelaten in de sludgesound van de band en de tweede omdat die invloeden, met name progrock, op die plaat worden uitgewerkt tot een zeer geslaagd episch geheel. Wat dat laatste betreft bleef het tot nu toe bij dat ene album, maar in Emperor of Sand horen we wel degelijk echo’s uit Crack The Skye terug.

Het nieuwe album is echter meer songgericht en de muziek mist de grandeur van het tweede meesterwerk van Mastodon. De progelementen zijn wel zeer nadrukkelijk aanwezig, maar niet overal even geslaagd. Dat komt onder andere door de vocalen van drummer Brann Dailor, die op Emperor of Sand meer zingt dan op de vorige albums. Vooropgesteld moet worden dat Dailor goed zingt, technisch gezien wellicht beter dan Brent Hinds en Troy Sanders. Mastodon staat echter voor stevige metal en de stem van de drummer leent zich daar niet zo goed voor. Zodra hij zijn mond opendoet, krijgt de muziek direct een meer poppy karakter en daar moet je van houden.

Beste voorbeeld daarvan is ‘Show Yourself’, dat al is vrijgegeven voordat het album verscheen en waarover al veel is gediscussieerd, waarop Mastodon poppier klinkt dan ooit. Te poppy. Vanzelfsprekend wordt de song goed uitgevoerd, maar de melodie in het refrein blijft matig en hoewel de song bij beluistering van het hele album minder detoneert dan je vooraf zou verwachten, blijft het naar Mastodon-maatstaven beneden peil. Gelukkig is de rest van de plaat beter, maar het progelement dreigt een te overheersende factor te gaan vormen in de muziek van het viertal.

Dat geldt niet voor opener ‘Sultan’s Curse’, want dat is Mastodon ten voeten uit: sterke riff, mooie opbouw en een evenwichtige mix tussen harde rock en complexiteit. Het drumwerk van Dailor is zoals altijd alomtegenwoordig. Wel worden in veel songs op Emperor of Sand tamboerijn en shakers gebruikt en dat trekt op den duur te veel aandacht. ‘Precious Stones’ is lekker uptempo, met geweldig (twin-)gitaarwerk. Ook deze song is, net als ‘Show Yourself’ opvallend radiovriendelijk en dat geldt voor meer nummers op de plaat. Het is zeker niet altijd een bezwaar, maar Mastodon levert wel duidelijk aan gevaar in op dit album.

Dat zit met name in de vocalen, want de basis van de muziek is nog steeds stevig en met die kenmerkende Mastodon-sound weet de band nog steeds te overtuigen, zoals in het sterke en eveneens uptempo ‘Steambreather’, waarin het contrast tussen melodieuze zang en zware instrumentatie erg goed uitpakt.  De prog van ‘Roots Remain’ kan echter een stuk minder bekoren, vooral door het langzame refrein, de toevoeging van toetsen en het rustige middenstuk. De band slaat volledig door naar melodieuze progmetal, knap gespeeld maar met te veel pathos gebracht. Het plechtige piano-outtro spreekt boekdelen.

Het refrein van ‘Word To The Wise’ is opnieuw een erg poppy aangelegenheid en zelfs in de gitaarsolo klinkt de progrock nu volledig door. Het gaat ten koste van de agressiviteit die wel degelijk in de song te vinden is maar wordt opgeofferd aan technisch vernuft. In ‘Ancient Kingdom’ neemt nu eens niet Dailor, maar Sanders de vocalen in het refrein voor zijn rekening, en dat levert direct een beter resultaat op. Ritmisch is de song ook sterk. Ook hier zal de muziek naar de smaak van een oude en conservatieve Mastodon-fan te proggy zijn, maar dat geldt voor het hele album.

Op ‘Clandestiny’ gaat het echter helemaal mis. Het meezingbare refrein is wel erg luchtig en in het middenstuk gaat elke razernij verloren. Ook op ‘Andromeda’ is het refrein poppy, maar hier klinkt de band gedreven en agressief. Dat laatste geldt ook voor ‘Scorpion Breath’, het meest woeste nummer op de plaat, waarop vaste gast Scott Kelly zijn vocale bijdrage mag leveren. Afsluiter ‘Jaguar God’ lijkt aanvankelijk volledig de progrock-kaart te trekken – en het mag imiddels duidelijk zijn dat die kwalificatie niet als compliment is bedoeld – maar de track wordt gered door een magnifieke tempoversnelling

Mastodon levert met Emperor of Sand opnieuw vakwerk en de band zet een nieuwe stap in zijn ontwikkeling. Dat is op zich toe te juichen. En dan hebben we het nog niet gehad over het concept van het album en de teksten, die zonder meer geslaagd zijn te noemen en het niveau van de gemiddelde metalband ver overstijgen. De combinatie van metal, pop en progrock, zonder de grootsheid van Crack The Skye maar met de songgerichte aanpak van The Hunter en Once More ‘Round The Sun, pakt echter niet altijd goed uit en er kunnen vraagtekens gezet worden bij de richting waarin de band zich beweegt. Gemengde gevoelens dus.

Emperor of Sand bandcamp

Mastodon website