Trytone, 2016
De uit het Canadese Vancouver afkomstige pianiste Lisa Cay Miller is zowel (modern klassiek) componiste als improvisator. Zij is regelmatig in Amsterdam te vinden en dat verklaart de titel van deze cd: 682/681 zijn de vluchtnummers van KLM van vliegreizen tussen Vancouver en Amsterdam. De cd bevat korte, zowel kwieke als meer bedachtzame improvisaties, gebracht door Miller in samenwerking met een tiental in Amsterdam residerende muzikanten.
Het is het resultaat van een opnamedag in het hoofdstedelijke Splendor, een club voor verschillende soorten muziek, opgericht door zo’n vijftig muzikanten en hun publiek. Door eigenzinnig en met een open blik te programmeren, neemt Splendor een eigen plaats in binnen het grote muziekaanbod in Amsterdam. Op 17 december 2015 vonden de opnamesessies plaats, waarbij Miller elk uur door twee muzikanten werd vergezeld, daarmee duo’s en trio’s vormend waarmee korte improvisaties werden gespeeld.
Die muzikanten zijn in de vrije improvisatiehoek in Amsterdam geen onbekenden: Ig Henneman (altviool), Anne La Berge (fluit), George Hadow (drums), Yedo Gibson (sopraansaxofoon), Mark Morse (elektrische gitaar), Jasper Stadhouders (elektrische gitaar), Oğuz Büyükberber (klarinet), John Dikeman (tenorsaxofoon), Wilbert de Joode (contrabas) en Onno Govaert (drums).
Van de opnamesessies zijn tweeëntwintig stukken op de cd terechtgekomen, waarvan zeven trio’s en vijftien duo’s, in lengte variërend van een minuut tot ruim vijf minuten. Door de inbreng van steeds wisselende muzikanten ontstaat een kleurrijk en gevarieerd geheel, waarbij het pianospel van Miller de door de improvisaties heen lopende rode draad is. Door de afwisseling ontstaat een mooi beeld van de vele mogelijkheden die de muzikanten al vrij improviserend in een korte tijd te bieden hebben.
Miller verkent het klavier, maar zeker ook de binnenkant van de piano op uiteenlopende wijzen en haar spel heeft een gelijkwaardige rol ten opzichte van het spel van de muzikale gast. Of dat nu een drummer, klarinettist of alt-violiste is: er is geen sprake van leiden en begeleiden maar van zorgvuldig luisteren en behendig op elkaar reageren. Van een lyrische kant laat Miller zich niet zien; haar inbreng is abstract, speels, percussief en/of tegendraads, maar zij zoekt niet naar heldere melodielijnen of repeterende patronen. Enige uitzondering op die regel is het afsluitende trio met Onno Govaert en Wilbert de Joode, het meest jazzy stuk op de cd, waarop Miller laat horen zich ook in dat idioom als een vis in het water te voelen.
Yedo Gibson, Anne La Berge en Ig Henneman mogen op de cd het vaakst naast Miller aantreden: ieder vier keer, waarvan La Berge en Henneman twee keer samen en Gibson twee keer samen met George Hadow. Referentiekaders zijn moeilijk aan te geven, al weet Gibson in het eerste trio met Miller en Hadow een repeterende reeks noten te produceren die de gedachten direct doen uitgaan naar Steve Lacy.
Ieder stuk op 682/681 heeft zijn eigen kenmerken en van een echte uitschieter naar boven of beneden kan niet gesproken worden. Het maakt dat deze cd weliswaar niet coherent te noemen is, maar wel kwalitatief gelijkmatig. En die kwaliteit ligt hoog. Elke muzikant weet zijn signatuur te geven aan de karaktervolle improvisaties met vaak verrassende vondsten. We kunnen dus spreken van louter vruchtbare samenwerkingen. Laat Miller die vlucht naar Amsterdam nog maar vaak nemen.