Raw Tonk, 2017
Het Britse Raw Tonk-label bestaat vijf jaar. Dat wordt over een paar dagen gevierd met een aantal concerten in Nederland en België, waarbij een stel muzikanten uit de Raw Tonk-stal acte de présence zal geven in onder andere Haarlem (De Pletterij, 17 maart), Rijkevorsel (De Singer, 18 maart) en Amsterdam (De Ruimte, 19 maart). Een van de aantredende acts is het duo Ripsaw Catfish, waarvan op 17 maart de cd Namazu verschijnt.
Het duo, Anton Hunter op gitaar en Cath Roberts op baritonsaxofoon, nam voor Namazu een gedeelte op in het Londense Cafe Oto en het andere gedeelte in het eveneens in Londen gelegen IKLECTIK. De nieuwe uitgave is de vierde release van het duo en de tweede op Raw Tonk. Hunter en Roberts spelen overigens niet alleen als duo, maar spelen ook in elkaars grote ensembles, Roberts’ Favourite Animals en Hunters Article XI. Daarnaast spelen beiden in Roberts’ kwintet Sloth Racket.
Roberts is ook te vinden in Word Of Moth, dat aan zijn debuutalbum werkt, het Madwort Saxophone Quartet, waarvan recent ‘Live At Hundred Years Gallery’ verscheen, het septet Quadraceratops, dat momenteel even stilligt, en Saxoctopus, een saxofoonoctet waarvan in 2014 het debuut op Raw Tonk verscheen en waarin ook labelbaas Colin Webster te vinden is. Hunter speelt of speelde gitaar in de veertienkoppige Beats & Pieces Big Band, zijn eigen Anton Hunter Trio, Beck Hunters en Skamel.
Hoewel het duo uit Manchester en Londen het op zijn website heeft over ‘pre-composed elements’, lijkt op Namazu toch sprake te zijn van louter vrije improvisaties, verdeeld over drie stukken, waarin speelsheid, abstractie en veelzijdigheid sleutelwoorden zijn. In opener ‘Stone’ neemt aanvankelijk de baritonsax de lead en reageert de gitaar. Er zijn wat melodieuze, tegen lyrisch aanleunende saxklanken te ontwaren, maar die stukken zijn kort en worden steevast gevolgd door non-figuratieve elementen. Hunter speelt lage bastonen en legt zo een fundament voor repeterende baritonsaxklanken, die de weg plaveiden voor een paar flinke uithalen. Hunter schakelt daarop over op gruizige en noisy gitaarklanken in het meest intense deel van het stuk. ‘Stone’ is een improvisatie van tien minuten, maar zit zo boordevol details dat de tijd vliegt.
Het langere ‘Mud’ opent met zachte saxtonen en het is de gitaar van Hunter die puntige accenten legt. Daar gaat hij mee door terwijl Roberts soleert. Haar toon is niet te ruw, niet extreem, vrij zuiver en met weinig gebruik van valse lucht. Hunter weeft op subtiele wijze heldere gitaartonen en is daarmee een gelijkwaardige partij. Dynamiek speelt een voorname rol. Zo wordt na zes minuten het volume naar beneden gebracht en legt Hunter een zachte, spannende grondtoon waar Roberts overheen soleert. Even later speelt de gitarist weer heldere maar abstracte gitaarklanken. Met de solerende Roberts daarbij ontstaat een muzikale conversatie: de instrumenten lijken letterlijk met elkaar (en door elkaar heen) te spreken, waarin verschillende gemoedstoestanden zijn te ontwaren: aanvankelijk hoopvol, levendig, maar omslaand in verdriet en berusting. Zelden klonk vrije improvisatie zo ontroerend. Hunter lijkt al spelend het toneel te verlaten maar doet dat niet, hij draait zich om om nog één maal de confrontatie met Roberts aan te gaan. Die voegt bij de heldere gitaarklanken een toon waarin berustende acceptatie doorklinkt. Het is misschien de op hol slaande fantasie, maar al luisterend zou je je kunnen voorstellen dat zich voor je ogen een klein relatiedrama afspeelt. Magnifiek.
De overgang naar het bijna dartele begin van ‘Thrash’ is cru en even een pauze inlassen om bij te komen van de pracht van ‘Mud’ is natuurlijk toegestaan. In het derde stuk staat de muzikale zoektocht meer centraal, wat zich uit in de actie en reactie in het eerste gedeelte van het stuk. Er ontstaat een spel van toenaderen en afstoten; het spel van beide muzikanten komt naar elkaar toe en verwijderd zich weer van elkaar. De momenten waarop synthese wordt bereikt, worden gedurende het stuk talrijker. De droge baritonsaxklank trekt aandacht, evenals de transparante gitaarklanken. Mooi is hoe na circa tien minuten spanning wordt opgebouwd door een rinkelend gitaarmotief, dat niet naar een climax toewerkt maar door Hunter zelf wordt ontregeld, wat weer een fase van afstand nemen inluidt. Roberts speelt solerend met dynamiek en met het bereik van haar instrument. Uiteindelijk wordt naar een krachtig gezamenlijk slot toegewerkt. ‘Thrash’ is met eenentwintig minuten het langste stuk op het album en heeft een meer fragmentarisch karakter dan ‘Stone’ en ‘Mud’, hoewel muzikale overgangen vaker diffuus dan abrupt plaatsvinden.
Namazu is een plaat die zorgvuldige beluistering verdient. De muziek van Ripsaw Catfish doet een beroep op de verbeeldingskracht van de luisteraar en op het vermogen tot het herkennen van details. Want de schoonheid van deze geïmproviseerde muziek zit in het gedetailleerde spel en dat geldt voor zowel het individuele spel als voor de interactie tussen beide muzikanten. Een mooie muzikale zoektocht, ook voor de luisteraar.