Pawlacz Perski, 2020
Pawlacz Perski is een vanuit de steden Toruń en Warschau opererend cassettelabel dat zich ten doel stelt de populariteit van eigentijdse Poolse muziek te vergroten. Het label heeft inmiddels een behoorlijke catalogus opgebouwd, zonder grote namen maar boordevol interessante muzikanten. De meeste recente release betreft het solo-album Runo van contrabassist Wojtek Traczyk.
Traczyk studeerde onder andere aan de muziekacademie van Katowice. Behalve bassist is hij ook componist en improvisator. De Pool is een muzikant die verschillende muziekstijlen verkent, zijn horizon steeds verbreedt, zijn muzikale taal verrijkt en die ook voortdurend herdefinieert. Wie twee eerdere uitgaven van Traczyk, het in 2012 verschenen Free Solo en het in 2012 uitgebrachte dziękuję dobrze, vergelijkt, hoort meer verschillen dan overeenkomsten. Het eerste album is een solo contrabasplaat waarop de muzikant de (akoestische) mogelijkheden exploreert, terwijl de tweede uitgave Traczyks songwriting-skills laat horen en ook gitaar, synthesizer, drums, percussie-sampler en zang bevat. Ook als songwriter gaat deze muzikant overigens volstrekt eigenzinnig te werk, en dat is een overeenkomst tussen de twee albums.
Hoewel Runo net als Free Solo een solo contrabas-album betreft, zijn het muzikaal uiteenlopende albums. Waar Traczyk in 2012 contrabas speelde en het instrument verder ongemoeid liet, heeft hij voor zijn nieuwe album zijn bas op verschillende wijzen geprepareerd. Hoe hij dat precies heeft gedaan, is ongewis, maar het is goed te horen dat niet alle klanken die hij produceert uit zijn instrument in oorspronkelijke staat kunnen worden getoverd. Het is een volgende stap in het onderzoeken van de mogelijkheden die de contrabas biedt.
Runo is zo’n album waar je even een paar keer doorheen moet, maar dat blijken uiteindelijk vaak de mooiste platen te zijn. De beloning van een paar keer nauwkeurig luisteren is groot en wat je aanvankelijk als weerbarstig, stijfkoppig of zelfs lelijk zou betitelen, blijkt bij nader inzien prachtige eigenzinnige muziek te zijn. Dat is ook hier het geval. De muziek die Traczyk maakt, pakt regelmatig behoorlijk noisy uit, maar ook daarin valt veel te ontdekken. De muzikale ideeën zijn authentiek en de uitwerking is rauw maar ook gevoelvol.
Hard en agressief (na)trillende klanken combineert Traczyk met rustige hoge noten in opener ‘Big Sur’. De schoonheid zit in het contrast, in het steeds spanning opwekken en weer loslaten. In ‘Raccoon’ weet de bassist zijn instrument om te toveren in een malende machine, terwijl hij daarbovenop een voorzichtig melodieus motief legt. De klankkast van de bas herbergt een enorme diepte, maar je hoort ook de snaren krassen. Na zo’n drie minuten wordt de sfeer grimmiger, speelt Traczyk op bijna bijtende wijze al strijkend zijn lijnen, die – beeldend gesproken – steeds meer grimassen gaan vertonen en gaandeweg als een zwerm gevaarlijk grote insecten op je afkomen. Toch laat de bassist zijn melodielijn niet helemaal los en bijna als vanzelf keert hij terug in het melodieuze spel waar het stuk mee begon.
‘Mirror Mirror’ opent met rammelende klanken, waarbij het niet de snaren in natuurlijke staat zijn die je hoort. De geluiden vormen een rommelend en dwarrelend geheel, waar Traczyk zo nu en dan een eenzame getokkelde toon aan toevoegt. Het is een drukte van belang, maar die ene eenzame toon zorgt ervoor dat er toch iets van rust te vinden is in het hectische stuk. ‘Meru’ start vervolgens rustig en beheerst, met als een gelaagde drone fungerende lange tonen en een traag repeterende diepe klank. Een folkachtige, klaaglijke en beetje geschifte melodie wordt eroverheen gelegd. Drone en melodie hebben een bijna bedwelmend effect, maar gaandeweg gaat de bassist steeds intenser spelen en het laatste gedeelte is zelfs zeer robuust. Als opgekropt verdriet dat eruit moet. De emotionele impact is groot.
‘Half Bear Half Elephant and Half Asleep’ is de titel van de slottrack die ten opzichte van ‘Meru’ veel minder toegankelijk klinkt. Verschillende manieren van spelen zijn door elkaar heen hoorbaar, hotsend en botsend maar op een of andere manier ook samengaand. Er rammelt iets mee, het schuurt en wringt, piept en kraakt en het is zeer intens. Er is zoveel aan de hand, dat je er niet op uitgeluisterd raakt.
Die laatste opmerking geldt voor het hele album. De muziek is origineel, de muzikale benadering ruw en de passie voor het instrument straalt er aan alle kanten vanaf. Het prepareren van de contrabas gebeurt zodanig dat dit hoorbaar is, maar gaat niet zover dat het de allesoverheersende factor in de muziek is. Het is en blijft een akoestische contrabas die je hoort, maar wel in vele gedaanten. Runo is een buitengewoon, verrassend en uitdagend album.