Eigen beheer, 2020
Een winnende formule moet je niet wijzigen. Tegen die stelling valt het nodige in te brengen, maar in het geval van NoirEau gaat die op. Eerder dit jaar verscheen Février, waarop Violet Meerdink (Spelonk), Leo Meijer en een muzikant die zich Serpentine noemt laten horen wat één avond improviseren met allerhande geluiden kan opleveren. Nu is er Octobre, een album dat is gemaakt op een avond in oktober 2019 waarop de muzikanten hetzelfde deden. NoirEau heeft echter zoveel verschillende geluiden tot zijn beschikking en de mogelijkheden die de muzikale werkwijze biedt zijn zo uitgebreid en uiteenlopend, dat geen sprake is van het maken van nog een keer hetzelfde album. De formule werkt, want de uitwerking pakt anders uit.
Dat geldt voor het album als geheel en ook voor de negen stukken waaruit dat album bestaat en die ook onderling sterk uiteenlopen. Desondanks weet het drietal een redelijk consistent album te creëren waarop de stukken, hoe verschillend ook, goed op elkaar aansluiten. Het album is iets minder uitputtend dan het vorige, maar neemt nog altijd een uur en vijf minuten in beslag. Net als op het debuut, wordt met gevonden geluiden al improviserend abstracte muziek gecreëerd die ver blijft van het louter leggen van drones of het maken van freejazz, maar die wel een experimentele grondslag heeft en geen vastomlijnd doel.
Het kan dus alle kanten op met de muziek van NoirEau, maar een overeenkomst tussen de verschillende stukken op Octobre is de donkere sfeer, al gaat het om verschillende tinten. Dark ambient is wellicht de omschrijving die het dichtst in de buurt komt van wat het Utrechtse drietal doet, alleen moet je dat ‘ambient’ dan wel heel ruim opvatten en er vleugjes industrial en noise aan toevoegen. De muziek klinkt elektronisch en informatie over welke instrumenten en objecten zijn gebruikt ontbreekt (men heeft het slechts over ‘sounds’). Dat doet overigens niets af aan de intrigerende luisterervaring.
In ‘Un’ lopen een drietonig motief, een luide drone, incidentele geluiden en percussieve elementen door elkaar heen. Het stuk heeft een futuristisch tintje door de drone en de spacey geluiden die her en der opduiken. Verandering van toonhoogte en het toevoegen van nieuwe lagen zorgen voor afwisseling in de grondlaag, terwijl het motief constant blijft. Nieuwe geluiden komen niet zachtjes opzetten, maar komen regelmatig hard binnen. Ze brengen nieuwe elementen in het werk, maar ontregelen het stuk niet. Een snel elektronisch patroon en een slepend geluid openen het korte ‘Deux’. Het patroon zet door maar het slepend geluid verdwijnt al snel om plaats te maken voor synth- en orgelklanken (zo klinkt het althans) en een ritmisch motief. Ook hier geldt dat incidentele en percussieve elementen door het stuk heen lopen.
NoirEau is niet van de kale soundscapes en deinst er niet voor terug een flinke bak lawaai te maken, zoals als goed te horen is in ‘Trois’, dat stevig is aangezet met harde ruis en noise. Die noisy geluiden zijn wel ingebed in een duister en wat rustiger motief, al komen daaruit ook luide oprispingen voort. De donkere ondergrond bibbert en als geheel heeft het stuk in zijn onvoorspelbaarheid en duisternis iets onheilspellends. ‘Quatre’ heeft bij aanvang een ritueel karakter, maar dat wordt al snel ruw ontregeld met harde klanken waarin distortion doorklinkt. Het percussief aspect wordt verzorgd door het gebruik van objecten, maar ritmisch is het stuk onregelmatig. Een ongecontroleerde synthklank laveert door de muziek heen en de algehele sfeer is gewelddadig: er is een gevecht gaande op leven en dood en het wapenarsenaal dat wordt gebruikt is immens. De lieflijke klanken die halverwege worden toegevoegd maken de spanning alleen maar groter. Toch verdwijnt het strijdtoneel langzaam naar de achtergrond, al treden aan de oppervlakte nog wat schermutselingen op.
‘Cinq’ doet denken aan science fiction. In het begin lijkt een ruimteschip op te stijgen. Een constant ‘ting’-geluid wordt omringd met luide spacey klanken die de trage gang van een enorm gevaarte suggereren, al is ook een behoorlijk snel ronddraaiend geluid waar te nemen. Eenmaal op gang gekomen verdwijnt de zwaarte uit het stuk en beweegt de muziek zich vrij in de ruimte, waarin incidenteel nog wel weerstand waar te nemen is. Veel pulsatie is te horen in ‘Six’, waarin ook ontregeling een belangrijke factor is. Als harde zweepslagen neerkomende klanken verstoren de nerveuze drone (die steeds meer tot leven komt) en de daaromheen bewegende geluiden op meedogenloze wijze. Het spanningsveld dat daardoor ontstaat is enorm.
Even wordt rust gevonden aan het begin van ‘Sept’, maar het is een gespannen rust. Het kale muzikale veld wordt aanvankelijk spaarzaam ingevuld. Waar in de andere stukken steeds een meer of minder stevige onderlaag aanwezig is, ontbreekt die hier en lijkt de muziek nu voort te komen vanuit stilte. Er is een neiging naar minimalisme te bespeuren die we van NoirEau niet gewend zijn. Langzaam maar zeker wordt dat terrein echter verlaten, wordt het stuk met meer geluiden aangekleed en krijgt het meer body. ‘Huit’ opent vervolgens polyritmisch, waarbij drukke ritmische patronen vergezeld gaan van een stapvoets opererend en als bas dienend ritme. Dat ritme zorgt voor een cadans die als constante dient in het stuk, ook als de drukke ritmiek plaatsmaakt voor incidentele, soms knotsgekke geluiden. De donkere onderlaag krijgt overigens tegenwicht van licht tikkende percussie en verderop van een scherpe drone en venijnige noise.
‘Neuf’ begint met snelle bewegingen, waar vervolgens elektronische herrie aan wordt toegevoegd. NoirEau blaakt kennelijk nog van de energie en is niet van plan het album rustig uit te luiden. Het slotstuk wemelt van de harde en weirde geluiden die lijken te strijden om voorrang. Sommige van die geluiden leggen onvermijdelijk het loodje, waar andere klanken de strijd voortzetten. Zo wordt het totaalgeluid uiteindelijk minder vol.
Nadat het laatste geluid heeft geklonken, is het even bijkomen na een enerverend en intens uur experimentele muziek. Waar op het vorige album in sommige passages de houvast voor de luisteraar ontbrak, is die nu steeds aanwezig, in de vorm van een ritme, een drone, een geluid of een motief. Gaandeweg kan een stuk omslaan, maar van willekeur lijkt allerminst sprake. Er gebeurt heel veel, er is constant iets gaande en het luisteren naar Octobre is dan ook een intensieve bezigheid. De muziek doet een beroep op het uithoudingsvermogen, maar wie daarover beschikt wacht een avontuurlijk en spannend album dat op alle fronten overtuigt.