Art First, 2021
Er zijn artiesten bij wie je graag eens in het hoofd zou willen kijken, om de gedachtestromen waar te nemen en te kunnen analyseren. Zo’n kunstenaar is de vanuit de Finse hoofdstad opererende muzikant en performer Maximilian Latva. Het zal niet een hele vrolijke boel zijn in zijn hoofd. Latva is tijdens zijn jeugd seksueel misbruikt en dat heeft zijn weerslag op zijn belevingswereld en daardoor dus ook in zijn kunst. In zijn performances, al dan niet samen met Katri Kainulainen, zijn dood, verval en verdorven seks terugkerende thema’s zijn, vaak tegelijkertijd. Karkassen van dieren (vooral vogels) zijn in het werk van Latva terug te vinden.
Net als op Latva’s vorige uitgaven in deze serie, siert een dode vogel de cover van het nieuwe album NUM. Op dat album toont de kunstenaar zich onvoorspelbaar en ongrijpbaar, vol ideeën en eigenzinnig in zijn muzikale opvatting. Ambient is een voedingsbron, maar de muziek van Latva is meer dan alleen dat. In feite sluit de muziek aan op zijn beeldtaal, al gebeurt dat niet al te expliciet. Op de nieuwe plaat maakt de muzikant gebruik van analoge en digitale synths, elektrische en akoestische gitaren, viool, jouhikko (een twee- of driesnarige booglier), traporgel, gitaarpedalen en stem. Zelfs de productie en mastering heeft Latva in eigen handen gehouden.
De geluiden van de verschillende instrumenten zijn niet altijd makkelijk te herleiden, maar wat in de muziek van Latva vooral opvalt is dat er een hele wereld schuilt onder de oppervlakte en dat hij nooit te lang vasthoudt aan vaste patronen. Elk stuk is constant in ontwikkeling en dat maakt de luisterervaring intensief maar ook zeer bevredigend.
Het album opent met ‘Suohon syntynyt’ (‘Geboren in het moeras’). Sombere schetsen van synths, een percussief ritmisch patroon, flarden van een melodie en glijdende en draaiende bewegingen zijn te horen. De muziek heeft een luistervriendelijke oppervlakte maar een sinistere ondergrond. Je wordt in de wereld van Latva meegezogen, een wereld waarin het huiveringwekkende en het normale samengaan, elkaar in elk geval niet uitsluiten. Pracht en gruwel liggen dicht bij elkaar en in de gruwel schuilt ook pracht.
Ook in ‘Liekkiön tuutulaulu’ (‘Het vlamlied van de vlam’) schuilt de schoonheid in de contrasten. De sfeer is grimmig en het stuk is weerbarstiger dan de openingstrack. Met gitaren en synths begeeft Latva zich op een pad richting noise, zonder ooit echt de grens naar noise over te steken. Het contrast zit in de klanken die er tegenover staan en die, enigszins verborgen, esthetischer klinken. Er is zelfs een gezongen melodie te ontwaren. De mooie geluiden worden omringd of zelfs overvleugeld door de grillige en soms ook angstaanjagende klanken. Het muzikale parcours is onvoorspelbaar, maar op een of andere manier schuilt er logica in de werkwijze van de Fin, die zo gedetailleerd te werk gaat dat je bij elke luisterbeurt weer iets nieuws hoort.
Latva schept in het korte ‘Hallan valta’ (‘De kracht van vorst’) geen ijzige klanken, maar het stuk heeft wel een ijzig effect door de manier waarop de verschillende elementen langs elkaar schuren, regelmatig licht dissonant, waardoor een groot spanningsveld ontstaat. ‘Metsään juossut’ betekent ‘Ren het bos in’. Is het een vlucht? Het lijkt er niet op, want in het bos lijkt het allerminst prettig vertoeven. Vanuit verschillende richtingen komen klanken op je af. Achter elke boom lijkt gevaar te schuilen. Het is knap hoe Latva dreiging suggereert zonder daarvoor de geijkte middelen (donkere klanken, aanzwellende geluiden, een ijzingwekkende sfeer) te gebruiken. Latva lijkt niet in vaste lijnen te denken, maar puur – en wellicht ook intuïtief – in geluid en in klanken. Zijn muziekstukken hebben dan ook geen echt tempo, hoewel ze constant in beweging zijn. Dit stuk vormt op die regel een uitzondering, in die zin dat beweging en stilstand een paar keer worden afgewisseld. Dat wordt althans gesuggereerd.
Daarna volgt ‘Hukkumisen hetki’, ‘Het moment van verdrinking’. Probeer je voor te stellen dat je verdrinkt. Hoe zou dat klinken? Wellicht zoals Latva het zich muzikaal voorstelt. Hij verklankt niet zozeer het gevecht dat aan de verdrinking vooraf gaat, maar de verdrinking zelf. Het gevecht is dan al voorbij en je lichaam (en wellicht je geest, als die nog actief is) bevindt zich in een nieuwe dimensie. Dat is uiteraard een interpretatie dezerzijds. Het onbekende klinkt door in de vreemde klanken die de muzikant produceert. Die klanken zijn over het algemeen niet lang, tenminste niet aan de oppervlakte, maar komen en gaan, soms in een patroon, soms als losse geluiden.
Op een album dat in zijn geheel een sombere uitstraling heeft, komt de somberheid in ‘Kalman impi’ het meest expliciet naar voren. Het kan ook zijn dat het effect van de voorgaande stukken daaraan meewerkt. Aanzetten tot melodieën zijn te horen, evenals een wat donker motief op de achtergrond. De klanken worden gebracht in relatieve rust, alsof er geen hoop meer is en berustend wordt gewacht op wat het lot brengt. Enkele geluiden suggereren nog een restant van verzet, een laatste restje strijdlust dat geen doel meer dient. Iets over de helft van het stuk is er een opleving, gloort er toch enige hoop aan de horizon, maar tegelijkertijd lijken de motieven die dat verklanken ook de vruchteloosheid ervan weer te geven.
In ‘Tuleen sylkijä’ (‘Vuur speeksel’) contrasteert aan het begin een langzame beweging met een snel motief. Het stuk komt levendiger over dan het voorgaande. Verschillende geluiden duiden op levenslust, maar tegelijkertijd is er duisternis aanwezig in de muziek. Het ruikt naar onheil en het is volstrekt onvoorspelbaar of dat onheil zich daadwerkelijk zal openbaren of niet. Zo speelt Latva constant met het verwachtingspatroon van de luisteraar, die inmiddels wel weet dat hij met alles rekening moet houden, behalve met optimisme of een uiteindelijke verlossing.
De wereld is niet eendimensionaal en datzelfde geldt voor de belevingswereld en dus ook de muziek van Latva, die opnieuw intrigeert, dit keer in zeven stukken die bijna nergens in herhaling vallen maar waarin toch enige structuur is aangebracht. In het hoofd van de kunstenaar kruipen kan dan wel niet, maar gelukkig kunnen we wel getuige zijn van hoe de man zijn zielenroerselen blootlegt in zijn kunst, in dit geval een album dat van de eerste tot de laatste klank boeit.