JazzBlazzt, Neeritter
Zaterdag 8 juni 2019
Onder de noemer JazzBlazzt worden in een woonwijk in het Limburgse Neeritter regelmatig concerten georganiseerd, waarbij vrije improvisatie en freejazz de boventoon voeren. Initiatiefnemer en organisator Eric weet niet de minste namen te strikken om bij hem in de garage te komen spelen. Die garage is omgeturnd in een knus concertzaaltje waar het geluid goed is en het publiek aandachtig luistert.
Dirk Serries is een geregeld terugkerende muzikant bij JazzBlazzt. De Belgische gitarist is zeer actief en heeft muzikaal ook altijd wat te vertellen. Hij spreekt dan ook meer dan één muzikale taal. In Yodok III, bijvoorbeeld, bouwt hij samen met Kristoffer Lo met drones aan een grootse climax, waar Tomas Järmyr zijn onnavolgbare drumspel aan toevoegt. In Tonus, daarentegen, houdt Serries samen met een wisselend gezelschap het spel ingetogen en minimaal.

Vanavond treedt de gitarist op in duoverband met altviolist Benedict Taylor en in trioverband met Taylor en pianiste Martina Verhoeven. Taylor is een geschoold violist en altviolist die zowel in hedendaagse gecomponeerde muziek als in vrije improvisatie geïnteresseerd is. Als componist maakte hij theater- en filmsoundtracks en hij creëerde ook muziek voor moderne dansvoorstellingen. Samen met Serries maakt Taylor deel uit van incarnaties van Tonus. Dat laatste geldt ook voor Verhoeven. Naast piano speelt zij contrabas en als fotografe is zij verantwoordelijk voor een deel van het artwork van releases van Serries. Vorig jaar verscheen van haar Gratitude, een fotoboek plus solo-cd, waarop zij minimalistisch op piano in de weer is.
In de eerste set spelen Serries en Taylor twee volledig geïmproviseerde stukken. De twee muzikanten spelen geconcentreerd en laten hun muzikale ingevingen de vrije loop. Dat levert een spannende interactie op, die ook wordt gevoed door de uiteenlopende klankkleuren van de instrumenten. Serries’ spel is onderzoekend, fragmentarisch en vindingrijk. Al spelende lijkt de gitarist zijn eigen spel te analyseren om daarna in een mum van tijd de volgende gedachteflits in klank om te zetten. Daarbij maakt hij gebruik van objecten als een veer, een strijkstok en een aboriginal boemerang. Met die voorwerpen zoekt Serries naar nieuwe klanken, die hij met zijn hoofd gebogen boven zijn instrument aandachtig beluistert, niet alleen als op zichzelf staande klanken maar ook in combinatie met het altvioolspel van Taylor. Het spel heeft geen vastomlijnd ritme of melodie, maar boeit vooral door het avontuur dat in het onderzoekende spel besloten ligt.

Ook Taylor is een onderzoekende muzikant, maar op een andere wijze dan Serries. De altviolist oogt ontspannen en rustig, maar zijn spel is dat zeker niet altijd. Korte, felle gestreken noten worden afgewisseld met pizzicato spel en lange halen met de strijkstok gaan in een fractie van een seconde over in staccato accenten. De altviool wordt op conventionele en onconventionele wijze bespeeld. Met de strijkstok beroert Taylor de snaren achter de kam en ook het staartstuk (het gedeelte van het instrument waar de snaren aan vastzitten). Geluiden ontstaan ook doordat de Engelsman over de snaren wrijft of doordat hij met de strijkstok snaren in de lengte bestrijkt. In tegenstelling tot Serries weet Taylor melodische frasen in zijn spel te leggen, wat de genietbaarheid van het in wezen abstracte spel ten goede komt.
Na de pauze voegt Verhoeven zich bij de twee andere muzikanten. Zij trekt de aandacht met onorthodox spel waarbij zij het klavier van het instrument slechts spaarzaam beroert. Met een kleine mallet bewerkt zij de binnenkant van de rechtopstaande piano, die aan de voorkant helemaal open is. Zo ontstaan percussieve klanken en tonen, afhankelijk van welk onderdeel van de piano wordt beslagen. Met een brush wrijft Verhoeven ook over het instrument. Haar handen zijn alleen op het klavier te vinden voor een paar goed geplaatste klanknuances, passend bij het spel dat Serries en Taylor creëren.

Doordat zich een derde muzikant bij het duo voegt, ontstaat direct een heel ander muzikaal krachtenspel, zonder dat Serries of Taylor enige concessie doen. Serries plaatst een satéprikker tussen zijn snaren en met een strijkstok maakt hij lange klanken. Ook Taylors bron van muzikale vondsten blijkt nog lang niet uitgeput en hij gebruikt zelfs zijn poetsdoek om daarmee nieuwe klanken aan zijn altviool te ontlokken.
Het tweede, wat kortere stuk dat in trioverband wordt gespeeld, toont twee verschillende kanten van de improvisatiekunde van het drietal. In het eerste gedeelte wordt enigszins aangesloten bij het eerste stuk en is het spel onderzoekend met ruimte voor expressief spel. Daarna lijkt het stuk ten einde, maar met een enkele pianonoot geeft Verhoeven de aanzet tot een prachtig verstild tweede gedeelte, waarin elke klank van even groot belang is, maar ook de ruimte tussen de noten een voorname rol speelt. Serries bespeelt de hele klankkast van zijn gitaar met de boemerang, daarmee wrijvend of zachtjes kloppend.
Vooral met het laatste gedeelte bewijst het trio dat experimentele en abstracte muziek wel degelijk emotionele impact heeft. De interactie tussen de muzikanten is niet alleen prikkelend voor de oren maar ook als schouwspel zeer boeiend. Je komt ogen tekort om alle verrichtingen van de muzikanten gade te kunnen slaan. Natuurlijk schuurt en wringt de muziek regelmatig, maar dat is juist een grote charme van deze vrije improvisatiemuziek. JazzBlazzt kan een zeer geslaagde muzikale avond op zijn conto bijschrijven.