FMR, 2019
De Portugese drummer João Lencastre is een muzikant die zich niet in een hokje laat stoppen. In het verleden maakte hij onder meer avant-garde jazz en mainstream jazz, (alternatieve) rock, afrobeat, reggae, metal, wereldmuziek, punk, elektronische muziek en dance. Naar eigen zeggen houdt Lencaste van dramatische constrasten in muziek. Die gedachte ligt aan de basis van zijn nieuwe album Parallel Realities, al wil hij die contrasten nu op een andere manier onderzoeken dan gebruikelijk.
Daarvoor heeft hij een groep muzikanten om zich heen verzameld uit de Portugese avant-garde jazzscene en dat zijn niet bepaald de minsten. Albert Cirera is de uitzondering, want hij komt uit Spanje. Hij is een saxofonist die de mogelijkheden van zijn instrument soms tot in het extreme weet te exploreren. Op dit album speelt hij tenor- en sopraansax. Rodrigo Pinheiro is een pianist en organist die onder andere speelt in het RED Trio en ook met onder andere John Zorn, Joe McPhee, John Butcher en Nate Wooley samenwerkte. Verrassend was zijn bijdrage op kerkorgel op het album History of The Lisbon Chaplaincy, van een trio dat naast Pinheiro bestond uit Per Gärdin (saxofoon) en Pedro Lopes (draaitafel-percussie).
Gitarist Pedro Branco is ook zo’n muzikant die buiten de jazzpaden treedt, getuige de post-rock/noise-band Oh! Calcutta! waar hij deel van uitmaakt. Branco heeft zijn eigen jazztrio en speelde in duoverband met Lencastre en met João Hasselberg. Laatstgenoemde speelt op dit album basgitaar, contrabas en elektronica. Net als Branco is hij in Amsterdam gaan studeren en hij is/was onder andere te vinden in het Bruno Santos Ensemble, IMI Kollektief en het João Firmino Quinteto.
Lencastres basisidee voor Parallel Realities is om groepen binnenin groepen te hebben, waarbij verschillende dingen tegelijkertijd gebeuren omdat elke groep een andere rol speelt. De bedoeling is dat verschillende muzikale werelden tegelijkertijd klinken, maar samen een geheel vormen. Dat basisprincipe is goed om in gedachten te houden bij het luisteren naar het album, want het helpt om die niet al te makkelijke muziek te begrijpen.
Overigens is de muziek niet heel erg ontoegankelijk, maar er is wel steeds zoveel aan de hand dat geconcentreerd luisteren nodig is om het allemaal te kunnen vatten. ‘Departure’ opent elektronisch, experimenteel en ambientachtig. Lencastres slagwerk zorgt voor ontregeling (een woord dat, evenals het woord ‘contrast’, vaker zal vallen). De gitaartonen zijn langgerekt en Pinheiro brengt met zijn pianospel beweging aan in het stuk. Het Australische The Necks doemt even op als referentie, maar dit kwintet is ongeduriger van aard. Cirera meldt zich op tenorsax met melodische frasen. De sfeer is er een van onderhuidse spanning. Het contrast zit in de ambientstructuur (gitaar en elektronica) en de vrije jazzklanken van sax, piano, drums en elektronica.
De titel ‘Turbulent Journey’ spreekt boekdelen. In dit stuk geen aftasten, maar een drukte van belang, zonder in chaos te vervallen. Contrasten zijn te vinden in het bedrijvige en lage pianospel en de rustige lijnen van de sax aan het begin van het stuk. Waar de gitaar in ‘Departure’ een ambientrol aannam, is Branco in dit stuk veel opvallender aanwezig met ruwe en ontregelende klanken. Cirera’s spel op sopraansax is fragmentarisch. Het drumspel van Lencastre draagt bij aan het vrije gevoel dat de muziek oproept maar samen met het contrabasspel van Hasselberg vormt het ook de haperende motor waarop het stuk drijft. Een dominante rol voor een van de instrumenten is er niet in dit kwintet, al springen de melodieuze rollen van sax en piano er soms uit.
Na de eerste twee lange stukken volgen drie wat kortere werken. ‘The Maze’ vindt zijn grondslag in het experimenteel bibberende saxspel van Cirera, waar Branco – als contrast – een paar beheerste tonen achter plaatst. Pinheiro en Hasselberg spelen ieder hun eigen melodie, wat wonderwel past, terwijl Lencastre de licht ontregelende factor vormt. De bas gaat door met melodieus geplukt spel in ‘High Speed Chase’, waarin de piano sprankelt, de gitaar ontregelt, de freejazz-spirit hoog wordt gehouden door de drums en tonen van de tenorsax opkomen en wegsterven. Ruwe elektronische klanken zijn te horen in ‘Rush Hour’. Die klanken – en verderop ook de basgitaar – contrasteren met het akoestische spel van met name tenorsax, piano en drums. De gitaar klinkt wat op de achtergrond, maar heeft desondanks een opvallende vrije rol.
‘Crossing Worlds’ is met ruim veertien minuten het langste stuk op de plaat. Elektronica en rechtstreeks spel op de lage snaren van de piano zorgen voor een onderzoekend begin. De andere instrumenten lijken zich aan de experimentele klanken aan te passen, zodat een veelheid aan onderzoekende frasen ontstaat die als geheel weer het stuk vormen. Het stuk ontwikkelt zich rustig; er is geen haast maar juist alle tijd voor het geluidsonderzoek dat plaatsvindt. De beheersing die het vijftal aan de dag legt, wekt bewondering en het lange tijd ingehouden spel creëert spanning. Pas in de laatste paar minuten wordt het gezamenlijke spel expressiever.
Het album eindigt met twee korte stukken. In ‘Like A Walk In The Sky’ contrasteren het bedrijvige drumwerk, het nerveuze saxspel en de vervreemdende elektronica met de sobere pianoklanken. ‘Fire Dance’ is donkerder van toon. Cirera’s lange klanken en de elektronica krijgen tegenspel van zware tonen van de piano. De gitaar zorgt voor speldenprikken en de bas en de alomtegenwoordige drums zorgen voor tegendraadse ritmiek.
Luisteren naar Parallel Realities kan een intensieve bezigheid zijn. De titel van het album is raak gekozen en betekent ook dat in je hersenpan verschillende muzikale werelden moeten worden geaccepteerd en bijeengebracht. De grote rijkdom aan klanken en het inventieve spel maken de muziek echter ook een lust voor het oor voor degene die zijn muziek graag avontuurlijk en fantasierijk heeft.