Raash, 2020
Uit Israël komt Andarta, een trio dat opereert vanuit Jeruzalem. De band bestaat uit Alon Ovnat op vocalen, Itai Anker op drums en Shaul Kohn op bas. Inderdaad: géén gitaar. Andarta EP is het debuut van het luide trio en deze eerste 21 minuten klinken veelbelovend.
Andarta speelt noiserock met een punk-attitude en een industrial-invloed. Die laatste invloed betreft industrial van het zware soort. Dit trio maakt snoeiharde en beukende noiserock, die desondanks ook iets broeierigs heeft. Het ontbreken van een gitaar zal daar debet aan zijn. Daardoor heeft de band een mooie kale sound en krijgen bas en drums alle ruimte. Die ruimte wordt door Kohn en Anker niet gebruikt om gaten te vullen. De band houdt zijn muziek basic en juist daardoor komt elke klap als een mokerslag aan.
De eerste ep van Andarta telt vier tracks die laten horen dat de band stijlvast is. Elke song kenmerkt zich door harde drumslagen, een ronkende bas en een voluit gaande zanger, zonder dat Ovnat zich overschreeuwt, iets wat in dit genre nog wel eens een euvel is. Het stemgeluid van de zanger is misschien even wennen, maar de vocalen staan goed in de mix en zijn een meerwaarde in de muziek die zonder vocalen trouwens ook overeind zou blijven.
‘Muscle’ opent de ep met dreigende basklanken, duidend op gevaar dat vanachter een beschutting op de loer ligt. Met een donker klinkende basdrum en slagen op de bekkens wordt het stuk op gang getrokken. Het tempo is nog langzaam, maar daar komt verandering in met een staccato maar tegelijkertijd loodzware basriff. Even later laat Kohn zijn bas langer doorklinken en meldt Ovnat zich met een paar kreten in het geheel. Net als de muziek is de tekst basic, bestaande uit slechts een paar woorden. De muziek beukt erop los, maar er is ruimte voor nuance. Zo laat de bas even los en horen we het zware maar ook intelligente drumwerk van Anker even solo. De sfeer blijft het hele stuk door onheilspellend.
Dat binnen de coherente sound van het trio ook variatie mogelijk is, blijkt uit ‘Bondage’. Het ritme van de drums is stuwend, de bas beperkt zich tot percussief spel en Ovnat is nu iets bedrijviger, in zijn voordracht energiek en boos klinkend. In al zijn weerbarstigheid heeft het stuk ook iets aanstekelijks, niet in de laatste plaats door het memorabele ritme dat tot meebewegen uitnodigt. Anker en Kohn variëren op het basismotief, maar zij doen dat spaarzaam en goed gedoseerd.
In ‘Weapon’ verzorgt Kohn’s vervaarlijk ronkende bas het intro, waar Anker een paar ferme tomslagen en later ook bekkenslagen aan toevoegt. In een traag tempo wordt dreiging gecreëerd, waar Ovnat zijn typerende zang overheen legt. Die zang is niet gespeend van melodie en wordt met veel bravoure gebracht. Hoe verder de track vordert, hoe harder de muziek op de luisteraar inbeukt. Opnieuw gebeurt dat met slechts een paar muzikale ingrediënten en zonder echte riff. Het is knap hoe het trio met minimale middelen maximaal effect sorteert.
Afgesloten wordt met ‘Dehumanise’, dat net zo hard binnenkomt als ‘Weapon’, maar in een trager tempo. In het begin beperkt Kohn zich tot het op de tel spelen van één noot, die keihard wordt gespeeld. Daar voegt hij verderop een paar hoge klanken aan toe. De drive komt van de drums, waarbij Anker zich (opnieuw) laat gelden met harde en goed gedoseerde slagen. Geen overbodige poespas bij Andarta, beperken tot het hoofddoel volstaat. Ovnat mag zijn vocalen over de gestripte muziek heen leggen, wat hij met een goed gevoel voor emotie doet. Tegen het einde voegt Kohn een bak noise toe aan zijn basspel.
Het is kort, 21 minuten en slechts vier tracks, maar Andarta geeft in die beperkte tijd en handvol songs een fraai visitekaartje af waarin het drietal een goed gevoel voor dosering koppelt aan een hang naar agressiviteit. Het eerste leidt het tweede in goede banen. De gestripte en minimale sound van de Israëliers heeft een grote zeggingskracht. Het wordt interessant om te horen hoe de muziek van dit trio zich gaat ontwikkelen. Tot die tijd is het genieten van deze zeer geslaagde ep.