Gonçalo Almeida is een Portugese bassist die opereert vanuit Rotterdam. De man is zeer productief en toont zich in zijn basspel (op contrabas en basgitaar) een veelzijdig muzikant. Zo is Almeida in staat om robuuste rockgrooves te integreren in geïmproviseerde muziek in Albatre, ROJI en onlangs nog in Ikizukuri, dat recent een fraai album uitbracht samen met trompettist Susana Santos Silva (Suicide Underground Orchid). Daar staat tegenover dat de bassist ook een subtiele kant heeft, die bijvoorbeeld tot uiting komt in het trio LAMA, waarbij hij ook elektronica inbrengt in het spel van het trio.

In de laatste twee maanden zijn van nog twee uitgaven verschenen van projecten waar Almeida bij betrokken is. Op allebei is de ook in Rotterdam wonende elektronicapionier Rutger Zuydervelt te horen, op Voltas van het Hydra Ensemble onder zijn eigen naam en op Barbatrama van The Selva onder de al die jaren vertrouwde noemer Machinefabriek.

Hydra Ensemble – Voltas

Inexhaustible Editions, 2021

Het Hydra Ensemble bestaat naast Almeida op contrabas en Zuydervelt op elektronica uit Nina Hitz en Lucija Gregov, beiden op cello. De eerstgenoemde cellist, van oorsprong Zwitserse, zou je kunnen kennen van The Barton Workshop, daswirdas, The Kilimanjaro Darkjazz Ensemble en Zoikle. De laatstgenoemde, afkomstig uit Kroatië, is actief lid van van het collectief RE # SISTER bij WORM in Rotterdam en lid van bands en avant-garde-uitingen als Fruit From the Forest, Farbenfroh en The Mystify. Daarnaast verricht zij doorgaand onderzoekswerk met als titel Liquid Artist.

Het gaat hier om vier muzikanten met verschillende achtergronden, maar met een gedeelde liefde voor muzikale verkenningen. Dat is ook wat we horen op Voltas. In deze samenstelling gebeurt dat vooral beheerst, met vooral een goed gehoor voor klankkleuren en met gevoel voor het experimenteren binnen de context van het instrumentarium. Zuydervelt is daarbinnen wellicht de meest vrije muzikant, hoewel hij zijn inbreng subtiel inpast in en aanpast aan het soms naar kamermuziek neigende spel van de andere drie muzikanten en in die zin dus ook gebonden is. Soms vaart de elekronicamuzikant echter ook een eigen koers.

Het laten samenklinken van de snaarinstrumenten staat voorop in het lange eerste stuk. Almeida’s bas klinkt zacht maar ook ruw, fungerend als een soort drone van waaruit de twee cellisten hun spel spelen. Dat spel is fijngevoelig, gedeeltelijk gericht op het versterken van de drone, terwijl tegelijkertijd een van de cellisten voorzichtig andere muzikale wegen verkent. Zuydervelt weeft daar zijn elektronische klanken doorheen, zonder afbreuk te doen aan het akoestische karakter van de muziek. Het lage geluid van de contrabas geeft de muziek diepte, terwijl de cello’s juist mogen schuren en regelmatig hoge klanken produceren. In de laatste paar minuten wordt Zuydervelts inbreng groter, gaat het volume omhoog en krijgt het stuk enige vaart.

‘II’ is levendiger, met melodieus spel van Almeida, van neoklassieke klanken voorzien door Hitz en Gregov, die weer worden gecounterd door de licht ontregelende elektronica van Zuydervelt. De rollen verwisselen als Almeida zich gaat beperken tot spaarzame diepe tonen en een van de cello’s de melodische rol op zich neemt. De elektronica is in deze fase een onmiskenbare factor zonder op de voorgrond te treden. Het derde werk opent met elektronische klanken, hoog en iel, waar de strijkers behoedzaam hun lange tonen onder leggen. De patronen verschuiven, de klankkleuren wisselen van schemerig naar aardedonker en de spanning kruipt onderhuids.

In ‘IV’ doet een ritme zijn intrede, in driekwartsmaat. De beheerste strijkersklanken krijgen een vreemde toevoeging door krakende, tikkende, klingelende en trekkende geluiden, akoestisch en elektronisch. Het zorgt ervoor dat het stuk richting experimenteler terrein wordt geduwd, terwijl de componenten die het ritme vormen schaarser worden maar dat ritme wel steady blijft. Het ensemble zoekt weer donkerder contreien op in ‘V’, dat met name wordt beheerst door de lagen die de strijkers over elkaar heen leggen.

In het slotstuk vindt een mooi samengaan plaats van semi-klassieke strijkersklanken, kloppende en verderop ook dreigende elektronica en avant-gardistische neigingen. Elektronica speelt nu een zeer prominente rol. De gevoelswaarde ligt hoog, het experiment op de loer en muzikale schoonheid wordt gekoppeld aan weerbarstigheid. ‘VI’ is het meest dynamische stuk op het album, waarop de muziek in zijn experimenteerdrang best toegankelijk klinkt, veel nuances kent en een afgewogen en ook spannende mix kent van akoestische en elektronische klanken.

The Selva + Machinefabriek – Barbatrama

Shhpuma, 2021

The Selva bestaat uit Ricardo Jacinto (cello), Gonçalo Almeida (contrabas) en Nuno Morão (drums en percussie). Op hun titelloze debuut uit 2017 rekte het trio de grenzen van (kamer)jazz en geïmproviseerde muziek op door te refereren aan bijvoorbeeld Aziatische en Afrikaanse muziek en blues. Op opvolger Canícula Rosa uit 2019 waren die invloeden verdwenen om plaats te maken voor elementen uit folk, post-rock, ambient, drone, minimalisme en krautrock. Daarnaast deed elektronica zijn intrede in de muziek van het trio.

Dat elektronische element is gebleven op Barbatrama, al wordt dat nu verzorgd door Machinefabriek. Zuydervelt is ook verantwoordelijk voor de post-productie. Ten opzichte van het Hydra Ensemble is het ritmische aspect bij The Selva belangrijker, wat niet verwonderlijk is met een drummer in de gelederen. Maar ook daarbuiten is sprake van een ander soort muziek, iets meer uitgesproken wellicht en in zijn avontuurlijkheid nog iets gewaagder.

Barbatrama begint met het titelstuk en daarna volgen acht titels die varianten zijn op dat woord, al zijn het niet allemaal anagrammen. Het eerste stuk is kort, spannend, bestaande uit een spaarzaam aantal noten van Almeida en Jacinto en ruisende en slepende elektronica. De ritmische component wordt niet alleen door Morão vezorgd, getuige ‘Ramartaba’, waarin dat ritme in eerste instantie door de twee strijkers wordt gespeeld in de vorm van een motief dat ook melodisch is. Machinefabriek schuift daar zijn elektronica tussendoor. Na ruim twee minuten neemt Morão het heft in handen met een Afrikaans aandoend ritmisch patroon. Zuydervelt legt daar de bewerkte klanken van Almeida en Jacinto overheen, luid en enigszins futuristisch klinkend en daarmee mooi contrasterend met het tribale ritme.

In ‘Barbamatra’ speelt galm een grote rol en is het spel van de strijkers kleurrijk, terwijl de drums accenten leggen zonder een vaste beweging vooruit te creëren. Het gebruik van stemmen wordt geïntroduceerd in ‘Tramabarta’, een kort stuk met een aanstekelijk ritme en een repeterend motief dat wordt omringd door galmende klanken. Gaandeweg gaat het stuk piepen en kraken. Pratende stemmen zijn ook hoorbaar in ‘Trabamaba’, dat het van suspense moet hebben. Het zou als soundtrack van een spannende film noir niet misstaan. Ook ‘Bamabartra’ staat bol van de spanning, al gaat de film noir-associatie hier niet op. The Selva en Machinefabriek creëren de sfeer met schetsende bas- en celloklanken, mysterieus bekkenspel, duistere tomslagen en een fijnzinnige elektronische laag.

‘Mabartrama’ is met ruim acht minuten het langste stuk op het album. Veel van waar The Selva op dit album voor staat, komt in dit stuk samen. Jacinto’s spel is geladen met emotie. Het wordt ontregeld door de ritmische plaagstoten van Morão, maar het pizzicato basspel van Almeida houdt het stuk op vreemde wijze gaande. Wat in het begin een beetje rommelig overkomt, blijkt een zich herhalend patroon dat, eenmaal ermee vertrouwd, indruk maakt. Tussendoor klinken ruwe geluiden, een beetje op de achtergrond. Gaandeweg gaat het stuk wat jazzier klinken, maar dan wordt plots de ondergrond weggehaald, zodat alleen de cello overblijft. De elektronica dreigt, maakt een rare beweging en duwt het stuk daarmee weer op gang, maar net een andere richting op. Het zijn dit soort onverwachte ingevingen en wendingen die de muziek een onvoorspelbaar karakter geven en daarmee ook een meerwaarde.

Geprononceerde ritmiek is een bepalende factor in ‘Marmatraba’. Morão legt zijn ritmische patroon gevoelvol en enigszins lichtvoetig, terwijl Almeida en Jacinto hun lage register beproeven. Daar wordt plots een derangerende cellopassage overheen gelegd, met een vervormde klank dus waarschijnlijk Zuydervelts werk, waarna de cello zich op melodieuzer terrein begeeft. Een mannenstem wordt toegevoegd en langzaam vult de muzikale ruimte zich. In slotstuk ‘Bamartabar’ is de ritmiek aanvankelijk afwezig en de elektronica van Machinefabriek duidelijk aanwezig. Ambient-texturen lijken de koers te bepalen, totdat plotsklaps de koers wordt verlegd en een pulserend ritme de macht overneemt, al wordt die onderbroken door een elektronische drone. Pas tegen het einde horen we de bas en cello in akoestische vorm.

The Selva is een trio dat kennelijk niet van plan is om twee keer eenzelfde soort album te maken. Uiteraard hebben de drie muzikanten hun eigen stijl, maar ze zijn ook veelzijdig en gericht op muzikale innovatie. Wat dat laatste betreft is Machinefabriek een ideale compagnon. Op Barbatrama leidt de samenwerking tot een avontuurlijk en boeiend album, waarop de muzikanten inventief omgaan met het elektronische element, regelmatig verrassend uit de hoek komen en ver weg blijven van platgetreden paden.

Voltas bandcamp

Barbatrama bandcamp